Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.10.3 Uitvoering van de verplichting volgens de NGO-rapportages [85]

Uitvoeringspraktijk van Vreemdelingencirculaire B17

  • De politie geeft vrouwen geen of onvoldoende bedenktijd, met name bij vrouwen die zijn aangehouden bij controles en invallen. Vrouwen worden soms onder druk gezet om te getuigen, terwijl de voorlichting over procedures en consequenties bij aangifte vaak inadequaat is. De Stichting tegen Vrouwenhandel (die het slachtoffer hulp biedt) wordt niet altijd in een vroeg stadium ingeschakeld. In het algemeen wordt het belang van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan het opsporings- en vervolgingsbeleid.
  • Tijdens het strafproces wordt soms onzorgvuldig omgegaan met de gegevens van de aangeefster (bijvoorbeeld haar verblijfplaats wordt in het proces-verbaal vermeld) en zij wordt niet altijd op de hoogte gebracht van de datum van vrijlating van de verdachte.
  • Sommige politiekorpsen stellen, niet conform het standpunt van het ministerie van Justitie, aan het opnemen van een aangifte of een aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning op grond van Vreemdelingencirculaire B17 de voorwaarde dat de vrouw stopt met werken in de prostitutie. Deze voorwaarde heeft geen wettelijke basis.
  • De toegang tot voorzieningen blijft problematisch. Naar aanleiding van een actie door de Stichting tegen Vrouwenhandel is recent het recht op bijstand van slachtoffers van vrouwenhandel tijdens de bedenktijd en na de aangifte bevestigd door het ministerie van SZW, of de vrouwen nu wel of niet papieren hebben. Ook is toegezegd dat de noodzakelijke stappen ter effectuering genomen zullen worden. In een Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV 15 april 1996) wijst het ministerie van Justitie onder andere vreemdelingendiensten er nadrukkelijk op dat zij desgewenst een bijstandsverklaring aan de betrokken sociale diensten dienen af te geven. Het is nog niet vast te stellen of daarmee de problemen opgelost zijn of dat nieuwe problemen opdoemen als de voorgestelde Koppelingswet doorgaat.
  • De mogelijkheden tot vergoeding van de schade aan de slachtoffers van vrouwenhandel worden niet benut. Door de Wet Terwee zijn er meer mogelijkheden voor schaderegelingen en vergoedingen, maar politie en justitie lijken zich niet in te spannen deze te benutten.

Beleid

De Stichting tegen Vrouwenhandel en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten dringen aan op specifiek beleid voor de bescherming van slachtoffers van vrouwenhandel en het bieden van mogelijkheden om naar eigen land terug te keren.

  • Slachtoffers worden nu onvoldoende beschermd tegen represailles van handelaren, tegen (al dan niet formele) represailles van de autoriteiten in eigen land (waaronder eventuele strafrechtelijke vervolging op grond van prostitutie of illegale grensoverschrijding), en tegen sociale uitsluiting in eigen land als gevolg van prostitutie. Er is geen beleid met betrekking tot het verlenen van verblijfsvergunningen op humanitaire gronden, wat rekening houdt met de specifieke positie van slachtoffers van vrouwenhandel. Bij een beslissing over terugkeer moet getoetst worden aan artikel 3 EVRM, dat verbiedt om personen bloot te stellen aan (mogelijke) wrede of onmenselijke behandeling. Dit kan met zich brengen dat uitzetting niet is geoorloofd.
  • Er is een gebrek aan voorzieningen voor slachtoffers om een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland. De vergunning tijdelijk verblijf op grond van de Vreemdelingencirculaire B17 geeft geen toegang tot de arbeidsmarkt. Als vrouwen aangifte doen, zijn zij soms jarenlang aangewezen op bijstand en niets doen. Een werkvergunning geeft de mogelijkheid tot het opbouwen van een bestaan, ook in verband met eventuele terugkeer naar eigen land. Ook zou het voor vrouwen mogelijk moeten zijn om na een aangifte in de prostitutie te blijven werken wanneer zij dat zelf willen.
  • Er bestaat geen mogelijkheid een tijdelijke vergunning tot verblijf te verkrijgen ten behoeve van een civiele procedure. Dit zou tegemoet komen aan de belangen van slachtoffers die een civiele procedure tot schadevergoeding willen voeren.

Regelgeving

  • Arbeid in de prostitutie en aanverwante sectoren is in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) nadrukkelijk uitgesloten van de legale arbeidsmarkt. [86] Zo zijn praktisch alle mogelijkheden voor niet-EU-onderdanen om legaal in de prostitutie te werken, afgesloten. Er lijkt geen bereidheid aanwezig om de arbeid van vreemdelingen in de prostitutie hetzelfde te behandelen als arbeid van vreemdelingen in andere sectoren; er lijkt hoogstens een gedoogregeling mogelijk. Juist door het illegale karakter van het werk zijn vrouwen extra kwetsbaar voor vrouwenhandel en andere vormen van geweld en uitbuiting. Juist vrouwen zijn aangewezen op de informele arbeidsmarkt en deels niet als arbeid erkende vormen van werk. Bij arbeidsmigratie zijn zij aangewezen op informele migratiekanalen; het risico van vrouwenhandel is hier groot. Juist de sectoren waar voornamelijk (migranten)vrouwen werkzaam zijn, worden uitgesloten van legalisering. Dit is strijdig met het Verdrag.
    Bij de beantwoording van Kamervragen erkenden bewindslieden Melkert (SZW) en Sorgdrager (Justitie) dat het verbod van de WAV op gespannen voet staat met de doelstellingen van het vrouwenhandelbeleid:
    "Vermeden dient te worden dat na de inwerkingtreding van de voorgenomen wijziging van artikel 250 bis van het Wetboek van strafrecht het voor niet-EU-onderdanen nog steeds onmogelijk is om op legale wijze in de prostitutie te werken." [
    87]

Preventie

In 1995 heeft de Stichting tegen Vrouwenhandel het preventieprogramma La Strada opgezet in Polen en Tsjechië. [88] Er werd gewerkt op velerlei gebied:

  • het fenomeen vrouwenhandel onder de aandacht van het publiek brengen
  • voorlichting en informatie geven aan potentiële slachtoffers
  • de politiek en andere instituties stimuleren maatregelen te nemen tegen vrouwenhandel
  • hulp bieden aan slachtoffers
  • een trainingsseminar organiseren voor bestrijders van vrouwenhandel.
    Het project is een groot succes en wordt in 1997 uitgebreid naar Oekraïne.

Vrouwenhandel op andere terreinen dan prostitutie

De Stichting tegen Vrouwenhandel benadrukt dat er ook vrouwenhandel is waarbij het niet om prostitutie gaat. Er zijn vrouwen en meisjes die verhandeld worden als dienstmeisje, au pair of animeermeisje. Voor deze groep biedt artikel 250ter Strafrecht, dat alleen gaat over mensenhandel ten behoeve van de prostitutie, geen oplossing.

Verminderde aandacht voor het sekseaspect van vrouwenhandel

De formulering 'mensenhandel' in artikel 250ter Strafrecht is bezwaarlijk omdat hierdoor het seksespecifieke karakter van vrouwenhandel uit het zicht verdwijnt. Het zijn namelijk vooral vrouwen die verhandeld worden, en de handel speelt zich vooral af in de sfeer van de informele arbeid: prostitutie, entertainment, huishoudelijk werk en de commerciële huwelijksmarkt. Deze sector is overbevolkt door vrouwen en overigens arbeidsrechtelijk volkomen onbeschermd.

Illegale migratie versus vrouwenhandel

Het verschil tussen vrouwenhandel en illegale migratie dreigt te verdwijnen: het bestrijden van vrouwenhandel als vorm van geweld tegen vrouwen en schending van mensenrechten wordt ondergeschikt gemaakt aan vreemdelingenbeleid. Maatregelen richten zich dan eerder op het bestrijden van illegaliteit dan op het versterken van de positie van de betrokken vrouwen en de bescherming tegen geweld en uitbuiting. Dit resulteert in verdere criminalisering en marginalisering van de betrokken vrouwen.