Notenapparaat
Hoofdstuk 2 Het
Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997
- De Aanbevelingen van
het CEDAW zijn gezaghebbende interpretaties van
het Verdrag, die hier in samenhang met de
verdragsbepalingen worden besproken.
- De
rapportagecommissie steunt in dit hoofdstuk
vooral op de wetenschappelijke analyses, zoals
die in de rapporten:
- Het Vrouwenverdrag in de Nederlandse
rechtsorde,
- De betekenis van artikel 12 Vrouwenverdrag voor
Nederland: gezondheid als recht,
- Zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen en
het VN-Verdrag. Emancipatieraad i.s.m. het Clara
Wichmann Instituut. Den Haag, 1996.
Voorts op de in die rapporten behandelde
literatuur, waarvan hier met name genoemd:
- Heringa, Hes, Lijnzaad (red), Het
Vrouwenverdrag: een beeld van een verdrag ...,
Antwerpen/Apeldoorn, 1996
- R. Cook, State accountibility under the
convention on the elimination of all forms of
discrimination against women, in: Human rights of
women, national and international perspectives,
Philadelphia, 1994.
- Zoals de
discriminatieverboden in art. 14 EVRM en art. 26
IVBPR. Een beschrijving van de discussie over de
beperking tot discriminatie van vrouwen is te
vinden in L.A. Rehof, Guide to the Travaux
Preparatoires of the UN Convention on the
Elimination of All Forms of Discrimination
against Women, Dordrecht/Boston/London 1993, pag.
42-49.
- Het gehele
bestuurlijk instrumentarium kan worden aangewend
ter uitvoering van artikel 5, aldus de Memorie
van Antwoord aan de Eerste Kamer. EK, 1990-1991,
18 950 (R1281), nr 72a pag 4.
- In de literatuur
wordt dit ook wel aangeduid als een
a-symmetrische invulling van het juridische
gelijkheidsbeginsel: het beginsel wordt niet puur
formeel toegepast op alle gevallen, maar biedt
slechts bescherming aan die groepen/personen die
in een structureel achtergestelde positie
verkeren. Zie daaromtrent met name de dissertatie
van T. Loenen. Verschil in Gelijkheid. Zwolle,
1992, en T. Loenen, in: Het Vrouwenverdrag: een
beeld van een verdrag ..., pag. 1-14. Maklu
Uitgevers. Antwerpen-Apeldoorn, 1994. Zie ook:
Maarseveen, Pessers, Gunning (red.)
Internationaal recht en vrouwen. Tjeenk Willink.
Zwolle, 1987.
- Positieve actie kan
de vorm aannemen van een wettelijke regeling en
van beleidsmaatregelen. Als zodanig is het in
verband met de eerste twee subdoelstellingen van
het Verdrag van belang.
- Onder overheid wordt
hier ook de lagere overheden verstaan. Zie
paragraaf 2.2.5 in hoofdstuk 2.
- Deze twee componenten
zijn bij vele mensenrechten terug te vinden. Het
recht op onderwijs bijvoorbeeld, houdt in dat de
overheid garandeert dat er geen
ongerechtvaardigde bemoeienis is met het
onderwijs, maar tevens en vooral dat iedereen
daadwerkelijk onderwijs kan genieten. Zie
Coomans, De internationale bescherming van het
recht op onderwijs, Dissertatie RU Limburg 1992.
Vlemminx maakt in Het juridisch tekort van de
sociale grondrechten in de Grondwet, NJB 1996,
pag. 1201-1205, een driedeling: vrijheid,
bescherming in horizontale relaties, positieve
maatregelen. In de literatuur wordt het
non-discriminatiebeginsel vaak opgesplitst in het
streven naar formele en materiële gelijkheid,
waarbij de grens verschillend wordt getrokken. De
rapportagecommissie heeft deze begrippen daarom
niet willen gebruiken in haar uiteenzetting van
de doelstellingen van het Verdrag.
- Zie noot 15 in
hoofdstuk 1.
- De
rapportagecommissie wijst er met klem op dat het
onjuist is alle maatregelen onder de tweede
subdoelstelling te bestempelen als positieve
actie voor vrouwen. Zie over dit punt T. Loenen,
Voorkeursbehandeling of gewoon sociaal beleid?,
NJB 1993, pag. 403-407.
- Beleid waarin quota
of streefcijfers zich beperken tot een
afspiegeling van in de beroepsgroep aanwezige
man-vrouw-verhouding is dus aan de voorzichtige
kant. Een regeling zoals die aan de orde was in
het Kalanke-arrest (HvJ EG 17 oktober 1995, Nr.
C450/93, gepubliceerd in Nemesis 1995, nr. 6), is
vanuit het oogpunt van het Verdrag toelaatbaar.
Zie ook hierna in paragraaf 2.2.4.
- Interdepartementale
projectgroep beeldvorming, Taal en beeldvorming
over vrouwen en mannen, ministerie van OC&W
en ministerie van SZW (DCE), Den Haag 1996, pag.
5. De projectgroep spreekt van traditionele
genderideologie; de rapportagecommissie geeft de
voorkeur aan het begrip dominante
genderideologie.
- Het begrip sekse
wordt in vrouwenstudies en
emancipatiebeleidsstukken vaak vervangen door
gender. Daarmee wordt gedoeld op zowel de
biologische verschillen als op de sociaal en
cultureel geconstrueerde verschillen tussen
mannen en vrouwen. Volgens Sevenhuijsen is gender
een gelaagd begrip: gender heeft een meervoudige
machtswerking: het werkt op het symbolische
niveau, op het niveau van de collectieve en
individuele identiteit en op dat van de sociale
structuren. Zie S. Sevenhuijsen, Oordelen met
Zorg, Meppel 1996, pag. 64 en 103.
- Dit wordt op
verschillende plaatsen door de Nederlandse
overheid onderkend. De rapportagecommissie wijst
hier slechts op de instelling van de projectgroep
Beeldvorming in 1993 en op haar in 1996
uitgebrachte rapport: Ongezien onderscheid naar
sekse; eindadvies van de projectgroep Doorbreking
van beeldvorming in termen van mannelijkheid en
vrouwelijkheid. Ministerie SZW. Den Haag, 1996.
In de Beleidsbrief Emancipatiebeleid 1997
(uitgegeven in 1996) onderstreept de regering het
belang van dit onderwerp (pag.19). Zie hierover
paragraaf 3.4 in hoofdstuk 3. TK 1996-1997, 25
006, nr. 1.
- TK, vergaderjaar 1995
-1996, 24 498, nr. 3 pag 2. Overigens wordt dit
niet waargemaakt in de regeling voor
overwerktoeslag. Parttimers hoeven volgens de wet
geen overwerktoeslag te krijgen als zij minder
dan 40 uren werken. Zie over deze problematiek
ook R. Holtmaat, Deeltijdwerk, Gelijkheid en
Gender. Een beschouwing naar aanleiding van de
zaak Helmig inzake overwerktoeslagen voor
deeltijdwerkers; Nemesis, jan. 1996, pag. 4-17.
- Het Verdrag begint
met de verplichting tot gelijkheid voor de wet
als gevestigd fundamenteel rechtsbeginsel. Daarna
wordt de verplichting tot het voeren van een
actief beleid ter verbetering van de positie van
vrouwen uitgewerkt. Pas daarna komt de
bestrijding van de dominante genderideologie ter
sprake. Daarmee is naar de mening van de
rapportagecommissie geen rangorde of
prioriteitenvolgorde vastgelegd.
- Zie hierover R.
Holtmaat. Naar een Ander Recht. Nemesis 1988, nr.
1, pag. 3-13.
- Zie E. Lijnzaad in:
Heringa. Het Vrouwenverdrag: een beeld van een
verdrag... Maklu Uitgevers. Antwerpen-Apeldoorn,
1994. Sinds 1985 is pluriformiteit de
doelstelling van het emancipatiebeleid van de
rijksoverheid. Zie ook de Beleidsbrief
Emancipatiebeleid 1997.
- Zie noot 6 en noot 7
in hoofdstuk 1, en de literatuurverwijzingen in
deze boeken.
- In Aanbeveling 19
wordt geweld tegen vrouwen binnen het gezin een
van de verraderlijkste vormen van geweld tegen
vrouwen genoemd; Aanbeveling 21 stelt expliciet
aan de orde dat het gezinsleven wordt bestreken
door het Verdrag; wettelijke rechten,
verantwoordelijkheden en feitelijke verhoudingen
in het gezinsleven dienen gevrijwaard te zijn van
discriminatie van vrouwen in de brede zin van het
Verdrag.
- In het navolgende
worden de termen privésfeer en privéleven door
elkaar heen gebruikt.
- EK, vergaderjaar
1990-1991, 18950 (R 1281), nr. 72a pag. 9.
- Zie hierover M. van
den Brink & T. Loenen: Publiek/Privé
Revisited: Internationaal Recht en Vrouwen;
Nemesis Essays (Vrouwenrechten, mensenrechten),
maart 1996, pag. 25 e.v.
- Van den Brink &
Loenen (noot 22, pag. 25) ontlenen dit
onderscheid op haar beurt aan een artikel van de
Amerikaanse feministische rechtstheoretica
Francis Olson in de bundel Reconceiving Reality:
Women and International Law; D.G. Dallmeyer
(red.), ASIL, Washington DC, 1993.
- Zie bijvoorbeeld
artikel 2: De Staten ... komen overeen ...(e)
alle passende maatregelen te nemen om
discriminatie van vrouwen door personen,
organisaties of ondernemingen uit te bannen; ...
- Zie de bijdrage van
J. Bussemaker aan de Nemesis Essays, (Publiek
geheim) januari 1995: Individualisering als
paradox, pag. 31 e.v.
- De Emancipatieraad
heeft daaraan in de afgelopen periode veel
aandacht besteed. De Raad is voornemens voorjaar
1997 over dit onderwerp een rapport uit te
brengen. Zie over het thema juridisering van
onbetaalde zorgarbeid in het familierecht Nemesis
1996 nr 3.
- Van den Brink &
Loenen (noot 22, pag. 27 en 28) noemen het
voorbeeld van het ouderschapsverlof: de overheid
zou er geen invloed op kunnen uitoefenen of
mannen daadwerkelijk dit verlof opnemen, of dat
ouders vasthouden aan het stereotiepe rolpatroon.
Door echter voor een bepaalde vorm van
ouderschapsverlof te kiezen (namelijk een
kortdurend en onbetaald verlof), oefent de
overheid wel degelijk invloed uit op de wijze
waarop in de zogeheten privésfeer de rollen
worden verdeeld tussen mannen en vrouwen.
Overigens kiest de overheid als werkgever voor
een langdurend en (gedeeltelijk) betaald verlof.
- Zie L. Mulder:
Migrantenrechten en mensenrechten; het
maagdenvlies het ziekenfonds uit?; Nemesis
Essays, (Publiek geheim) januari 1995, pag. 68:
"Culturele gebruiken, normen en waarden en
instituties die haaks staan op het principe van
de gelijkwaardige behandeling van deze vrouwen,
of die hun vrije ontplooiing in de weg staan,
moeten daarom categorisch worden afgewezen."
- Het privéleven van
burgers is beschermd door onder meer de artikelen
10-13 GW en artikel 8 EVRM.
- R. Cook (noot 2 in
dit hoofdstuk) geeft het voorbeeld van een
positieve overheidsverplichting ter bescherming
van het gezinsleven: een scheiding moet
bereikbaar zijn met gefinancierde rechtshulp in
het geval van een aan alcohol verslaafde
echtgenoot (Airey versus Ireland, gebaseerd op
artikel 8 EVRM).
- Rechten als het
huisrecht en de bescherming van het briefgeheim
hebben niet aan waarde verloren.
- Prof. dr. T. van
Asperen. Dr. J.M. den Uyl-lezing 20 december
1991. Amsterdam, 1991.
- De discussie is
gevoerd naar aanleiding van het
initiatiefwetsvoorstel De Korte en Van Rey, TK
1992-1993, 23 231.
- De Vrouwenalliantie,
andere vrouwenorganisaties en de Emancipatieraad
stellen zich dan ook kritisch tegenover dit soort
maatregelen op. Zie o.a. Arachne:
Voetoverheveling. Feiten en Cijfers, 1996,
jaargang 4 nummer 2.
- Zie de bijdrage aan
deze rapportage van het Landelijk Bureau
Leeftijdsdiscriminatie en het advies van de
Emancipatieraad Oudere Vrouwen: Sekse telt. Den
Haag, 1995.
- L. Mulder. Recht voor
één is geen recht voor allen.
Emancipatierechten voor zwarte, migranten- en
vluchtelingenvrouwen. In: Nemesis 1997, pag.
4-13.
- De regering erkent
het grote belang van het feit dat we in een
pluriforme en multiculturele samenleving leven.
Zie de Beleidsbrief Emancipatiebeleid 1997.
- TK 1984-1985, 18950,
MvT p.3.
- TK 1984-1985, 18950
MvT pag. 26, uitgewerkt in: TK 1995-1996, 24 406
nr.2, paragraaf 3 onder b; recent is er beleid op
dit punt bekend gemaakt: De economische kracht
van vrouwen. Emancipatienota van het ministerie
van Economische Zaken 1995-1998. Den Haag, 1996.
- Bijlage bij TK
vergaderjaar 1993-1994, 18950 (R 1281), nr. 14.
- Dit wordt wel
afgeleid uit de opvatting dat het Verdrag louter
instructienormen zou bevatten, die als richtsnoer
voor het overheidsbeleid dienen, waarbij de
overheid maximale beleidsvrijheid zou toekomen.
- Er wordt wel
gesproken van een 'Bill of Rights' van vrouwen,
die dwars staat op de klassieke categorieën
mensenrechten. De afdwingbaarheid is dan ook niet
gerelateerd aan de categorie waar het
desbetreffende recht toe behoort.
- We verwijzen naar de
in noot 2 van dit hoofdstuk genoemde literatuur.
Voorts zijn van belang twee werkdocumenten bij
het rapport Het Vrouwenverdrag in de Nederlandse
rechtsorde.
I. Asscher-Vonk schreef De betekenis van het
Vrouwenverdrag voor het nationale arbeidsrecht
(werkdocument A); L. Betten en M. Westerveld
schreven De betekenis van het Vrouwenverdrag voor
het nationale sociale-zekerheidsstelsel
(werkdocument B). Beide publicaties zijn op
schriftelijke aanvraag kosteloos verkrijgbaar bij
de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid,
ministerie van SZW, Postbus 90801, 2509 LV Den
Haag.
- In dit opzicht kan
worden aangesloten bij de praktijk van het ESH.
Zie daarover het in noot 6 van hoofdstuk 1
genoemde rapport, pag. 191.
- A.P.M. Coomans. De
internationale bescherming van het recht op
onderwijs. Stichting NJCM-boekerij, 20, 1992,
pag. 42-43 en Limburg Principles, UN Doc. E/CN
4/1987/17 gepubliceerd in Human Rights Quarterly
9 (1987).
- Daarbij heeft een rol
gespeeld dat men zoveel mogelijk
verdragsverplichtingen wilde realiseren alvorens
tot goedkeuring over te gaan. Het Kamerlid
Kalsbeek in Handelingen II, 26 juni 1990, TK,
pag. 4620. Goedkeuringswet: TK 1986-1987, 18 9050
(R 1281).
- Hof van Justitie van
de Europese Gemeenschappen, 17 oktober 1995:
Kalanke-Bremen, C450/93, gepubliceerd in Nemesis
1995, nr. 6.
- Brief van 21 december
1995 van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid e.a. aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer, TK 1995-1996, 24564, nr. 1.
- Zie ook het Verslag
van de Sociale Raad van 2 december 1996, bij
brief van 13 december 1996 toegezonden aan de
Voorzitter van de Tweede Kamer. TK 1996-1997,
21501-18, nr. 60, paragraaf 4: Richtlijn Kalanke
(gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
toegang tot de arbeidsmarkt).
- Vanuit dit
perspectief heeft de rapportagecommissie bij de
coördinerend bewindspersoon emancipatiebeleid
bepleit dat Nederland in maart/april 1997 een
mondelinge inbreng levert bij de behandeling door
het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen van de Marschall-zaak, waarin -
als vervolg op de Kalanke-zaak - een
prejudiciële beslissing met betrekking tot
toepassing van voorkeursbehandeling van vrouwen
gegeven moet worden.
- Zie de commentaren op
de afzonderlijke verdragsartikelen in: Het
Vrouwenverdrag, een beeld van een verdrag, noot 2
in dit hoofdstuk.
- Zie J. Dierx.
Marktgedrag in de kinderopvang. Nemesis 1996, nr
5, blz. 133 e.v.
- Vergelijk de
ontwikkelingen ten aanzien van artikel 26 IVBPR,
dat aanvankelijk ook geen rechtstreekse werking
had, maar dat gaandeweg in rechterlijke
uitspraken wel heeft gekregen.
- Zie met name A.W.
Heringa. In: 40 jaar EVRM: opstellen over de
ontwikkeling van het EVRM in Straatsburg en in
Nederland 1950-1990. A.W. Heringa et al. Leiden,
1990.
Artikel 93 GW: Bepalingen van verdragen en van
besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die
naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden,
hebben verbindende kracht nadat zij zijn
bekendgemaakt.
Artikel 94 GW: Binnen het Koninkrijk geldende
wettelijke voorschriften vinden geen toepassing,
indien deze toepassing niet verenigbaar is met
een ieder verbindende bepalingen van verdragen en
van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
- Zie de
artikelsgewijze commentaren in Het
Vrouwenverdrag, een beeld van een verdrag, noot
18 in dit hoofdstuk.
- In de literatuur
wordt aangenomen dat hetzelfde kan gebeuren ten
aanzien van het internationale recht. Dit
mechanisme (het inlezen van bepalingen in een
ander verdrag) speelt bijvoorbeeld ten aanzien
van artikel 26 IVBPR: deze algemene
non-discriminatiebepaling kan nader inhoud
krijgen door de veel gedetailleerdere bepalingen
van het Vrouwenverdrag.
- HvJ van de EG,
Dekker-VJV Centrum, 8 nov. 1990, RN 1991, nr. 132
en HR Dekker-VJV Centrum, 24 juni 1988, NJ 1988,
1002, alsmede HR 13 sept. 1991, RvdW 1991, 193.
- Zie K. Waaldijk.
Motiveringsplichten van de wetgever. Vermande
1994, p. 157 en p. 345. Zie ook het rapport
Vrouwenverdrag/Rechtsorde, p. 116.
- Waaldijk, a.w., p.
347.
- Waaldijk, a.w., p.
355.
- Waaldijk, a.w., p.
382.
- Rapport
Vrouwenverdrag/Rechtsorde, p. 238-239. Tevens is
het van belang bij de toelichting op Aanwijzing
18 het Vrouwenverdrag expliciet te noemen.
- Zie Beleidsbrief
Emancipatiebeleid 1997, paragraaf 1.3. en eerdere
stukken waarnaar wordt terugverwezen.
- Volgens het verslag
van de Nederlandse delegatie naar de 40-ste
CSW-zitting van 11 tot 21 maart 1996 bestaat er
in beginsel brede steun voor een
klachtenprocedure die alle bepalingen van het
Verdrag omvat. Problemen zijn te verwachten ten
aanzien van de door het CEDAW voorgestelde
onderzoeksprocedure die ook in het facultatief
protocol zou worden opgenomen. Naar verwachting
wordt in het voorjaar 1997 tijdens de 41-ste
zitting van de CSW opnieuw over het facultatief
protocol gesproken. Verslagen van de Nederlandse
delegaties naar CSW-zittingen kunnen schriftelijk
worden opgevraagd bij de Directie Coördinatie
Emancipatiebeleid, ministerie van SZW, Postbus
90801, 2509 LV Den Haag.
|