Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


3.4.2 Aanpak genderideologie

De dominante genderideologie is op verschillende niveaus werkzaam en zal daarom ook op verschillende manieren moeten worden bestreden. Vanuit vrouwenstudies is gewezen op het feit dat gender een gelaagd begrip is. [61] Gender heeft een meervoudige machtswerking: het werkt op het symbolische niveau, op het niveau van de collectieve en individuele identiteit en op dat van de sociale structuren. Voor elk van deze drie niveaus zal in het beleid dat zich richt op de realisering van de derde subdoelstelling, aandacht moeten zijn. Aangezien de buitensluitende werking van gender ook op het niveau van de maatschappelijke structuren plaatsvindt, zijn 'zachte' middelen alleen niet voldoende. In het ICE-evaluatierapport Uitvoering van het emancipatiebeleid wordt geconcludeerd dat zogenaamde 'zachte' beleidsinstrumenten het meest worden gebruikt. [62] Naar de mening van de rapportagecommissie zouden meer 'harde' instrumenten zoals wetgeving, richtlijnen en emancipatie-effect-rapportages moeten worden ingezet, ook als het om deze subdoelstelling gaat.

Dit houdt in dat niet alleen voorlichtingscampagnes moeten worden gevoerd, gericht op bijvoorbeeld het veranderen van het machismo-zelfbeeld van mannen of het zorgzame zelfbeeld van vrouwen, maar dat de buitensluitende werking van gender ook op het structurele niveau moet worden bestreden.

"Het kabinet", zo stelt de Beleidsbrief Emancipatiebeleid 1997, "onderschrijft de visie dat 'ongezien onderscheid naar sekse' de kern raakt van het emancipatievraagstuk". [63] Hoewel het belang van het bestrijden van dominante genderideologie daarmee ook door de regering wordt onderschreven, bestaat er over de rol die de overheid hier kan of moet spelen lang geen overeenstemming.

Een probleem dat zich in het algemeen voordoet bij de realisering van deze subdoelstelling, is de verhouding tussen deze doelstelling en de in de Grondwet gewaarborgde vrijheidsrechten op het terrein van de meningsuiting, de godsdienst en het onderwijs. Respect voor pluriformiteit in de samenleving kan tot een afwijzende opstelling ten opzichte van 'mentaliteitsbeïnvloeding' leiden. Een terughoudende opstelling van de overheid op dit terrein is ook te verwachten in het huidige tijdperk waarin aan de sturingspotentie van de overheid sterk getwijfeld wordt. Al deze bezwaren zijn de afgelopen jaren te horen geweest naar aanleiding van voorlichtingscampagnes voor het grote publiek, zoals Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid en Kies exact. Een campagne ter bevordering van zorgzelfstandigheid van mannen (Een beetje vent strijkt zijn eigen overhemd) werd om die redenen nooit uitgevoerd.

Deze problemen stellen grenzen aan de mogelijkheid van de overheid om actief op te treden tegen genderstereotypen die schadelijk zijn voor vrouwen. Aan de andere kant is een volledig afwachtende opstelling van de overheid niet gerechtvaardigd, met name omdat het buitensluitende effect van deze genderstereotyperingen afdoende is onderzocht en het bestaan ervan onomstreden is.

Een waarschuwing is ook op haar plaats voor een benadering van dit probleem waarin alleen de (veelal negatieve) stereotyperingen van vrouwen worden benadrukt, en het gedrag, de rollen en de verwachtingspatronen van mannen buiten schot blijven.

Verder is voorzichtigheid geboden bij de vraag wanneer 'mainstreaming' van vrouwenonderwerpen op zijn plaats is. Zo lang het seksespecifieke karakter van veel onderwerpen, als gevolg van traditionele beeldvorming, niet wordt onderkend, kan het onderbrengen van deze onderwerpen in algemeen beleid tot gevolg hebben dat ofwel het belang voor vrouwen niet wordt onderkend, ofwel dat wordt doorgegaan met het gebruik van categorieën en begrippen die vrouwen uitsluiten.