Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.2.2 Uitvoering van de verplichting volgens de ambtelijke rapportages

In het Nederlandse beleid is de verantwoordelijkheid voor participatie zoals het Verdrag die opvat, gespreid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken bereidt kabinetsstandpunten en beleid over politiek en openbaar bestuur voor. De coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid bereidt standpunten en het beleid over de maatschappelijke besluitvorming voor. De verantwoordelijkheid voor de aanstelling en deelname van vrouwen in (hogere) overheidsfuncties is gespreid over alle departementen. De verantwoordelijkheid voor invloed van vrouwen op het beleid - participatie in bredere zin - ligt deels bij de departementen, deels bij de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid. Deze geeft ook in eerste instantie het beleid vorm op het terrein van de 'national machinery' en de emancipatieondersteuningsstructuur.

De vertegenwoordiging van vrouwen en emancipatiedeskundigheid in adviesraden is eveneens een gespreide verantwoordelijkheid. [6]

Het ministerie van Binnenlandse Zaken vermeldt in zijn bijdrage dat het publiceren van gegevens over de politieke participatie van vrouwen voortgezet wordt. Door middel van voorlichting over politieke functies wil men de belangstelling van vrouwen vergroten.

Het kabinetsstandpunt Vrouwen in politiek en openbaar bestuur van 1992 bevatte streefcijfers en een aantal voorwaardenscheppende en stimulerende maatregelen. In 1995 zou een evaluatie volgen, opdat er voor de periode 1996-2000 vervolgbeleid kon worden geformuleerd. Medio 1995 vroeg de minister van Binnenlandse Zaken hierover advies aan de Emancipatieraad (ER); in november 1995 kreeg hij antwoord. [7] Een jaar later - medio november 1996 - ontving de Kamer het mede op dit advies gebaseerde kabinetsstandpunt Vrouwen in politiek en openbaar bestuur: het vervolg. [8] Dit vervolgbeleid strekt zich uit tot alle functies binnen de politiek en het openbaar bestuur en geldt tot eind 2002. Elementen zijn wederom: streefcijfers voor verkiezingen in vertegenwoordigende lichamen en voor benoemingen van burgemeesters en Commissarissen van de Koningin, jaarlijkse rapportages door het ministerie van Binnenlandse Zaken, jaarlijkse gesprekken met voorzitters van politieke partijen over hun mogelijke bijdragen aan de realisering van de doelstellingen, financiële ondersteuning van vernieuwende of aanjagende projecten en evaluatie per eind 2002.

Bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken over 1997 heeft de Tweede Kamer in december 1996 een motie-De Cloe aangenomen, waarin het kabinet verzocht wordt een half miljoen gulden te besteden aan ondersteuningsbeleid ten aanzien van vrouwen in politiek en openbaar bestuur. [9]

Er bleken geen gegevens beschikbaar te zijn over het beleid ter bevordering van vrouwen in (hogere) overheidsfuncties.

In de Beleidsbrief Emancipatiebeleid 1997 van het ministerie van SZW is politieke en maatschappelijke besluitvorming als hoofdaandachtsgebied opgenomen. In de toelichting valt de nadruk op het belang van participatie voor de legitimiteit en kwaliteit van de besluitvorming. Er wordt ook geconstateerd dat uit wetenschappelijk onderzoek inmiddels een veelheid van oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen naar voren is gekomen.

In april 1995 is de landelijke databank van deskundige vrouwen - Toplink - van start gegaan, gesubsidieerd door vier departementen voor de periode van drie jaar. De databank bevat inmiddels een bestand van meer dan 900 deskundige vrouwen. Het kabinet wil de bekendheid van Toplink vergroten. De vraag naar bemiddeling zou moeten worden gestimuleerd, aldus het eindadvies van de interdepartementale projectgroep Vergroting van deelname van vrouwen aan de maatschappelijke besluitvorming (maart 1996). In 1997 vindt een evaluatie plaats.