11. FINANCIëN 11.1. DOELSTELLINGEN/KERNTAKEN
DEPARTEMENT
- Het zorg dragen voor een
zodanige omvang en financiering van het
begrotingssaldo in samenhang met de ontwikkeling
van de rijksuitgaven en -ontvangsten, dat op
korte en middellange termijn een bijdrage wordt
geleverd aan een evenwichtige economische
ontwikkeling, mede rekening houdend met de
internationele (inclusief europese) aspecten
daarvan.
- Het zorg dragen voor een
verantwoorde omvang en samenstelling van de
overheidsuitgaven en een doelmatige besteding
daarvan.
- Het zorg dragen voor een
maatschappelijk verantwoorde omvang en
samenstelling van de overheidsinkomsten, alsmede
een doelmatige vergaring daarvan.
- Het zorg dragen voor een
evenwichtige nationale monetaire ontwikkeling en
het leveren van een bijdrage aan een evenwichtige
internationale monetaire ontwikkeling.
- Het leveren van een bijdrage
aan een geïntegreerd sociaal-economisch beleid,
gericht op een evenwichtige sociaal-economische
ontwikkeling.
11.2. VERTALING NAAR
EMANCIPATIEDOELSTELLINGEN
Een parallel is te trekken met de
door de SER geformuleerde emancipatiedoelstelling binnen
de doelstellingen voor sociaal-economisch beleid, te
weten:
Voor de bevordering van de
arbeidsparticipatie is van belang dat belemmeringen
worden weggenomen die een vrije keuze voor het verrichten
van betaalde en onbetaalde arbeid, evenals voor een
combinatie daarvan, in de weg staan.
De elementen bevordering van
arbeidsparticipatie en de fiscale behandeling van
verschillende leefvormen dienen bij de
beleidsvoorbereiding en wetgeving met betrekking tot de
fiscaliteit te worden meegewogen naast andere factoren
die in dat kader van belang zijn.
11.3. FEITELIJKE ANALYSE EN
KNELPUNTEN
11.3.1. Fiscaal beleid
De belangrijkste raakvlakken tussen
het fiscale beleid en het emancipatiebeleid op
sociaal-economisch terrein betreffen:
11.3.1.1. De discussie over
de invloed van fiscale wetgeving op de keuze tot het al
dan niet deelnemen aan betaalde arbeid
Als gevolg van de medio jaren '80
doorgevoerde wijzigingen in de fiscale wetgeving is de
heffing toegespitst op het individuele inkomen met een
uniforme belastingvrije voet. Uitzonderingen daarop zijn
de heffing op inkomen uit vermogen, de meewerkaftrek en
de mogelijkheid van overdracht van de basisaftrek ten
gunste van de kostwinner.
Het laatste punt, de overdracht van
de basisaftrek, heeft in het verleden aanleiding gegeven
tot discussie over ontmoedigingseffecten die zouden
optreden voor kleine tweeverdieners en de impliciete
heffing bij herintreding wanneer het inkomen van de
(ex-)kostwinner in een hogere schijf valt dan dat van de
partner.
Met de invoering van de derde fase
Tweeverdienerswetgeving, respectievelijk de
Oort-voorstellen, zijn de financiële nadelen van de
overdracht van de basisaftrek grotendeels weggenomen.
In de politieke discussie heeft de
invloed van inkomensregelingen op de deelname aan
betaalde arbeid de aandacht. In deze discussie worden
kostwinnersfaciliteiten, zoals de overdracht van de
basisaftrek betrokken. Hierbij speelt het uitgangspunt
van de regering een rol dat ieder volwassen individu van
de nieuwe generatie in staat kan worden geacht in het
eigen levensonderhoud te voorzien.
De Commissie Stevens geeft in haar
rapport een uitvoerige beschrijving van de verschillende
standpunten inzake de behandeling van alleenverdieners en
tweeverdieners, zonder zich hierover nader uit te
spreken. In de voorstellen van de commissie is ten
aanzien van de mogelijkheid van overdracht van de
basisaftrek geen voorstel tot wijziging gedaan.
Bij de begrotingsbehandeling van
het Ministerie van SZW is in december 1991 de motie Van
Zijl/Doelman-Pel aangenomen waarin de regering wordt
gevraagd in het kader van de discussie over het rapport
van de Commissie Stevens, afschaffing van de mogelijkheid
van overheveling van de basisaftrek voor de nieuwe
generatie te onderzoeken. Hierbij wordt de relatie gelegd
met uitbreiding van de kinderbijslag en van
ouderschapsvoorzieningen. De regering heeft naar
aanleiding van deze motie een standpuntbepaling
toegezegd.
11.3.1.2. De kosten van
combinatie van ouderschap en betaalde arbeid
A -Fiscale behandeling van kosten
van kinderopvang
Met betrekking tot de fiscale
behandeling van de kosten van kinderopvang kan worden
opgemerkt dat in de resolutie van de Staatssecretaris van
Financiën van 31 oktober 1991 (DB91/1259) is neergelegd
dat onder bepaalde voorwaarden de kosten van kinderopvang
voor werknemers die daarvoor geen vergoeding ontvangen,
voor zover zij normbedragen te boven gaan, tot aftrekbare
kosten zijn te rekenen. Bij resolutie van 30 januari 1992
(DB92/7120) is met ingang van 1992 de belastingvrije
vergoeding voor kinderopvang en de aftrekmogelijkheden
van door de werknemer zelf gedragen kosten voor
kinderopvang gemaximeerd tot f 20.000.
B -De middelen voor het
kinderopvangbeleid
Bij invoering van de
tweeverdienerswetgeving is in het kader van de fiscale
tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een
aanvullende arbeidstoeslag ingevoerd alsmede een
aanvullende alleenstaande-oudertoeslag voor alleenstaande
ouders die buitenshuis werken. De met deze regelingen
gemoeide middelen zijn bij invoering van de
tweeverdienerswetgeving aangemerkt als onderdeel van het
budget voor kinderopvangbeleid.
In het kader van de Oort-operatie
is de aanvullende arbeidstoeslag vervallen en zijn de
daarmee gemoeide middelen ingezet voor het
kinderopvangbeleid. Onder meer deze middelen zijn ingezet
voor de stimuleringsmaatregel kinderopvang 1991-1993 die
door de gemeenten wordt uitgevoerd. Over deze maatregel
zal na evaluatie - met een tussenevaluatie in 1992 -
besluitvorming plaats vinden. De aanvullende
alleenstaande-oudertoeslag is bij de Oort-wetgeving
gehandhaafd. Onderdeel van de Stevens-voorstellen is het
verdwijnen van de aanvullende alleenstaande-oudertoeslag
onder optrekken van de alleenstaande-oudertoeslag tot de
basisaftrek. Dit onderdeel zal worden meegenomen in de
verdere fiscale beleidsontwikkeling.
11.3.1.3. Voorlichting
Voor de beslissing van gehuwde of
samenwonende vrouwen om al dan niet deel te nemen aan het
arbeidsproces, speelt het inzicht in de gevolgen van
financiële regelingen een belangrijke rol.
In het kader van de
voorlichtingsreeks over de belastingheffing is een
brochure "Herintredende vrouwen" verschenen
waarin nader wordt ingegaan op de aspecten die aan de
orde komen als vrouwen (weer) betaald gaan werken. Dit
onderwerp wordt ook behandeld in de publieksuitgave Per
Saldo, die ter gelegenheid van Prinsjesdag 1992 ruim is
verspreid, en is actief onder de aandacht van de media
gebracht.
|