Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


2.2 Verplichtingen voor de overheid

De regering stelde tijdens de goedkeuringsprocedure dat verdragspartijen discriminatie met alle hun ter beschikking staande middelen dienen uit te bannen. [39] Uit de toelichting op de Goedkeuringswet is echter geen visie af te leiden op de in te zetten middelen. De regering beschrijft toepasselijke wetgeving, wetsvoorstellen, beleid en beleidsvoornemens aan de hand van de verdragsartikelen. Soms wordt een situatie van ongelijkheid geconstateerd, zonder dat er enig beleidsvoornemen terzake wordt genoemd, zoals de geringere mogelijkheden voor vrouwen om bankleningen, hypotheken en andere vormen van financiële kredieten te krijgen. [40]

2.2.1 Alle passende maatregelen

De wijze waarop de doelstellingen van het Verdrag dienen te worden verwezenlijkt, is uitgewerkt in een serie verdragsartikelen die steeds betrekking hebben op een of enkele samenhangende beleidsterreinen, zoals arbeid, gezondheidszorg en onderwijs. Elk artikel stelt dat op het desbetreffende terrein alle passende maatregelen genomen dienen te worden. Vervolgens sommen de artikelen concrete maatregelen op, die in een reeks van Aanbevelingen van het CEDAW zijn uitgewerkt. Het Verdrag geeft geen limitatieve opsomming van maatregelen.

Uit de steeds terugkerende zinsnede dat alle passende maatregelen genomen dienen te worden, volgt in de eerste plaats dat er een optimale inzet geëist wordt, en in de tweede plaats dat er sprake moet zijn van maatregelen die het beoogde effect sorteren.

Een breed scala aan middelen kan daarbij worden ingezet; dat zijn economische instrumenten zoals subsidies en heffingen, het instrument van wet- en regelgeving inclusief handhaving, en het instrument van informatieoverdracht, waaronder alle op communicatie gerichte activiteiten.

Dit betekent dat zij in elk geval dienen te worden ingezet, zodra aannemelijk is dat zij noodzakelijk zijn voor een optimaal resultaat.

De opvattingen van het CEDAW zijn van groot gewicht voor het antwoord op de vraag welke maatregelen als passend kunnen worden aangemerkt.

De CEDAW-opvattingen blijken bijvoorbeeld uit de behandeling van de eerste Nederlandse rapportage. Het CEDAW stelde toen voor dat de Nederlandse overheid zou streven naar meer resultaatgerichte maatregelen met betrekking tot de werkgelegenheid van vrouwen. Daaronder werden begrepen positieve actie, beloning en kinderopvang. Vervolgens zou Nederland hierover moeten rapporteren, aldus het verslag van deze behandeling aan de Tweede Kamer. [41] Het rapport Het Vrouwenverdrag in de Nederlandse rechtsorde constateert op grond van de behandeling van de eerste Nederlandse rapportage dat de passende maatregelen gebaseerd moeten zijn op een deugdelijke analyse van de positie van vrouwen in de lidstaat en dat er gegevens over de effectiviteit van de genomen maatregelen beschikbaar dienen te zijn.

Voor het algemene overheidsbeleid geldt dat het effect van dit beleid op de positie van vrouwen onderkend moet worden. Het CEDAW beveelt in Aanbeveling 6 aan een 'national machinery', instituties en procedures in het leven te roepen en te versterken om over te verwachten effecten te adviseren. Met 'national machinery' bedoelt het CEDAW infrastructurele voorzieningen binnen het overheidsapparaat voor de ontwikkeling van beleid ter verbetering van de positie van vrouwen.

Ten behoeve van zo'n effectieve, adviserende 'national machinery':

  • moet er intensieve 'monitoring' van de positie van vrouwen plaatsvinden,
  • moeten alle oorzaken van discriminatie worden opgespoord en
  • moeten instituties ondersteund worden bij het ontwerpen van strategieën en maatregelen om discriminatie uit te bannen.

Het begrip 'passend' impliceert dus een permanente investering in heel specifiek beleidsvoorbereidend onderzoek en dito evaluaties en advisering (emancipatie-effectrapportages), en bewaking en evaluatie van de resultaten van maatregelen. Streefcijfers zijn een middel bij uitstek om resultaatgericht te opereren.

Een ander noodzakelijk middel is een open verbinding en onderlinge wisselwerking tussen de vrouwenbeweging en de overheid teneinde de noodzakelijke voeding en vernieuwing van het beleid te bevorderen.

De invloed van de vrouwenbeweging kan de effectiviteit van het beleid vergroten en dient dus onderdeel te zijn van de voorbereiding om te komen tot alle passende maatregelen, zo valt in de eerste Nederlandse rapportage aan het CEDAW te lezen.