12.4.3. Derde speerpunt:
bestrijding seksueel geweld tegen vrouwen Van aanvang af heeft Justitie een belangrijk
aandeel geleverd in het beleid met betrekking tot
seksueel geweld. Alle nota's op dit beleid werden mede
door de minister van Justitie ondertekend. Het in recente
nota's over dit onderwerp aangegeven beleid zal
voortvarend worden uitgevoerd. Hierin wordt aandacht
gegeven aan een aantal specifiek op het terrein van
Justitie liggende onderwerpen.
12.4.3.1. Herziening
zedelijkheidswetgeving
De wijziging van de artikelen 242
tot en met 249 van het Wetboek van Strafrecht (Stb. 1991,
519) is op 1 december 1991 in werking getreden. In de
nieuwe wettelijke bepalingen is veel aandacht gegeven aan
de positie van jeugdigen tussen twaalf en zestien jaar.
Door ontuchtige handelingen met deze jeugdigen tot een
klachtdelict te maken, waarbij behalve de wettelijke
vertegenwoordiger en de raad voor de kinderbescherming
ook de jeugdige zelf de mogelijkheid heeft om te klagen
en wel tot de verjaringstermijn verstreken is, krijgt de
jeugdige meer invloed op al of niet vervolgen van degene
die seksuele handelingen met haar of hem heeft gepleegd.
Sinds de inwerkingtreding van de
nieuwe artikelen 242 tot en met 249 van het Wetboek van
Strafrecht, is verkrachting binnen het huwelijk en
ontucht door hulpverleners strafbaar.
12.4.3.2. Verjaring van
incest
Naar aanleiding van een verzoek van
de Vaste Commissie voor Justitie heeft de minister van
Justitie in een brief aan deze Commissie zijn visie
gegeven over de verjaring van incest in ruime zin. In
deze brief wordt de problematiek van de verjaring van
zedendelicten, gepleegd tegen jeugdigen uitvoerig
besproken. Voorgesteld wordt om indien de zedendelicten
genoemd in de artikelen 242 tot en met 250 van het
Wetboek van Strafrecht worden gepleegd jegens personen
beneden de leeftijd van zestien jaar, de
verjaringstermijn te doen aanvangen op het moment dat het
slachtoffer zestien wordt.
12.4.3.3. Slachtoffers van
seksueel geweld
Het justitieel beleid zal in de
jaren '90 gericht zijn op een verdere verbetering van de
juridische positie van slachtoffers van seksueel geweld.
Zo zal blijvend aandacht worden besteed aan een goede
opvang van slachtoffers van seksueel geweld en
deskundigheidsbevordering bij de politie en het Openbaar
Ministerie. De problematiek van seksueel geweld binnen
justitiële inrichtingen verdient speciale aandacht. De
Stuurgroep herziening differentiatiestelsel
gevangeniswezen heeft voor een nadere analyse van dit
probleem gepleit (zie nader onder 12.4.4.1.).
12.4.3.4. Voorkoming
criminaliteit; sociale veiligheid
Om de leefbaarheid in de openbare
ruimte te vergroten, zal er meer aandacht worden
geschonken aan het voorkomen van criminaliteit. Het
ministerie van Justitie gaat zich de komende jaren
intensief bezighouden met een integrale aanpak van
criminaliteit en van de angst voor criminaliteit op wijk-
en buurtniveau. Sociale veiligheid is een van de
onderwerpen die hierbij aan de orde zal komen.
12.4.3.5. Slachtofferzorg
De financiële ondersteuning van de
Landelijke Organisatie Slachtofferzorg zal worden
gecontinueerd, dat wil zeggen dat inmiddels subsidie is
toegezegd tot 1994. Daarmee wordt de opbouw van een
netwerk van lokale bureaus voor slachtofferhulp krachtig
gesteund. Er zal worden voortgegaan met het verlenen van
financiële bijdragen aan veelbelovende experimenten op
het gebied van slachtofferzorg. Het gaat hier
bijvoorbeeld om experimenten met een verbeterde
samenwerking tussen betrokken organisaties (politie,
Openbaar Ministerie en de hulpverleningsinstellingen) op
lokaal niveau.
In het kader van de verbetering van
de slachtofferzorg door politie en Openbaar Ministerie
zal ook na 1990 de deskundigheidsbevordering een
belangrijk element blijven.
In verband met het wetsvoorstel tot
aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek
van Strafvordering, de Wet voorlopige regeling
schadefonds geweldsmisdrijven en andere wetten met
voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare
feiten (21 345), dat thans ter behandeling bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ligt, is mede op advies van de
vergadering van procureurs-generaal inmiddels een
commissie ingesteld. De commissie beziet zowel de
beleidsmatige als de meer organisatorische consequenties
van de invulling van het wetsvoorstel.
12.4.3.6. Seksuele
kindermishandeling
De werkgroep van het Openbaar
Ministerie die zich beraadt over de positie van het
Openbaar Ministerie in zaken van seksuele
kindermishandeling heeft op 22 oktober 1991 haar rapport
uitgebracht, waarin een aantal aanbevelingen worden
gedaan. Deze aanbevelingen zijn grotendeels overgenomen
door de procureurs-generaal in hun vergadering van 19
augustus 1992. Daarbij zal in het bijzonder aandacht
worden besteed aan alternatieven voor vervolging, met
name daderbehandeling en de vraag hoe met diverse
opsporingsmethoden dient te worden omgegaan in relatie
tot de bewijsvoering in een strafzaak. De Stichting
Studiecentrum Rechtspleging en de Directie
Criminaliteitspreventie plegen overleg over de in het
cursuspakket voor 1991 op te nemen slachtoffercursussen.
12.4.3.7. Vrouwenhandel
Een onderzoek naar de effecten van
de richtlijnen van het Openbaar Ministerie inzake
bestrijding van vrouwenhandel, is op 15 juni 1992 van
start gegaan.
12.4.3.8. Leerprojecten
"seksuele voorlichting"
Naar verwachting zullen de
leerprojecten "seksuele voorlichting" voor
minderjarigen in de toekomst voor het hele land
beschikbaar komen.
12.4.4. Specifieke
aandachtsgroepen
12.4.4.1. Vrouwen in
detentie
In het kader van de herziening
differentiatiestelsel gevangeniswezen is een werkgroep
ingesteld die zich heeft beziggehouden met vrouwen in
detentie. Bij de totstandkoming van het rapport van deze
werkgroep is ook het Clara Wichmann Instituut betrokken
geweest. Het rapport van de werkgroep vormt onderdeel van
de advisering van de Stuurgroep herziening
differentiatiestelsel gevangeniswezen. De belangrijkste
aspecten op het terrein van de emancipatie die ook voor
vrouwen in detentie van belang zijn en waar de stuurgroep
aandacht aan besteedt, zijn: opleiding, arbeid,
kinderopvang, vrouwenhulpverlening en de problematiek van
de seksuele intimidatie.
Inmiddels is een speciaal
experiment in ontwikkeling, gericht op de opvang van
gedetineerde moeders met kinderen.
12.4.4.2. Het zelfstandig
verblijfsrecht van buitenlandse vrouwen
Justitie ontwerpt momenteel een
folder met als onderwerp het zelfstandige verblijfsrecht
van buitenlandse vrouwen. In de folder wordt aandacht
besteed aan de mogelijkheden tot verkrijging van een
vestigingsvergunning, een vergunning tot voortgezet
verblijf en andere zelfstandige verblijfsvergunningen.
Bij de beoordeling van verzoeken
tot terugkeer naar Nederland geldt de band van betrokkene
met Nederland als uitgangspunt. De kritiek van de Tweede
Kamer op het algemene terugkeerbeleid richt zich in
hoofdzaak buiten deze terugkeerregeling. Dit geldt voor
in Nederland opgegroeide meisjes die wegens huwelijk of
voor verzorging van familieleden, veelal door de ouders
gedwongen, naar het land van herkomst teruggaan. Ten
tweede is er door de vaste commissie voor het
minderhedenbeleid naast een opbouw van rechten na
binnenkomst in Nederland een overeenkomstige afbouw van
rechten na remigratie bepleit; een terugkeeroptie wordt
in dit verband vertaald in een algemeen terugkeerrecht.
Wat de reikwijdte van de
terugkeerregeling betreft, is de staatssecretaris
gevoelig voor de aangetoonde probleemgevallen. Het is
mogelijk en wenselijk voor dergelijke gevallen te komen
tot een concretisering van het algemene humanitaire
beleid. Voorop zij gesteld dat een beleidsregeling inzake
een terugkeeroptie onderdeel blijft uitmaken van het
algemene humanitaire beleid en derhalve steeds op
individuele basis zal worden toegepast, via een
individuele afweging en toetsing aan humanitaire gronden.
De staatssecretaris heeft ten
aanzien van verdere structurering van een terugkeeroptie
de volgende beleidsvoornemens voorgesteld.
Vreemdelingen komen na voorafgaand
langdurig verblijf in Nederland in de volgende gevallen
en onder de volgende voorwaarden voor hernieuwde
toelating in aanmerking:
-de vreemdeling die tussen zijn
vierde en negentiende levensjaar tenminste tien jaar in
Nederland heeft verbleven op grond van de artikelen 9 en
10 van de Vreemdelingenwet, doet zijn verzoek om
wedertoelating voor zijn 23e levensjaar;
-de vreemdeling die voor zijn 19e
levensjaar tenminste vijf jaren in Nederland heeft
verbleven op grond van de artikelen 9 of 10 van de
Vreemdelingenwet, doet zijn verzoek om wedertoelating
vanwege zijn zodanige banden met Nederland, dat dit voor
betrokkene is aan te merken als het meest aangewezen
land.
Voor verdere informatie inzake het
terugkeerbeleid kan verwezen worden naar de brief van de
staatssecretaris van Justitie van 20 september 1991 aan
de voorzitter van de Tweede Kamer, waarin de
"beleidsregeling terugkeeroptie" uitgebreid
besproken wordt.
Vrouwelijke asielzoekers kunnen op
verzoek gehoord worden door een vrouwelijke
contactambtenaar van Justitie. Het aanstellingsbeleid van
de Directie Vreemdelingenzaken is erop gericht om
voldoende vrouwelijke contactambtenaren in dienst te
hebben, zodat vrouwelijke asielzoekers die dit wensen ook
daadwerkelijk door een vrouwelijke ambtenaar gehoord
worden.
12.5. INTERN EMANCIPATIEBELEID
In juli 1991 is voor Justitie een
kaderregeling positieve actie vastgesteld. Prioriteiten
daarbij zijn het verminderen van de uitstroom van vrouwen
en het vergroten van het aantal vrouwen in hogere
functies. Overeenkomstig de doelstellingen van de
kabinetsnota "Vervolgbeleid Positieve actie voor
vrouwen bij de rijksoverheid" wordt gestreefd naar
een stijging van 1%-punt generiek en 1,5%-punt voor
vrouwen in schaal 10 en hoger. Van het personeel van het
ministerie van Justitie was eind 1990 37,6% vrouw. Eind
1991 bedroeg dit percentage 38,6%. In de functies vanaf
schaal 10 bedroegen deze percentages 26,5% resp. 27,1%.
Instrumenten en maatregelen die op
grond van de kaderregeling positieve actie worden
voorgeschreven om de positie van vrouwen binnen het
gehele ministerie in het algemeen te verbeteren zijn: het
houden van exit-interviews (op 1 januari 1992 is met het
Justitiebreed afnemen van dergelijke interviews gestart),
het stimuleren van deeltijdarbeid en het bieden van de
mogelijkheid voor kinderopvang (kinderopvangvoorzieningen
worden in 1992 Justitiebreed mogelijk gemaakt). Verder is
er met ingang van 1 juni 1991 een vertrouwensvrouw voor
seksuele intimidatie full-time aangesteld. Ook ziet
Justitie toe op een goede voorlichting betreffende het
zwangerschaps- en bevallingsverlof en het
ouderschapsverlof. Verder is de ontwikkeling van
vrouwennetwerken binnen het ministerie ter hand genomen.
12.6. ORGANISATIE VAN HET
EMANCIPATIEBELEID
Op 6 maart 1979 is de contactgroep
Justitie Emancipatie Stimulering opgericht (JES). Deze
fungeert als intradepartementale emancipatiecommissie met
name ten behoeve van het interne emancipatiebeleid. De
contactgroep bestaat uit leden (mannen en vrouwen)
afkomstig uit alle sectoren van het ministerie in engere
zin. Deze contactgroep heeft als voornaamste taak het
gevraagd en ongevraagd adviseren aan de
Secretaris-Generaal over onderwerpen op het terrein van
Justitie die van belang zijn voor de emancipatie van de
vrouw.
Een lid en de secretaris van de JES
zijn plaatsvervangend lid van de Interdepartementale
Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE). Leden van
de JES en materiedeskundigen fungeren als adviescommissie
voor het ICE-lid en de toetsing van het externe beleid
aan emancipatie-doelstellingen.
De belangrijkste recente adviezen
van de JES betreffen kinderopvang en positieve actie. De
contactgroep speelt een rol bij het beleid inzake
ongewenste intimiteiten, loopbaanontwikkeling en
stimuleert het ontwikkelen van vrouwennetwerken in het
veld. Met name de secretaris heeft ook een voorlichtings-
en ombudsfunctie.
De JES stimuleert netwerkvorming
van vrouwen. Zij kunnen dan of zelf of met medewerking
van de JES stappen ondernemen om verbetering in de
situatie te brengen. De maatregelen die worden genomen op
grond van de kaderregeling positieve actie volgt de JES
kritisch. De JES besteedt ook aandacht aan de evaluatie
van exit-interviews met medewerkers van Justitie, waarmee
onlangs een begin is gemaakt.
De JES zal een belangrijke stem
hebben in de besteding van het met ingang van 1992
jaarlijks voor emancipatie beschikbaar gestelde budget.
Dit budget ( 100.000,-) zal worden aangewend voor de
subsidiëring van kortlopende projecten, zoals een
beknopt onderzoek, studiebijeenkomsten of congressen.
|