10.4.2. Eerste speerpunt:
vergroting arbeidsparticipatie van vrouwen, als onderdeel
van het algemeen economisch beleid 10.4.2.1. Interventiebeleid
Bevordering van de werkgelegenheid
respectievelijk verhoging van de participatiegraad is een
centrale doelstelling van het algemeen economisch beleid.
Verdere gezondmaking van de overheidsfinanciën vormt
daarvan een belangrijk onderdeel. Er is een nauw verband
tussen de scheefgroei in de overheidsfinanciën enerzijds
en de hoge inactiviteit en lage participatie in Nederland
anderzijds.
Met name is in dit verband van
belang het streven de collectieve lastendruk te
stabiliseren en zo mogelijk te verlagen. Langs die weg
wordt een bijdrage geleverd aan een gematigde
loonkostenontwikkeling en een beter functionerende
arbeidsmarkt.In het beleid is versterking van de
economische structuur en verhoging van de
arbeidsparticipatie een belangrijke invalshoek.
De werkgelegenheid ontwikkelt zich
evenwel niet gunstig. Het kabinetsbeleid is er daarom op
gericht de toename van de werkgelegenheid zoveel mogelijk
te bevorderen. Maatregelen als het niet volledig koppelen
van de sociale uitkeringen en het minimumloon, de
verhoging van het arbeidskostenforfait en van de
belastingvrije voet dragen bij aan de matiging van de
lonen en genereren prikkels om deel te nemen aan betaalde
arbeid. Ook de voorgenomen verlaging van de BTW is van
betekenis voor het handhaven van een gematigde
loonontwikkeling. Voorts beogen de maatregelen in de
sfeer van de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregelingen
de participatie te bevorderen.
In zijn advies pleit de
Emancipatieraad voor het zichtbaar maken van het
maatschappelijk en economisch nut van onbetaalde arbeid.
Hieraan is gewerkt door het CBS. Ontwikkeld is een aparte
module die op consistente wijze het geheel van informele
activiteiten beschrijft. Wel luiden alle rekeningen in
deze module in tijdseenheden en niet in monetaire
hoeveelheden. De module wordt toegevoegd aan de nationale
rekeningen.
10.4.2.2. Uitbouw
emancipatie-ondersteuningsbeleid
In het kader van de
begrotingsvoorbereiding voor 1993 zal EZ minimaal 7
organisaties die actief zijn op het terrein van de door
EZ benoemde speerpunten stimuleren tot het aanstellen van
emancipatie-werkers met behulp van een financiële
ondersteuning.
10.4.3. Tweede speerpunt:
bevordering scholing en instroom van vrouwen in sectoren
waar tekorten dreigen, o.a. in het midden- en
kleinbedrijf
10.4.3.1.
Arbeidsvoorziening
EZ neemt deel aan het Centraal
Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en bevordert mede een
soepele werking van de arbeidsmarkt en goede
personeelsvoorziening in sectoren en het midden- en
kleinbedrijf.
Een belangrijk instrument is de
voorlichting aan ondernemers in de onderscheiden sectoren
over de mogelijkheden die het arbeidsmarktinstrumentarium
hen biedt. In CBA-verband wordt hierop door de
overheidsgeleding gewezen en gepleit voor (zie ook
hoofdstuk 16):
- specifieke aandacht voor
vrouwen uit minderheidsgroepen;
- specifieke aandacht voor de
beroepskwalificaties van bepaalde groepen vrouwen
door middel van
a.een doelgericht scholingbeleid;
en
b.de doorbreking van de
beroepensegregatie in technische beroepen.
10.4.3.2. Positieve actie
Nagegaan wordt aan de hand van
gegevens verkregen uit onderzoek hoe in het MKB drempels
zijn weg te nemen voor het toepassen van positieve actie,
met name met betrekking tot het in dienst nemen van
meisjes en vrouwen.
Midden 1993 zal, zo is thans het
streven, dit onderzoek afgerond worden en zullen,
afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, enkele
proefprojecten in het MKB starten.
10.4.4. Derde speerpunt: vrouwen
en technologie
Verkleining van het verschil in
kennis- en attitudeniveau tussen mannen en vrouwen en
vergroting van deelname van vrouwen aan technische
studies en beroepen.
Door de ministeries van O&W,
SZW en EZ zijn verschillende ac-tiviteiten ontplooid op
het terrein van vrouwen en technologie. Deze activiteiten
worden beter op elkaar afgestemd. Getracht wordt te komen
tot gecombineerde aandacht voor onderwijssituatie,
voorlichting, begeleiding etc. Plan is om acties te
richten op vrouwen en meisjes die met techniek worden
geconfronteerd. Thans wordt onderzoek uitgevoerd door de
TU van Eindhoven. Op basis daarvan zal een
interventie-aanpak worden ontwikkeld.
Voorlichtingsactiviteiten zullen
waar mogelijk speciaal aandacht op meisjes richten. Een
interdepartementale werkgroep (O&W, EZ, SZW) maakt
een inventarisatie van alle activiteiten op het terrein
van vrouwen en technologie, opdat begin 1993 een
rapportage met voorstellen voor vervolgbeleid aan de
Tweede Kamer kan worden gezonden. In dat kader wordt
tevens bezien of er aanleiding is voor een nadere
adviesaanvraag aan de Emancipatieraad.
10.4.5. Vierde speerpunt:
stimulering ondernemerschap vrouwen
Ondersteuning van vrouwelijke
(aspirant) ondernemers wordt zoveel mogelijk binnen het
kader van het reguliere beleid en de voorzieningen voor
het MKB gerealiseerd. Daarnaast zijn aanvullende
voorzieningen en maatregelen getroffen in de sfeer van
voorlichting, scholing en advisering.
Voor de meewerkende vrouw is het
beleid gericht op gelijke behandeling en
kwaliteitsverhoging. Het ontwikkelde
voorlichtingsmateriaal en de cursussen voorzien in
gebleken behoeften. De regionale voorlichtings- en
adviesinstanties spannen zich in de doelgroep te bereiken
met wisselend succes.
EZ benadrukt het belang van
zelfbewust handelen door meewerkende en mede-ondernemende
vrouwen zelf.
In zijn advies stelt de SER het als
een gemis te voelen dat bij de uitwerking van het
speerpunt bevordering vrouwelijk ondernemerschap geen
aandacht wordt besteed aan de combinatie van zorg en
arbeid.
In de uitwerking van beleid hebben
bedoelde knelpunten evenwel aandacht gekregen,
bijvoorbeeld in de aanbevelingen aan cursorische
ondernemersopleidingen ter vergroting van de
toegankelijkheid voor vrouwen. In concreto houdt dit in
dat aanbevelingen zijn gedaan over aanpassing van
plaatsen waar en tijdstippen waarop cursussen worden
gegeven.
Bij de versterking van de positie
van de meewerkende vrouw en de stimulering van
ondernemerschap van vrouwen zullen accenten liggen op:
- Ondersteuning, samen met LNV,
van onderzoek met betrekking tot de reële
beloning van meewerkende vrouwen in relatie tot
de fiscale meewerkaftrek.
- Specifieke aandacht voor
ondernemerschap van allochtone vrouwen door
middel van het organiseren van een landelijke
themadag.
- Bevorderen van een positieve
houding ten opzichte van het ondernemerschap van
vrouwen, o.a. in het onderwijs door het doen
opnemen van lesmateriaal over ondernemerschap in
de opleidingsprogramma's van schoolsoorten (hbo,
mbo, avo) die niet specifiek opleiden voor
ondernemersdiploma's. Het voornemen is om in 1995
minimaal één project per schoolsoort gestart te
hebben.
- Het beter doen benutten van
bestaande voorzieningen. Met name
(starters)cursussen en mogelijkheden tot
begeleiding bij het starten van een bedrijf en
voorts mogelijkheden voor advies en begeleiding
aan reeds gestarte vrouwelijke ondernemers.
Reguliere instellingen trachten in 1995 een
aantal vrouwen te bereiken dat minimaal evenredig
is aan het aantal vrouwen onder de starters.
- Ondersteuning van organisaties
die zich inzetten voor de belangen van
ondernemende vrouwen (Stichting Mentorscope) en
ondersteuning van het zogenoemde landelijk
platform vrouwelijk ondernemerschap door
tijdelijke financiering van het secretariaat in
het kader van het
emancipatie-ondersteuningsbeleid (zie ook onder
10.4.1.2.).
10.5. INTERN EMANCIPATIEBELEID
EZ streeft naar evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen in het personeelsbestand
conform het beleid ter zake van de rijksoverheid. EZ wil
deze evenredigheid bereiken in drie tot vijf jaar. Het
beeld over de afgelopen twee jaar is als volgt: het
aantal vrouwen binnen het personeelsbestand van EZ daalde
van 29,7% eind 1990 tot 29,3% eind 1991. Het percentage
vrouwen in schaal 10 en hoger steeg van 9,9% eind 1990
tot 10,5% eind 1991.
De dienstonderdelen hebben
positieve actieplannen opgesteld, waarbij de meeste
reële streefcijfers hanteren. De dienstonderdelen zijn
zelf verantwoordelijk voor het behalen van de eigen
doelstellingen. De plannen van de onderscheiden
dienstonderdelen zijn tot een samenhangend geheel
geformuleerd in het "Beleidsplan inzake evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen bij het ministerie van
Economische Zaken" (1991). Dit beleidsplan bevat een
aantal centraal aan te sturen maatregelen die het
volgende beogen:
- gerichte (interne en externe)
werving van vrouwen;
- bevordering van de
mogelijkheid om in deeltijd te werken, ook in
leidinggevende functies;
- formulering van een gericht
loopbaanbeleid voor secretaressen;
- analyse van de oorzaken van
uitstroom;
- voorkeursbehandeling voor
ex-EZ-medewerkers die de dienst
hebben verlaten in verband met het
verzorgen van (een) kind(eren) en weer in dienst willen
treden.
Twee dienstonderdelen hebben
inmiddels ervaring opgedaan met het werken met positieve
actieplannen. Bij deze onderdelen is een groei van het
percentage vrouwen in het personeelsbestand te zien. EZ
heeft een aantal jaren ervaring met een eigen
kinderopvang. Deze voorziet in de bestaande behoefte aan
kinderopvang.
10.6. ORGANISATIE VAN HET
EMANCIPATIEBELEID
Er bestaat binnen EZ een informeel
netwerk van personen van
verschillende dienstonderdelen voor
overleg en afstemming van onderwerpen op het terrein van
het externe emancipatiebeleid. Dit netwerk zal worden
geformaliseerd tot een commissie voor het extern
emancipatiebeleid.
Er is een Platform Positieve Actie
ingesteld, dat het Beleidsplan inzake evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen bij het ministerie van
Economische Zaken heeft opgesteld. Dit Platform
ondersteunt de dienstonderdelen. Via het beleidsplan
houdt het SG/DG-beraad een actieve rol bij de
voortgangsbewaking en kan het Platform het beleid op dit
vlak bij de dienstonderdelen evalueren.
Voorts heeft dit platform tot taak
gekregen om het emancipatiebeleid met betrekking tot het
personeel van EZ te stimuleren en de Secretaris-Generaal
of de directeur Personeel te adviseren op dit terrein.
|