Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.2 Bevorderen maatschappelijke en politieke participatie

4.2.1 Inhoud van de verdragsverplichting

Artikel 7 verplicht de overheid om de discriminatie van vrouwen op het terrein van de politieke en openbare besluitvorming te bestrijden, en het recht van vrouwen te verzekeren op deelname aan het politieke en openbare leven op gelijke voet met mannen. Het artikel noemt het actief en passief kiesrecht, de benoeming in overheidsfuncties en openbare ambten, deelname aan de vaststelling van overheidsbeleid en de deelname aan niet-overheidsorganisaties en verenigingen op het gebied van het openbare en politieke leven.

In dit kader is ook artikel 2 sub b van belang, waarin staat dat lidstaten passende wettelijke en andere maatregelen dienen te treffen, waar nodig met inbegrip van sancties waarin alle discriminatie van vrouwen wordt verboden.

Nederland was reeds gebonden aan verplichtingen op het terrein van politieke participatie op grond van het EVRM, het IVBPR en het Verdrag over de politieke rechten van de vrouw. [3] Het Verdrag gaat echter verder dan deze internationale verdragen.

Het CEDAW stelt over de participatie van vrouwen altijd veel vragen en besteedt veel aandacht aan de invloed van vrouwen op de besluitvorming op overheidsniveau. Enerzijds wordt er om statistisch materiaal gevraagd, anderzijds naar maatregelen om de toegang voor vrouwen tot de besluitvorming te vergemakkelijken. [4]

De kring van organisaties waarvoor artikel 7 geldt, is ruim. Volgens het CEDAW behoren tot organisaties op het terrein van het openbare leven in elk geval werkgevers-en werknemersorganisaties. In de artikelsgewijze toelichting bij de Goedkeuringswet heeft de Nederlandse regering artikel 7 (c) aldus uitgelegd, dat men hierbij kan denken aan politieke partijen en andere openbare instellingen op politiek terrein, aan organisaties op sociaal-economisch terrein als vakverenigingen, verenigingen van vrije beroepsbeoefenaren, verenigingen van ondernemers en consumentenorganisaties. Maar ook aan organisaties of verenigingen op cultureel gebied. [5]

In de eerste CEDAW-rapportage benadrukte Nederland de methode van de streefcijfers, voor de overheid zelf en voor andere organisaties. Gemeld werd dat de overheid door middel van subsidies tracht politieke partijen te stimuleren om een beleid van positieve actie te voeren.