Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.4.2 Bevindingen van het rapport De betekenis van artikel 12 vrouwenverdrag voor Nederland: gezondheid als recht

In dit rapport (voortaan in dit hoofdstuk: Vrouwenverdrag/Gezondheidszorg [42] ) wordt de conclusie getrokken dat de uitbanning van discriminatie van vrouwen op het terrein van de gezondheidszorg inhoudt dat steeds gekeken dient te worden naar de feitelijke positie van vrouwen. Vrouwen dienen in materieel opzicht dezelfde positie te verkrijgen als mannen. Dat betekent dat in het beleid rekening gehouden dient te worden met de specifieke behoeften van vrouwen als gevolg van hun biologische kenmerken, hun rol bij de voortplanting en hun positie in de samenleving. De behoeften van vrouwen in een extra kwetsbare positie dienen apart in het beleid te worden betrokken. Gedoeld wordt op onder meer oudere, allochtone en illegale vrouwen en vrouwen met een chronische ziekte of handicap.

Enkele conclusies over het gebruik van de gezondheidszorg

  • Vrouwen hebben een grotere en andere ziektelast dan mannen. De hogere levensverwachting speelt hierbij een grote rol, maar blijkt niet de enige verklaring te zijn.
  • Er is sprake van ondervertegenwoordiging van vrouwen in de medisch-specialistische zorg, terwijl vrouwen vaker dan mannen lijden aan chronische aandoeningen. Soms is bij deze aandoeningen medisch-specialistische zorg niet de oplossing en zijn vrouwen aangewezen op alternatieven waaraan vaak eigen bijdragen zijn verbonden, zoals fysiotherapie. Er zijn ook ernstige aandoeningen die bij vrouwen onvoldoende worden onderkend door de eerstelijnszorg, zoals hart- en vaatziekten en diabetes.
  • De dienstverlening aan zwangere vrouwen en jonge moeders voldoet niet aan de eisen van artikel 12; diverse vormen van zorgverlening zijn geen onderdeel van het standaard verstrekkingenpakket, en als ze dat wel zijn, dienen er vaak eigen bijdragen te worden betaald. [43]
  • Vrouwen hebben - gezien het vaker voorkomen van langdurige aandoeningen en beperkingen - meer behoeften aan 'care'. De productiviteit van de 'care'sector heeft geen gelijke tred gehouden met de vergrijzing. De thuiszorg kan niet voldoen aan de vraag. Particuliere thuiszorg is voor vrouwen, gezien hun lagere inkomen, minder toegankelijk dan voor mannen. De informele zorg, die voor een onevenredig deel door vrouwen wordt verricht, verdient meer ondersteuning en beloning. Het aandeel van mannen dient te worden gestimuleerd. (Op dit punt legt het rapport een verband met het emancipatiebeleid.)
  • De voorgestelde Koppelingswet waarborgt aan illegale en onverzekerde vrouwen alleen toegang tot collectief gefinancierde zorg in het geval van een acute medische noodsituatie. Dit wetsvoorstel staat op gespannen voet met het Verdrag. [44]

Enkele conclusies over seksespecifieke gezondheidszorg

  • Preventieve programma's, preconceptionele en prenatale diagnostiek hebben vrouwen gezondheidswinst opgeleverd. Wel signaleert het rapport een schaduwzijde: het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen kan in gevaar komen als het verwachtingspatroon ontstaat dat vrouwen alle mogelijke preventieve onderzoeken moeten ondergaan rond de voortplanting. Op dit moment betekent dit vooral aandacht voor de houding van de aanbieders van deze zorg en voor de voorlichting.
  • Het gemiddeld aantal huisartsbezoeken van vrouwen ligt hoger dan dat van mannen. Dit is deels toe te schrijven aan de slechtere gezondheidstoestand van vrouwen. Verder hangt frequent bezoek samen met vragen rond anticonceptie, kinderwens, zwangerschap, aandoeningen van de geslachtsorganen, psychische problemen, gevolgen van seksueel geweld en sociaal-demografische kenmerken. Verder worden vrouwen minder snel doorverwezen en vaker terugbesteld. Bezuinigingen op de huisartsenzorg treffen vrouwen daarom meer dan mannen en zijn dus in hun effect niet sekseneutraal.
    De nadelige effecten voor vrouwen dienen in kaart te worden gebracht en er dient onderzocht te worden of compensatie mogelijk is.
  • In de geestelijke gezondheidszorg is een seksespecifieke benadering geboden. De achtergrond en problematiek van vrouwen en mannen met een psychiatrische stoornis zijn zeer verschillend.
  • Tweemaal zoveel vrouwen als mannen gebruiken benzodiazepinen als slaap- en kalmeringsmiddelen. Er kleven nogal wat nadelen aan deze middelen. Medicalisering en communicatieproblemen tussen vrouwen en artsen vormen een voor de hand liggende verklaring. Voorlichting aan artsen en publiek is wellicht een van de oplossingen.
  • Gesignaleerd wordt de noodzaak van seksedifferentiatie bij geneesmiddelenonderzoek.
  • Er bestaat nog steeds een beeld dat vrouwen onnodig gebruik maken van de gezondheidszorg. Van deze beeldvorming ondervinden vrouwelijke patiënten nadelige gevolgen in de behandeling en bejegening van artsen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat vrouwen juist minder vaak naar de huisarts gaan dan op grond van hun gezondheidstoestand verwacht mag worden.
  • Huisartsen signaleren onevenredig veel psychische en sociale problemen bij vrouwen.
  • Tussen vrouwelijke patiënt en mannelijke arts is vaak sprake van slechte communicatie.