4.10.3 Uitvoering van
de verplichting volgens de NGO-rapportages [85] Uitvoeringspraktijk van
Vreemdelingencirculaire B17
- De politie geeft
vrouwen geen of onvoldoende bedenktijd, met name
bij vrouwen die zijn aangehouden bij controles en
invallen. Vrouwen worden soms onder druk gezet om
te getuigen, terwijl de voorlichting over
procedures en consequenties bij aangifte vaak
inadequaat is. De Stichting tegen Vrouwenhandel
(die het slachtoffer hulp biedt) wordt niet
altijd in een vroeg stadium ingeschakeld. In het
algemeen wordt het belang van het slachtoffer
ondergeschikt gemaakt aan het opsporings- en
vervolgingsbeleid.
- Tijdens het
strafproces wordt soms onzorgvuldig omgegaan met
de gegevens van de aangeefster (bijvoorbeeld haar
verblijfplaats wordt in het proces-verbaal
vermeld) en zij wordt niet altijd op de hoogte
gebracht van de datum van vrijlating van de
verdachte.
- Sommige
politiekorpsen stellen, niet conform het
standpunt van het ministerie van Justitie, aan
het opnemen van een aangifte of een aanvraag voor
een tijdelijke verblijfsvergunning op grond van
Vreemdelingencirculaire B17 de voorwaarde dat de
vrouw stopt met werken in de prostitutie. Deze
voorwaarde heeft geen wettelijke basis.
- De toegang tot
voorzieningen blijft problematisch. Naar
aanleiding van een actie door de Stichting tegen
Vrouwenhandel is recent het recht op bijstand van
slachtoffers van vrouwenhandel tijdens de
bedenktijd en na de aangifte bevestigd door het
ministerie van SZW, of de vrouwen nu wel of niet
papieren hebben. Ook is toegezegd dat de
noodzakelijke stappen ter effectuering genomen
zullen worden. In een Tussentijds Bericht
Vreemdelingencirculaire (TBV 15 april 1996) wijst
het ministerie van Justitie onder andere
vreemdelingendiensten er nadrukkelijk op dat zij
desgewenst een bijstandsverklaring aan de
betrokken sociale diensten dienen af te geven.
Het is nog niet vast te stellen of daarmee de
problemen opgelost zijn of dat nieuwe problemen
opdoemen als de voorgestelde Koppelingswet
doorgaat.
- De mogelijkheden tot
vergoeding van de schade aan de slachtoffers van
vrouwenhandel worden niet benut. Door de Wet
Terwee zijn er meer mogelijkheden voor
schaderegelingen en vergoedingen, maar politie en
justitie lijken zich niet in te spannen deze te
benutten.
Beleid
De Stichting tegen
Vrouwenhandel en het Nederlands Juristen Comité voor de
Mensenrechten dringen aan op specifiek beleid voor de
bescherming van slachtoffers van vrouwenhandel en het
bieden van mogelijkheden om naar eigen land terug te
keren.
- Slachtoffers worden
nu onvoldoende beschermd tegen represailles van
handelaren, tegen (al dan niet formele)
represailles van de autoriteiten in eigen land
(waaronder eventuele strafrechtelijke vervolging
op grond van prostitutie of illegale
grensoverschrijding), en tegen sociale
uitsluiting in eigen land als gevolg van
prostitutie. Er is geen beleid met betrekking tot
het verlenen van verblijfsvergunningen op
humanitaire gronden, wat rekening houdt met de
specifieke positie van slachtoffers van
vrouwenhandel. Bij een beslissing over terugkeer
moet getoetst worden aan artikel 3 EVRM, dat
verbiedt om personen bloot te stellen aan
(mogelijke) wrede of onmenselijke behandeling.
Dit kan met zich brengen dat uitzetting niet is
geoorloofd.
- Er is een gebrek aan
voorzieningen voor slachtoffers om een nieuw
bestaan op te bouwen in Nederland. De vergunning
tijdelijk verblijf op grond van de
Vreemdelingencirculaire B17 geeft geen toegang
tot de arbeidsmarkt. Als vrouwen aangifte doen,
zijn zij soms jarenlang aangewezen op bijstand en
niets doen. Een werkvergunning geeft de
mogelijkheid tot het opbouwen van een bestaan,
ook in verband met eventuele terugkeer naar eigen
land. Ook zou het voor vrouwen mogelijk moeten
zijn om na een aangifte in de prostitutie te
blijven werken wanneer zij dat zelf willen.
- Er bestaat geen
mogelijkheid een tijdelijke vergunning tot
verblijf te verkrijgen ten behoeve van een
civiele procedure. Dit zou tegemoet komen aan de
belangen van slachtoffers die een civiele
procedure tot schadevergoeding willen voeren.
Regelgeving
- Arbeid in de
prostitutie en aanverwante sectoren is in het
kader van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV)
nadrukkelijk uitgesloten van de legale
arbeidsmarkt. [86] Zo zijn praktisch alle
mogelijkheden voor niet-EU-onderdanen om legaal
in de prostitutie te werken, afgesloten. Er lijkt
geen bereidheid aanwezig om de arbeid van
vreemdelingen in de prostitutie hetzelfde te
behandelen als arbeid van vreemdelingen in andere
sectoren; er lijkt hoogstens een gedoogregeling
mogelijk. Juist door het illegale karakter van
het werk zijn vrouwen extra kwetsbaar voor
vrouwenhandel en andere vormen van geweld en
uitbuiting. Juist vrouwen zijn aangewezen op de
informele arbeidsmarkt en deels niet als arbeid
erkende vormen van werk. Bij arbeidsmigratie zijn
zij aangewezen op informele migratiekanalen; het
risico van vrouwenhandel is hier groot. Juist de
sectoren waar voornamelijk (migranten)vrouwen
werkzaam zijn, worden uitgesloten van
legalisering. Dit is strijdig met het Verdrag.
Bij de beantwoording van Kamervragen erkenden
bewindslieden Melkert (SZW) en Sorgdrager
(Justitie) dat het verbod van de WAV op gespannen
voet staat met de doelstellingen van het
vrouwenhandelbeleid:
"Vermeden dient te worden dat na de
inwerkingtreding van de voorgenomen wijziging van
artikel 250 bis van het Wetboek van strafrecht
het voor niet-EU-onderdanen nog steeds onmogelijk
is om op legale wijze in de prostitutie te
werken." [87]
Preventie
In 1995 heeft de Stichting
tegen Vrouwenhandel het preventieprogramma La Strada
opgezet in Polen en Tsjechië. [88] Er werd gewerkt op velerlei
gebied:
- het fenomeen
vrouwenhandel onder de aandacht van het publiek
brengen
- voorlichting en
informatie geven aan potentiële slachtoffers
- de politiek en andere
instituties stimuleren maatregelen te nemen tegen
vrouwenhandel
- hulp bieden aan
slachtoffers
- een trainingsseminar
organiseren voor bestrijders van vrouwenhandel.
Het project is
een groot succes en wordt in 1997 uitgebreid naar
Oekraïne.
Vrouwenhandel op andere
terreinen dan prostitutie
De Stichting tegen
Vrouwenhandel benadrukt dat er ook vrouwenhandel is
waarbij het niet om prostitutie gaat. Er zijn vrouwen en
meisjes die verhandeld worden als dienstmeisje, au pair
of animeermeisje. Voor deze groep biedt artikel 250ter
Strafrecht, dat alleen gaat over mensenhandel ten behoeve
van de prostitutie, geen oplossing.
Verminderde aandacht
voor het sekseaspect van vrouwenhandel
De formulering
'mensenhandel' in artikel 250ter Strafrecht is
bezwaarlijk omdat hierdoor het seksespecifieke karakter
van vrouwenhandel uit het zicht verdwijnt. Het zijn
namelijk vooral vrouwen die verhandeld worden, en de
handel speelt zich vooral af in de sfeer van de informele
arbeid: prostitutie, entertainment, huishoudelijk werk en
de commerciële huwelijksmarkt. Deze sector is
overbevolkt door vrouwen en overigens arbeidsrechtelijk
volkomen onbeschermd.
Illegale migratie
versus vrouwenhandel
Het verschil tussen
vrouwenhandel en illegale migratie dreigt te verdwijnen:
het bestrijden van vrouwenhandel als vorm van geweld
tegen vrouwen en schending van mensenrechten wordt
ondergeschikt gemaakt aan vreemdelingenbeleid.
Maatregelen richten zich dan eerder op het bestrijden van
illegaliteit dan op het versterken van de positie van de
betrokken vrouwen en de bescherming tegen geweld en
uitbuiting. Dit resulteert in verdere criminalisering en
marginalisering van de betrokken vrouwen.
|