Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.5.2 Uitvoering van de verplichting volgens de ambtelijke rapportages

Het ministerie van Justitie vermeldt in zijn bijdrage dat de zorg voor de kwaliteit van wetgeving een belangrijke taak is van dit departement. Internationaalrechtelijke toetsing wordt daaronder begrepen. Het ministerie besteedt aandacht aan de wetsvoorstellen die momenteel op bovengenoemde terreinen in behandeling zijn. De mogelijkheid van blijvende strijdigheid met het Verdrag komt daarbij niet aan de orde.

Over het voorstel tot wijziging van de Wet conflictenrecht echtscheiding (zie hierna uitgebreider in 4.5.3) wordt opgemerkt dat de aanleiding voor de verdergaande erkenning van de verstoting ligt in enige honderden naturalisatiedossiers. Deze worden niet afgewikkeld omdat (in de praktijk vooral) de hertrouwde Marokkaanse aanvrager niet kan aantonen dat zijn eerdere echtgenote zich heeft neergelegd bij de door hem uitgesproken verstoting.

4.5.3 Uitvoering van de verplichting volgens de NGO-rapportages [54]

Naamrecht

In het huidige naamrecht heeft een vrouw die getrouwd is of haar kind laat erkennen, wettelijk niet de mogelijkheid om haar kind haar eigen naam te geven. Dat dit anno 1997 nog steeds geldend recht is, getuigt niet van daadkrachtig optreden van de overheid, aldus de NGO's. In 1984 verscheen een voorontwerp tot herziening van het naamrecht, de Hoge Raad heeft in 1988 bepaald dat het huidige naamrecht in strijd is met het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen. Thans ligt een wetsvoorstel bij de Eerste Kamer dat bij afwezigheid van een keuze door de ouders automatisch de naam van de man aan het kind toedeelt. [55] Dit wetsvoorstel is in strijd met artikel 16 lid 1 sub d van het Verdrag, dat verplicht tot gelijke rechten van ouders bij het kiezen van een geslachtsnaam voor hun kinderen.

Wetsvoorstel conflictenrecht echtscheiding

In de huidige Wet conflictenrecht echtscheiding van 1981 is erkenning van verstoting slechts mogelijk als blijkt dat de vrouw ermee heeft ingestemd. Op 7 mei 1996 is bij de Tweede Kamer een wijzigingsvoorstel ingediend, dat beoogt de mogelijkheid van erkenning van een verstoting uit te breiden voor die gevallen waarin de buitenlandse vrouw in het land van herkomst verblijft. Instemming is dan niet langer een vereiste. [56]

Het wijzigingsvoorstel ontlokte aan een van de NGO's de opmerking: "Het indienen van zo'n voorstel laat wel duidelijk zien dat zelfs ministeries niet op de hoogte zijn van verdragsverplichtingen, dat is zorgwekkend."

De NGO's voeren een groot aantal bezwaren aan.

  • De belangenafweging achter het wetsvoorstel is onbegrijpelijk.
  • Het is voor de verstoten vrouw wel degelijk van belang op de hoogte te zijn van het einde van haar huwelijk, zodat ze de bruidsschat kan opeisen en kan hertrouwen; bovendien zal in een aantal gevallen een echtscheidingsprocedure in Nederland voor haar belangrijk kunnen zijn.
  • Het argument dat de vrouw niet te achterhalen is om bewijs van instemming met de verstoting te verkrijgen, roept ernstige twijfels op.
  • Van een in Nederland wonende man mag verwacht worden dat hij weet of nagaat welke eisen in Nederland aan een erkenning van een ontbinding van een huwelijk worden gesteld (sinds 1981) en hij kan zorgen dat daaraan wordt voldaan. Doet hij dit niet, dan heeft hij eventuele problemen daaromtrent aan zichzelf te danken; er kan altijd nog een reguliere echtscheidingsprocedure gevoerd worden.
  • Het verblijfplaatscriterium beschermt vrouwen onvoldoende tegen situaties waarin zij naar het land van herkomst worden teruggebracht, of daar na een vakantie worden achtergelaten en vervolgens na enige tijd worden verstoten.
  • Nederlandse echtscheidingsvonnissen worden door een aantal islamitische landen niet erkend. Met het wijzigingsvoorstel wordt geen onderhandelingspositie gecreëerd om deze wel te laten erkennen. Vooral Marokkaanse vrouwen ondervinden veel nadelen van het feit dat de Nederlandse echtscheiding niet wordt erkend in Marokko.
  • Tegenover de tegemoetkoming aan Marokkaanse mannen die willen naturaliseren, staan de problemen van 5000 in Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen die moeilijker dan voorheen kunnen naturaliseren. Bij het ophalen van de benodigde papieren lopen zij het risico te worden opgepakt wegens overspel. Nederland stelt namelijk sinds twee jaar de eis dat bepaalde papieren gelegaliseerd worden in het land van herkomst.
  • De mensenrechtenbeweging en de vrouwenbeweging in Marokko ijveren voor aanpassing van het personen- en familierecht ter verbetering van de rechten van vrouwen. De verstoting zonder betrokkenheid van de vrouw is een instituut dat in Marokko inmiddels aan betekenis verliest.
  • De eenzijdige verstoting is in strijd met artikel 16 lid 1 sub c van het Verdrag.
  • Erkenning van de eenzijdige verstoting is in strijd met de fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde.
  • Op de Wereldvrouwenconferentie is het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen erkend; onderdeel daarvan is het niet-verbreken van het huwelijk tegen haar zin. [57]

Wet limitering alimentatie

De Wet limitering alimentatie stelt in principe een maximum (12 jaar) aan de duur van alimentatiebetalingen na echtscheiding. Deze wet gaat uit van de - thans nog niet bereikte - situatie van een volledig geëmancipeerde samenleving en is vooral nadelig voor vrouwen die tijdens hun huwelijk niet of nauwelijks buitenshuis hebben gewerkt in een tijd dat dat niet ongewoon was. Momenteel wordt er door Divortium, de bond van gescheiden vrouwen, en de Stichting Rechtenvrouw een procedure gevoerd over deze wet. Volgens eiseressen is deze in strijd met artikel 2 van het Verdrag, omdat de wet vrouwen op een achterstandspositie zet en een verslechtering van de positie van vrouwen ten opzichte van die van mannen bewerkstelligt.

Ouderschap en afstamming

  • Het Clara Wichmann Instituut pleit voor verzorgend ouderschap als genererend criterium voor juridisch ouderschap. Het vasthouden door de regering aan de "fundamentele uitgangspunten" van het familierecht heeft als gevolg dat met name sociale moeders en homoparen uitgesloten worden van juridisch ouderschap. Het sociale ouderschap houdt in dat de (mede)verzorgende ouder geen biologische band heeft met het kind, waardoor belangrijke rechtsgevolgen niet intreden voor zowel ouder als kind: de onderhoudsplicht, het gezag, erfrechtelijke regelingen, het recht op naam en nationaliteit en omgangsrecht. Maar binnen de grote groep sociale ouders wordt onderscheid gemaakt: sociale moeders worden niet gelijk behandeld aan sociale vaders, en homoseksuele paren niet hetzelfde als heteroseksuele paren. Zo kunnen vaders en hetero's wel juridische ouders worden, maar sociale moeders en homoparen nooit. [58] Door het vasthouden aan (fictieve) afstamming komt het huidige afstammingsrecht in strijd met internationale rechtsregels in de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens en in het Verdrag. [59]
  • Het wetsvoorstel medevoogdij en gezamenlijke voogdij legt de ongelijkheid vast en is daarmee eveneens strijdig met het recht op eerbiediging van het gezinsleven en gelijke behandeling in de Europese Conventie.
  • Er wordt momenteel een proefproces gevoerd om stiefouderadoptie te verkrijgen voor een sociale moeder in een lesbische relatie. Dit is afgewezen door de rechtbank en het Hof te Amsterdam; nu buigt de Hoge Raad zich hierover.