Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997 |
2.3.2 Horizontale
werking De mogelijkheid van rechtstreekse werking van bepaalde verdragsbepalingen wordt algemeen onderschreven wanneer de (verticale) verhouding tussen overheid en burgers aan de orde is. Aanzienlijk moeilijker ligt dit bij de (horizontale) verhouding tussen burgers onderling. De meeste verdragsbepalingen richten zich immers qua normstelling tot de overheid. Artikel 2 van het Verdrag bepaalt echter dat op de overheid de plicht rust er actief zorg voor te dragen dat ook in verhoudingen tussen burgers onderling het beginsel van non-discriminatie wordt nageleefd. Daarmee is de nationale overheid verplicht om het Verdrag waar mogelijk horizontale werking te verlenen. In zoverre het non-discriminatiebeginsel rechtstreeks in het geding is, dient daarom ook tussen burgers onderling rechtstreekse werking te worden verleend aan de normen van het Verdrag. (Zie ook paragraaf 2.1.3 over de reikwijdte van het Verdrag.) 2.3.3 De invloed van de normstellingen op het Nederlandse recht Het is ook mogelijk dat normen uit het Verdrag op directe of indirecte wijze hun invloed uitoefenen op het nationale recht. [57] Dit kan doordat de rechter bij de invulling van begrippen in het Nederlandse recht rekening houdt met de verdragsnormen en deze als het ware 'inleest' in het nationale recht. Een loyale verdragsuitvoering vereist deze openheid van de Nederlandse rechtsorde voor verdragsconforme interpretatie van het eigen recht. Vooral zogeheten open begrippen in het recht, zoals de redelijkheid en billijkheid, of het goed werkgeverschap, kunnen als voertuig dienen waarmee het Verdrag in de rechtspraktijk tot gelding wordt gebracht. De norm, afkomstig uit artikel 11, dat vrouwen recht hebben op bijzondere bescherming tegen schadelijke arbeid tijdens de zwangerschap (artikel 11 lid 2 sub d) zou bijvoorbeeld kunnen bepalen dat een werkgever die nalaat te dien aanzien voldoende maatregelen te treffen, niet voldoet aan de norm van 'goed werkgeverschap' uit het Burgerlijk Wetboek. Een concreet voorbeeld van het effect van de toepassing van het instrument van de verdragsconforme interpretatie is het arrest Dekker-VJV. Daarin werd duidelijk dat het Nederlandse recht met betrekking tot de onrechtmatige daad inhoudelijk mede wordt bepaald door het discriminatieverbod van de tweede EG-richtlijn. [58] Deze vorm van verdragsconforme interpretatie kan zowel in verticale als in horizontale verhoudingen een rol spelen. Wil dit mechanisme zijn werking optimaal kunnen hebben, dan zal de rechter goed op de hoogte moeten zijn van de normen die het Verdrag stelt. Dit vereist adequate voorlichting van de rechterlijke macht, onder andere over de inhoud van nieuwe aanbevelingen van het CEDAW. |