Met het oog op 1995 Beleidsprogramma Emancipatie |
18. VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER 18.1. DOELSTELLINGEN/KERNTAKEN DEPARTEMENT De kerntaak van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is kort en krachtig te omschrijven als de zorg voor de duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Er is een sterke samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen van het ministerie van VROM. Dit blijkt ook uit het onderstaande overzicht van de kerntaken per directoraat-generaal (exclusief kadaster): Volkshuisvesting:
Ruimtelijke ordening:
Milieubeheer:
Rijksgebouwendienst:
18.2. VERTALING NAAR EMANCIPATIEDOELSTELLINGEN De kerntaken van VROM èn de centrale doelstelling van het emancipatiebeleid leiden tot de volgende emancipatiedoelstellingen:
Deze emancipatiedoelstellingen worden verder uitgewerkt in de beleidsnota emancipatie VROM "Stem voor de Toekomst". Deze nota zal naar verwachting begin 1993 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Hierna zijn enkele hoofdpunten uit het VROM-emancipatiebeleid weergegeven. 18.3. FEITELIJKE ANALYSE EN KNELPUNTEN Voor verschillende kerntaken zijn de activiteiten hieronder aangegeven: 18.3.1. Zorg voor de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving Het streven naar economische zelfstandigheid en onafhankelijkheid van vrouwen leidt ertoe dat er andere eisen aan de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving gesteld worden. Dit betekent dat er niet alleen behoefte is aan eengezinswoningen, maar ook aan woningen voor verschillende vormen van huishoudens. Privacy-mogelijkheden binnen de woning vormen daarnaast een kwaliteitseis. De nadruk in het volkshuisvestingsbeleid komt steeds meer te liggen op het beheer van de bestaande woningvoorraad. Hierbij zal nog meer dan voorheen ingespeeld moeten worden op veranderende woonwensen. De woning dient gebruiksvriendelijk en doelmatig te zijn en met het oog op de toenemende vergrijzing is het van belang dat de woning mogelijkheden biedt voor het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen. Flexibel (ver)bouwen kan bijdragen aan de wensen van verschillende huishoudensvormen. Zorg voor de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving in de steden is één van de pijlers van het sociale vernieuwingsbeleid. Die kwaliteit wordt mede bepaald door sociale veiligheid van de openbare ruimte en het voorkómen van ruimtelijk isolement van bepaalde groepen. Aan sociale veiligheid is de afgelopen jaren door middel van onderzoek en regelgeving aandacht besteed, hetgeen geresulteerd heeft in flinke aandacht op plaatselijk niveau voor dit onderwerp. De rol van de rijksoverheid wordt in het beleid ten aanzien van de dagelijkse leefomgeving vooral ondersteunend gezien; de burgers zelf, provincies, gemeenten, verhuurders dragen hier de primaire verantwoordelijkheid. De regelgeving (o.a. BWS en het Bouwbesluit) heeft de afgelopen tijd een ontwikkeling doorgemaakt die voldoende ruimte biedt om de hierboven beschreven manier van bouwen in de praktijk te realiseren. Vanuit VROM wordt belang gehecht aan de rol van woonconsumenten(organisaties) en de participatie van vrouwen hierin. De subsidiëring van scholingsactiviteiten door woonconsumentenorganisaties en het verstrekken van subsidies aan vrouwenorganisaties laten dit zien. Binnen het experimentenbeleid van de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan vrouwenemancipatie binnen de verschillende experimententhema's. Bij de interne en externe verspreiding van kennis over emancipatie-aspecten van het VROM-beleid speelt met name voorlichting een rol in het uitdragen van de resultaten van de eerdergenoemde onderzoeken, experimenten en voorbeeldplannen. Het doorlichten van voorlichtingsactiviteiten en -materiaal op emancipatie-aspecten is een permanent punt van aandacht, ook in verband met de voorbeeldfunctie als ministerie. Eind 1991 is een circulaire aan gemeenten (getiteld "Volkshuisvesting en emancipatie") uitgebracht betreffende het hele terrein van volkshuisvesting, wonen, woonomgeving, woonruimteverdeling en participatie. Tegelijkertijd is de brochure "Vrouwen in de volkshuisvesting" uitgebracht. Deze circulaire en brochure kunnen bijdragen aan het verbeteren van de positie van vrouwen in de mannenwereld die volkshuisvesting toch nog steeds is. 18.3.2. Zorg voor beschikbaarheid van voldoende woningen en bouwlocaties Zorg voor betaalbaarheid en bereikbaarheid van woningen voor ieder burger Voor vrouwen (met name vrouwen in bijzondere situaties, zoals scheidingsprocedure of verblijvend in vrouwenopvanghuis) is het vaak moeilijk om, op korte termijn, een woning toegewezen te krijgen. Ook kan het financieren van de woonruimte (huur danwel hypotheek) een probleem vormen. Ter bescherming van verschillende specifieke groepen, waaronder vrouwen in bijzondere situaties, zijn regels opgenomen in de Woonruimtebeschikking 1984. Deze beschikking en de Woonruimtewet 1947 worden in de naaste toekomst evenwel vervangen door de Huisvestingswet, die naar verwachting begin 1993 in werking zal treden. In deze wet wordt opgenomen dat aan mensen uit deze groep niet de eis van economische en maatschappelijke binding gesteld kan worden indien dit belemmerend is voor hun huisvestingsmogelijkheden. De laagste inkomensgroepen bestaan voor een groot deel uit vrouwen. De betaalbaarheid en bereikbaarheid van woningen voor deze inkomensgroepen worden gegarandeerd door de individuele huursubsidie. Naast de regels die er bestaan ten aanzien van woonruimteverdeling is er een aantal factoren dat bepaalt of een woning gekocht kan worden. Dit betreft de mogelijkheid om een hypotheek bij een bank te kunnen afsluiten en de mogelijkheid een huis te kopen met gemeentegarantie. Op dit moment geldt dat voor een gemeentegarantie een tweede inkomen - dit betreft meestal het inkomen van de vrouw - slechts beperkt meegerekend wordt. Momenteel vindt een studie plaats naar het instrument gemeentegarantie. 18.3.3. Ontwikkelen van ruimtelijke concepten op nationaal niveau Stimuleren en begeleiden van de uitvoering van ruimtelijke plannen In het verleden is vooral een scheiding van wonen, werken en sommige voorzieningen aangehouden. Het huidige beleid is gericht op het weer dichter bij elkaar brengen daarvan. Dit beleid, gericht op een compacte stad, biedt betere mogelijkheden om betaalde en onbetaalde arbeid te combineren. Een grotere participatie van vrouwen in activiteiten buitenshuis (o.a. door een groeiende arbeidsparticipatie) betekent echter dat de mobiliteit toeneemt. Dat wil zeggen dat het aantal verplaatsingen toeneemt en dat de afstand waarover men zich verplaatst tot nu toe steeds groter wordt. Ook uit een oogpunt van milieubelasting is deze ontwikkeling ongewenst. Het beleid van de compacte stad kan ertoe bijdragen dat deze groei afneemt. Voor de problematiek van bereikbaarheid en mobiliteit wordt verder verwezen naar het hoofdstuk 17 (Verkeer en Waterstaat) [38]. 18.3.4. Milieubeheer Het milieubeheer richt zich steeds meer op de implementatie van milieubeleidsmaatregelen in de samenleving. Een aantal maatregelen in dit kader betreffen ook de huishoudens, bijvoorbeeld gescheiden afvalinzameling en beperking van het energiegebruik in huishoudens. Omdat voor het merendeel vrouwen de huishouding voeren, is meer inzicht nodig in de effecten van deze maatregelen voor vrouwen, om een bevestiging van de traditionele rolpatronen te voorkomen. Daarnaast dient bij de normering van milieuverontreinigende stoffen meer rekening te worden gehouden met vrouwen. |