Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.4.5 Opvattingen van de rapportagecommissie

Het rapport Vrouwenverdrag/Gezondheidszorg neemt in feite afstand van de benadering die de regering nog koos in de CEDAW-rapportage van november 1992.

Omdat de VWS-bijdrage werd vastgesteld kort na verschijning van genoemd rapport, is het begrijpelijk dat dit departement niet expliciet op de conclusies ingaat. De rapportagecommissie doet dat wel. Zij onderschrijft de conclusie dat de verschillen tussen mannen en vrouwen in gezondheidstoestand en in de consumptie van voorzieningen met zich meebrengen dat het beleid van de overheid en het beleid in de gezondheidszorg als zodanig voortdurend dient te worden afgestemd op deze verschillen. Van daaruit dient rekening gehouden te worden met biologisch en sociaal bepaalde specifieke behoeften van vrouwen. De vrouwenhulpverlening en de vrouwengezondheidszorg - thans verbreed tot seksespecifieke hulpverlening - hebben in het rapport genoemde problemen, zoals de communicatie tussen arts en vrouwelijke patiënt, medicalisering en tekortschietend preventiebeleid, adequaat opgepakt en van oplossingen voorzien. Er moeten derhalve goede redenen zijn om van overheidssteun op deze terreinen af te zien.

Thans wordt nog te vaak van de veronderstelling uitgegaan dat algemeen gezondheidsbeleid neutraal zou zijn. Te constateren valt dat nog onvoldoende in kaart wordt gebracht wat de gevolgen voor vrouwen zijn van (voorgenomen) beleid. Zo kan een systeem van eigen bijdragen of aanvullende verzekeringspakketten vrouwen harder treffen dan mannen. [50] Ook de maatregelen op het gebied van de thuiszorg hebben effecten voor vrouwen. Bij afwezigheid van voldoende thuiszorg wordt de druk op een mantelzorg, vooral verleend door vrouwen, groter. [51]

Met nadruk zij erop gewezen dat de toenemende vergrijzing, met de daaruit voortvloeiende groeiende zorgvraag, haaks staat op het beleid gericht op arbeidsparticipatie van tot nu toe niet betaald werkende vrouwen. Daardoor wordt immers het tot nu toe vooral door vrouwen geleverde zorgaanbod voor ouderen, kleiner. Thans wordt op dit verschijnsel onvoldoende geanticipeerd.

Geslachtskeuze op niet-medische gronden is in strijd met het Verdrag wanneer hier 'gender bias' aan ten grondslag ligt.

Ten slotte vraagt de rapportagecommissie aandacht voor het fenomeen vrouwenbesnijdenis. Hoewel dit in Nederland strafbaar is, blijkt uit publicaties dat vrouwenbesnijdenis hier toch voorkomt. [52] Aan deze verboden mag niet getornd worden; het is van groot belang dat er streng op wordt toegezien.