Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


3.4.3 Genderstereotypen in wetgeving

Tot het structurele niveau behoort ook het recht. Dit betekent dat er niet alleen aandacht moet zijn voor de bestrijding van directe en indirecte discriminatie van vrouwen in het recht, maar dat ook de 'gender bias' van het recht(ssysteem) zelf moet worden onderzocht en doorbroken. Toepassing van het beginsel van gelijkheid voor de wet leidt niet automatisch tot afbraak van in het recht aanwezige genderideologie. Zie ook paragraaf 3.2.1 in hoofdstuk 3, waar is opgemerkt dat het van groot belang is rechtsbegrippen kritisch te hanteren en voortdurend de vooronderstellingen ter discussie te stellen, die aan de interpretatie van rechtsbegrippen ten grondslag liggen.

Zo is in het systeem van sociale zekerheid op grond van traditionele sekseverhoudingen (kostwinners/huisvrouwen) een scheiding aangebracht tussen arbeid-gerelateerde uitkeringen en behoefte-uitkeringen zoals de bijstand. Dit onderscheid is terug te vinden in de derde EG-richtlijn (Richtlijn 79/7), die alleen op de eerste groep betrekking heeft. Op grond daarvan valt (indirecte) discriminatie van vrouwen in de bijstand buiten de werkingssfeer van deze Richtlijn en kunnen dergelijke vormen van discriminatie niet met behulp van de Richtlijn worden bestreden. [64] Het verrichten of verricht hebben van zorgtaken leidt in het huidige stelsel van sociale zekerheid nog steeds tot een verlies van rechten of tot het niet kunnen opbouwen van rechten.

Het opsporen en bestrijden van de genderideologie die in de structuur van het rechtssysteem is ingebouwd, is niet eenvoudig. Het vereist dat met name de wetgever een 'gendersensitiviteit' ontwikkelt en dat sommige begrippen en structuren in het recht fundamenteel worden heroverwogen. In het gegeven voorbeeld kan dat betekenen dat de buitensluitende werking van het onderscheid tussen sociale verzekeringen en bijstand aan een onderzoek wordt onderworpen en dat de legitimiteit van dit onderscheid, tegen het licht van de functie van het afdekken van alle eigentijdse sociale-inkomensrisico's, wordt heroverwogen. Hierbij worden naast de traditionele inkomensrisico's van ziekte, ouderdom, et cetera, ook risico's in verband met de combinatie van zorgtaken en betaalde arbeid meegenomen.