Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



13. LANDBOUW, NATUURBEHEER en VISSERIJ

13.1. DOELSTELLINGEN/KERNTAKEN DEPARTEMENT

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft vier hoofddoelstellingen:

a. Het bevorderen van een concurrerende, veilige en duurzame landbouw.

Met een concurrerende landbouw wordt bedoeld dat de uitoefening van de landbouw als economische activiteit uit oogpunt van kosten concurrerend moet zijn. Met veiligheid wordt enerzijds gedoeld op de produktveiligheid voor de consumenten en anderzijds op de veiligheid voor de omgeving en de werkenden in de land- en tuinbouw.

Aan de doelstelling duurzaam zijn twee aspecten verbonden, namelijk het milieu-aspect en het sociaal-economisch aspect. Met betrekking tot het milieu-aspect dient een instandhouding en ontwikkeling van het fysieke (produktie)milieu als natuurlijke bron plaats te vinden. Met betrekking tot het sociaal-economisch aspect zal het landbouwbeleid een bijdrage moeten leveren aan het bevorderen van een redelijke levensstandaard en maatschappelijk verantwoorde levens- en werkomstandigheden.

b. Het bevorderen van een duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van de Nederlandse natuur en landschappelijke waarde.

Duurzaamheid doelt niet alleen op de betekenis van de natuur voor de mens, maar ook op de zelfstandige waarde van de natuur. Zowel waarden van volksgezondheid en welbevinden als intrinsieke waarden van planten, dieren en ecosystemen zijn beleidsuitgangspunt.

Binnen het algemene kader van de hoofddoelstelling gaat het om bevordering van zowel algemene als bijzondere natuur- en landschapswaarden.

c. Het bevorderen van een duurzaam, vitaal en leefbaar landelijk gebied ten dienste van de samenleving.

Het bevorderen van een duurzaam, leefbaar en vitaal landelijk gebied is onlosmakelijk verbonden met de hiervoor genoemde doelstellingen. Een integrale benadering van het landelijk gebied is van wezenlijk belang. Inrichting, beheer en gebruik voor agrarische doeleinden, natuur, bos en recreatie dienen dan ook nadrukkelijk in samenhang te worden gezien.

d. Het bevorderen van een verantwoorde visserij en evenwichtige exploitatie van de visbestanden.

Een verantwoorde visserij dient rekening te houden met de functies natuur en milieu en omvang van het te bevissen bestand, zodat ook op termijn sprake blijft van een levensvatbare visserijsector.

13.2. VERTALING NAAR EMANCIPATIEDOELSTELLINGEN

In de hoofddoelstellingen liggen emancipatiedoelstellingen besloten. Evident is dat er bij de uitoefening van economische activiteiten als landbouw en visserij gelijke kansen en mogelijkheden voor vrouwen en mannen dienen te zijn. In dat licht zal de emancipatie worden bevorderd in bedrijven en instellingen in de sectoren die tot het beleidsterrein van LNV behoren.

Ook waar het gaat om veiligheid en leef- en werkomstandigheden in de agrarische sector en de leefbaarheid van het landelijk gebied is een meer evenwichtige benadering van de rol en positie van mannen en vrouwen noodzakelijk.

Bij het opstellen van dit hoofdstuk is zoveel mogelijk rekening gehouden met het advies van de Emancipatieraad en andere adviezen.

13.3. FEITELIJKE ANALYSE EN KNELPUNTEN

Een aanzienlijk deel van het werk in de land- en tuinbouw wordt door vrouwen verricht. Het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden in de land- en tuinbouw is echter relatief gering, ofschoon er een stijgende lijn zichtbaar is. Het overgrote deel van de vrouwelijke arbeidskrachten is afkomstig van het bedrijf waar de arbeid wordt geleverd (vrouwelijke gezinsarbeidskrachten). De meewerkende vrouw in de agrarische sector wenst meer erkenning voor de arbeid die ten behoeve van het bedrijf wordt verricht en een aanpassing in faciliteiten en regelingen aan haar specifieke functie.

In de visserijsector komt vrouwelijk (mede)ondernemerschap nagenoeg niet voor. De arbeidsinzet van vrouwen is vooral te vinden in de verwerkende industrie. Deelname van vrouwen aan activiteiten op zee is zeer gering. Bij de kleinere (gezins)bedrijven in deze sector verricht de vrouw veelal administratieve taken.

Ook in het bosbedrijf en bij terreinbeheer is nog sprake van een geringe arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor wat betreft de recreatie bestaat weinig zicht op de positie van de vrouw in de verschillende typen recreatiebedrijven.

Uit onderzoek is echter gebleken dat de vrouw veelal de (dagelijkse) leiding heeft indien het "agrarische" bedrijf specifiek is ingericht als kampeerboerderij.

De arbeidsinzet van vrouwen op het agrarisch (gezins)bedrijf wordt, naast de persoonlijke instelling, in sterke mate bepaald door de bedrijfs- en gezinssituatie, de mogelijkheden om buitenshuis te werken en het voorzieningenniveau in het omliggende gebied.

Wonen en werken in het landelijk gebied kan specifieke problemen met zich meebrengen, in het bijzonder voor vrouwen. Deze problemen houden voor een belangrijk deel verband met de ruimtelijke en economische ontwikkelingen van het landelijk gebied. Mogelijkheden voor vrouwen om deel te nemen aan bepaalde activiteiten zijn mede afhankelijk van infrastructurele factoren als bereikbaarheid en de aanwezigheid van voorzieningen.

Langs de weg van voorlichting, onderwijs en onderzoek kunnen knelpunten die de ontplooiing van vrouwen in de weg staan worden aangepakt. Ofschoon de afgelopen jaren op verschillende onderdelen activiteiten hebben plaatsgevonden gericht op emancipatie, welke mede tot belangrijke verbeteringen hebben geleid, zijn de knelpunten nog niet beslecht. Zo is bijvoorbeeld de opkomst van vrouwen bij voorlichtingsactiviteiten nog relatief gering, en wordt in de voorlichting nog onvoldoende aandacht besteed aan de vrouw in het agrarisch bedrijf. In het agrarisch onderwijs is de deelname van vrouwen nog altijd lager dan die van mannen. Hoewel met name in het cursusonderwijs de laatste jaren een sterke verbetering is opgetreden, is een evenwichtige situatie nog niet bereikt. In toenemende mate wordt in het onderzoek naar de agrarische structuur en de agrarische bevolking de positie van de vrouw meegenomen. Zo is de laatste jaren de rol en positie van de vrouw in het gezinsbedrijf onderwerp van studie geweest.

De participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen in de agrarische, natuurbeherende- recreatie- en visserij sector is nog zeer gering. De afgelopen jaren is onder andere door een actief stimuleringsbeleid de integratie van vrouwen in de (stands)organisaties bevorderd. De resultaten daarvan zijn merkbaar. Van een evenwichtige samenstelling van adviserende en besluitvormende organen binnen de beleidsvelden van LNV is evenwel nog geen sprake.

13.4. SPEERPUNTEN

In de Beleidsnota Emancipatie van LNV [29] wordt het Emancipatiebeleid van LNV voor de eerste helft van de jaren negentig uiteengezet. De Emancipatieraad constateert terecht dat de algemene speerpunten uit het concept-Beleidsprogramma Emancipatie relevant zijn voor LNV. Zo is het aandeel van vrouwen in onder andere externe adviescolleges en besturen van organisaties die beleidsterreinen van LNV bestrijken, gering. Daarnaast is - ook binnen sectoren op het gebied van LNV - in relatief sterke mate sprake van traditionele opvattingen over wat "de" positie en "de" bestemming zou zijn van mannen en vrouwen. Dit vraagt om extra aandacht voor herverdeling van onbetaalde arbeid en het doorbreken van traditionele rolpatronen en beeldvorming. In aansluiting hierop zijn in de Beleidsnota Emancipatie van LNV een aantal speerpunten geformuleerd.

13.4.1. Eerste speerpunt: streven naar forse toename aantal vrouwelijke bedrijfshoofden en mede-onderneemsters

Ter bevordering van maatschappelijk verantwoorde werk- en levensomstandigheden zal aan de positie van vrouwen extra aandacht worden besteed. In dit kader wordt gestreefd naar het inzichtelijk maken van de wijze waarop de arbeidsinzet van vrouwen in ondernemingen (bijv. zelfstandig ondernemerschap, mede-ondernemerschap, meewerken in het bedrijf van partner of werkneemster) geregeld kan worden teneinde een zelfstandige keuze van vrouwen zodanig te bevorderen dat ten opzichte van 1991 het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden en (formele) mede-onderneemsters in 1995 tezamen met 10% is toegenomen. Concreet betekent dit dat het aantal vrouwen dat (mede-)ondernemer is in de periode 1991-1995 van 6,5 % zal oplopen tot 16,5%. Bij de keuze hoe betrokkenen de arbeidsinzet willen regelen dient de herverdeling van onbetaalde zorgtaken onderdeel uit te maken.

In aansluiting op het advies van de Emancipatieraad wordt volledigheidshalve opgemerkt dat voorlichting over arbeidsinzet t.b.v. het bedrijf aan beide partners wordt gegeven.