Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



11.4. SPEERPUNTEN

Bij Financiën zal in de periode tot 1995 op de volgende wijze uitwerking worden gegeven aan de departementale emancipatiedoelstellingen:

11.4.1. Fiscaal beleid

11.4.1.1. Bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen

Bij de voorbereiding van regelgeving op het terrein van de loon- en inkomstenbelasting zal, mede in het licht van de overige aspecten van beleid, de bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen worden meegewogen.

Toelichting:

Het emancipatie-aspect is een van de aandachtspunten in de discussies over en beleidsvoorbereiding van de fiscale wetgeving. In de voorstellen van de Commissie Stevens op het terrein van de inkomstenbelasting komt het emancipatie-aspect aan de orde. De gevolgen van deze voorstellen voor de arbeidsparticipatie van de vrouw zijn in het advies van de SER over de voorstellen van de Commissie Stevens nader bezien. De raad komt tot de conclusie dat de voorgestelde omzetting van de basisaftrek in een heffingskorting de arbeidsparticipatie van vrouwen kan bevorderen, maar dat in combinatie met andere specifieke voorstellen, zoals de verhoging van de heffingskorting en de afschaffing van de WAO-franchise, de bijdrage aan de arbeidsparticipatie van vrouwen per saldo twijfelachtig is. Ook de Emancipatieraad is om advies gevraagd. Daarbij is met name aandacht gevraagd voor de wijze waarop de verschillende leefvormen in de voorgestelde tariefstructuur worden behandeld, alsmede de consequenties voor de arbeidsparticipatie van (gehuwden) vrouwen. In een interimadvies heeft de Emancipatieraad nadrukkelijk gepleit voor het afschaffen van de overdraagbaarheid van de basisaftrek. Dit punt heeft de bijzondere aandacht van de regering in het kader van de uitvoering van de hiervoor genoemde motie Van Zijl/Doelman-Pel inzake de mogelijkheid tot afschaffing van de overheveling van de basisaftrek voor de nieuwe generatie.

Een andere ontwikkeling betreft de jurisprudentie inzake de fiscale stimulering van kinderopvang. Allereerst zij opgemerkt dat bij de Oort-wetgeving het beleid is ingezet dat bevordering van de kinderopvang niet via de fiscaliteit maar via andere stimuleringsinstrumenten, zoals subsidieregelingen, moet plaatsvinden. Uitvloeisel van dit beleid was dat bij de Oort-operatie de aanvullende arbeidstoeslag is vervallen en de daarmee gemoeide middelen- die als onderdeel van het budget van kinderopvang waren aangemerkt - zijn ingezet onder andere voor de stimuleringsmaatregel kinderopvang 1991-1993. Als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad inzake de fiscale aftrekbaarheid van kinderopvangkosten voor werknemers is, naast de reeds bestaande gunstige waarderingsregels voor de door de werkgever bekostigde kinderopvangkosten, bij resolutie van 31 oktober 1991 (DB91/1259) ook een regeling getroffen voor werknemers die deze kosten zelf dragen. Voor deze groep zijn onder bepaalde voorwaarden en tot een bepaald maximum de kosten van kinderopvang, voorzover deze de normbedragen te boven gaan, aftrekbaar. De nu ontstane situatie roept vragen op met betrekking tot de positie van zelfstandigen, die eveneens kosten voor kinderopvang maken. Daarom zal, onverminderd het beleid op dit punt, worden gekeken naar mogelijkheden vorenbedoelde regeling uit te breiden tot zelfstandigen.

11.4.1.2. Voorlichting

De voorlichting aan herintredende vrouwen wordt voortgezet; de informatiebehoefte van andere groepen zal worden onderzocht. Vanuit een breder financieel-economisch kader wordt de noodzaak tot een hogere arbeidsparticipatie waar mogelijk in de voorlichting meegenomen.

Toelichting:

De brochure "Herintredende Vrouwen" zal jaarlijks worden geactualiseerd. Daarnaast zal middels publieksonderzoek de kwaliteit van het informatiemateriaal en de informatiebehoefte van de diverse doelgroepen worden onderzocht.

11.4.2. Intern beleid

Zowel bij het kerndepartement als bij de Belastingdienst is het intern personeelsbeleid gericht op vergroting van het aantal vrouwen in middelbare en hogere functies.

Toelichting

Zie paragraaf 11.5.

11.4.3. Relatie met de algemene speerpunten

De relatie tussen de departementale emancipatiedoelstellingen en -activiteiten is in kort bestek als volgt weer te geven:

Vergroting van de deelname van vrouwen aan politieke en maatschappelijke besluitvorming

Het speerpunt met betrekking tot het interne beleid geeft hier invulling aan. Bij de uitwerking zal ook aandacht worden gegeven aan de deelname van vrouwen in interdepartementale commissies.

Herverdeling van onbetaalde arbeid en in samenhang daarmee vergroting van de zorgverantwoordelijkheid van mannen

Het speerpunt met betrekking tot het fiscaal beleid houdt verband met de invloed van het fiscale beleid op de bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Doorbreking van beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid

In de publieksvoorlichting van het ministerie wordt bewust nagestreefd om aan dit punt invulling te geven.

11.5. INTERN EMANCIPATIEBELEID

11.5.1. Algemeen

In de afgelopen jaren is het aandeel van vrouwen in het personeelsbestand gestegen. Desondanks is er in de hogere functies (en bij de Belastingdienst ook in de middelbare functies) sprake van een ondervertegenwoordiging van vrouwen. Het aandeel van vrouwen onder afgestudeerden van voor Financiën relevante studies op academisch en HBO-niveau ligt inmiddels tussen de 15 en 25%, afhankelijk van de studierichting.

Het emancipatiebeleid van het ministerie is erop gericht om het aandeel van vrouwen in middelbare en hogere functies te vergroten. Daartoe zijn streefcijfers vastgesteld en maatregelen genomen danwel in voorbereiding en wordt waar nodig nader onderzoek gedaan. In het licht van de kabinetsnota "Vrouwen in politiek en openbaar bestuur" zal ook aandacht worden besteed aan de deelname van vrouwen aan interdepartementale commissies.

De konkrete uitwerking van deze algemene doelstelling omvat enkele algemene maatregelen en is c.q. wordt daarnaast afgestemd op de verschillen in omvang en personeelsopbouw van kerndepartement resp. Belastingdienst.

11.5.2. Kerndepartement

Bij het kerndepartement wordt er naar gestreefd om het gemiddeld percentage vrouwen in het personeelsbestand te verhogen van 30,4% in 1992 tot 33% aan het eind van 1995. Voor schaal 10 en hoger wordt gestreefd naar een verhoging van 15,4% tot 20% eind 1995. Daartoe wordt ondermeer nagegaan of het selectieproces bij instroom specifieke voor vrouwen belemmerende elementen bevat. Recent is een op de doelgroep potentiële vrouwelijke beleidsambtenaren afgestemde wervingsadvertentie geplaatst. In het management-developmentbeleid zal aparte aandacht aan vrouwen worden geschonken. Ook wordt nagegaan of er in de arbeidsorganisatie factoren zijn die vrouwen aanleiding geven sneller uit te stromen en zo ja, welke maatregelen dit kunnen tegengaan.

11.5.3. Belastingdienst

Bij de Belastingdienst is in maart 1990 is een aantal maatregelen afgekondigd met als doel een meer evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen op alle niveaus. De effecten van deze maatregelen zijn in 1991 geëvalueerd. Op grond van de evaluatie zijn voorlopige conclusies getrokken voor het beleid.

Meer dan voorheen het geval was, zal dit een taakstellend en decentraal karakter dragen, waarbij het management op haar verantwoordelijkheden zal worden aangesproken.

Omdat de voorrangsbepalingen "Voorrang voor vrouwen bij geschiktheid" niet het beoogde positieve effect hebben gehad maar wel negatieve reacties hebben opgeroepen, is deze bepaling per 1 januari 1992 vervangen door de regel "voorrang voor vrouwen bij gelijke geschiktheid". Van andere maatregelen kan geen gunstiger effect worden verwacht. Dit hangt echter meer samen met het algemene karakter van het personeelsbeleid en de problematiek van de in- en doorstroom dan met de kwaliteit van die maatregelen.

Gelet op de gegeven omstandigheden met betrekking tot instroom, doorstroom en uitstroom geldt als centrale taakstelling voor de periode tot en met 1995 dat het aandeel van vrouwen in de Belastingdienst in totaal minimaal naar 25% moet zijn gestegen. Voor de hogere functies (vanaf schaal 10) moet het aandeel vrouwen jaarlijks met minimaal 1% stijgen tot 13% in 1995 (dit betekent een voortzetting van de trend). In dit verband geldt met betrekking tot de externe werving van inspecteurs en accountants een taakstelling van respectievelijk 40% en 30%.

Bij zowel in- als externe vacaturevervulling hebben vrouwen voorrang bij gelijke geschiktheid.

Daarnaast geldt dat elke directie binnen de centrale kaders jaarlijks naar groepsfunctie en salarisschaal gedifferentieerde taakstellingen formuleert, gebaseerd op door de eenheden naar voren gebrachte taakstellingen. Ook worden jaarlijks plannen gepresenteerd over de wijze waarop men voornemens is deze taakstellingen te realiseren.

Op eenheids- en directieniveau kan worden gekozen voor het type maatregelen dat men geschikt acht om de taakstelling te realiseren. Het geven van voorlichting over de achtergronden van het emancipatiebeleid verdient expliciete aandacht.

In de loop van 1992 zullen directies in overleg met het centraal niveau aangeven op welke wijze het bestaande instrumentarium (voorlichting, werving en selectie, management-development, loopbaanbeleid, opleidingsbeleid, stimuleren van deeltijdarbeid, e.d.) beter kan worden benut voor het verbeteren van de positie van vrouwen.

11.5.4. Alle dienstonderdelen

Om het mogelijk te maken betaald werk en verzorgende taken te combineren, beschikken alle onderdelen van het Ministerie over de mogelijkheid van kinderopvang. Zowel vrouwen als mannen maken regelmatig gebruik van de regeling ouderschapsverlof.

Calamiteitenverlof (betaald verlof in uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden ten behoeve van de feitelijke verzorging van jonge kinderen) en een terugkeerregeling (ambtenaren die de feitelijke verzorging hebben van één of meer kinderen en die om die reden ontslag nemen, kunnen na het ontslag weer in een soortgelijke functie in dezelfde regio weer worden aangesteld) zijn bij de Belastingdienst ingevoerd en worden voor het kerndepartement overwogen.

Bij alle onderdelen van het ministerie is een klachtenprocedure ten behoeve van ongewenste omgangsvormen ingevoerd, zijn vertrouwenspersonen benoemd en is een klachtencommissie ingesteld.

11.6. ORGANISATIE VAN HET EMANCIPATIEBELEID

Een intradepartementale emancipatiecommissie zal worden ingesteld om de raakvlakken tussen de beleidsterreinen van Financiën en het emancipatiebeleid systematisch te inventariseren. Dit gebeurt tevens met het oog op het tot stand brengen van een departementale emancipatienota.

Met betrekking tot de tot nu toe onderkende raakvlakken geldt het volgende. Binnen de personeelsdirecties Centrale Directie Personeel en Management (kerndepartement) en Personeel en Organisatie van de Belastingdienst zijn medewerkers belast met de voorbereiding en evaluatie van het interne emancipatiebeleid.

Voor de raakvlakken tussen het emancipatiebeleid en het externe beleid zijn binnen diverse directies contactpersonen aanwezig.

De coördinatie van het emancipatiebeleid van het ministerie ligt bij de Centrale Directie Personeel en Management.