Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



4.4. AFBAKENING VAN HET PROJECT

4.4.1. Projectdoelen

Zowel naar omvang als naar diepgang is het bereiken van de gewenste situatie een zeer omvangrijke opdracht. Daarbij dient bovendien rekening te worden gehouden met de complexiteit van de problematiek en met de dringende noodzaak het probleem aan te vatten.

Als begin van het beeldvormingsbeleid zal het interdepartementale project derhalve vooral een goede basis moeten opleveren, waarop een samenhangend, effectief beeldvormingsbeleid kan worden gevoerd.

Als projectdoelen gelden daarom, dat aan het eind van het project

  1. het inzicht in de problematiek is verdiept tot op fundamenteel niveau;
  2. deskundigheid is ontwikkeld, onder meer in de vorm van beleidsinstrumenten, en ervaring is opgedaan met concreet beleid op specifieke beleidsterreinen;
  3. conclusies kunnen worden getrokken over de meest geschikte benadering van de problematiek in den brede, in het bijzonder wat betreft prioriteitstelling en fasering.

Het project dient aldus:

  • de complexiteit van de problematiek in beeld te brengen en aangrijpingspunten aan te geven voor een samenhangend beleid, en
  • op basis van reeds aanwezige kennis en ervaringen, een begin te maken met een concrete aanpak van de problematiek.

Voor de eerstgenoemde taak is opdracht verstrekt aan de vakgroep Vrouwenstudies van de Rijksuniversiteit te Leiden, voor het verrichten van een onderzoek, dat de problematiek fundamenteel in kaart brengt en de basis biedt voor het bepalen van de meest geschikte ingangen voor beleidsontwikkeling in den brede. In dit onderzoek zal ook de verbinding worden gelegd met het vermelde wetenschappelijke "gender"-debat.

De werkzaamheden van de projectgroep zullen zich in hoofdzaak richten op de tweede taak: het ontwikkelen van deskundigheid op specifieke terreinen en het opdoen van ervaring met beleidsontwikkeling en -uitvoering.

4.4.2. Criteria

Gezien de breedte van het terrein zullen prioriteiten moeten worden gesteld bij het opstellen van een plan van aanpak.

Een eerste inperking wordt gesteld door de mogelijkheden die de rijksoverheid heeft tot verandering van de beeldvorming binnen een gebied.

Verder kunnen de volgende overwegingen in de afweging worden betrokken.

  1. Het nut van een actie neemt toe naarmate ze meer bijdraagt aan het bereiken van het centrale emancipatiedoel.
  2. Het nut van een actie neemt ook toe naarmate ze een grotere uitstraling kan hebben.
  3. Het verdient de voorkeur om aan te sluiten bij maatschappelijke initiatieven en deze te ondersteunen.
  4. Het geheel van activiteiten dient een spreiding te vertonen naar verschijningsvormen van het probleem, en naar instrumenten om tot oplossingen te komen.

Gezocht zal worden naar instrumenten die doorbreking van niet gewenste beeldvorming teweeg kunnen brengen, en die op meer dan één gebied toepasbaar zijn.

4.5. DE AARD VAN MOGELIJKE ACTIVITEITEN

4.5.1. Beeldvormingsbeleid als zelfstandig beleid en als aspect van ander beleid

De te ondernemen activiteiten kunnen worden onderscheiden in activiteiten

  • die specifiek betrekking hebben op beeldvorming;
  • die betrekking hebben op beeldvorming als een aspect van breder beleid.

De eerste soort activiteiten maken geen deel uit van ander beleid maar zijn specifiek gericht op de doorbreking van de beeldvorming over mannen en vrouwen. Een voorbeeld hiervan is de subsidiëring van het NOS-project Bureau Beeldvorming m/v.

De tweede soort activiteiten maakt deel uit van een breder beleidspakket gericht op een emancipatiedoel. Bijvoorbeeld een activiteit op het terrein van technische beroepen die is gericht op doorbreking van de bestaande "mannencultuur". Een dergelijke activiteit versterkt het effect van maatregelen, die de beroepskwalificering van vrouwen op technisch gebied vergroten.

4.5.2. Aktiviteiten en fasering

Op een aantal terreinen is de problematiek van de ongewenste beeldvorming al geruime tijd geleden onderkend, zonder dat men tot een effektieve aanpak ervan heeft kunnen komen. Op die terreinen kunnen al op korte termijn activiteiten worden ontplooid, gericht op het vinden van structurele oplossingen. In enkele gevallen zijn er reeds beeldvormingsmaatregelen getroffen, zoals bijvoorbeeld op het terrein van de media.

In elk geval de volgende terreinen komen ervoor in aanmerking te worden betrokken bij de concrete uitvoering van dit project.

4.5.2.1. Media en reclame

Allang bestaat, ook internationaal, aandacht voor de rol die de media spelen in de beeldvorming over mannen en vrouwen van individuele burgers.

In 1991 is met subsidie van het rijk (naast een NOS-aandeel) een project voor vijf jaar van start gegaan bij de Nederlandse Omroepprogrammastichting, Bureau Beeldvorming m/v. Dit project heeft als doel het probleem van de onevenwichtige verbeelding van mannelijkheid en vrouwelijkheid in landelijke radio- en televisieprogamma's in kaart te brengen, en in de praktijk alternatieve benaderingen te ontwikkelingen. Daarmee krijgt de omroepwereld concrete instrumenten in handen ter verbetering, op dit vlak, van het omroepproduct.

Analoog aan de media krijgt ook de reclame vanuit emancipatie overwegingen in nog al wat landen en in internationale organen expliciet de aandacht. Ook in Nederland is er aanleiding om de invloed van de reclame op emancipatieprocessen nader te bezien.

4.5.2.2. Opvoeding en onderwijs

Sinds het begin van "de tweede feministische golf" is het inzicht toegenomen dat ouders en opvoeders vaak onbewust en ongewild bijdragen aan de geslachtsspecifieke socialisatie van jonge kinderen. Daarmee wordt al vroeg de basis gelegd voor de verschillen die op latere leeftijd optreden tussen jongens en meisjes, mannen en vrouwen. De ondersteuning van ouders, die de geslachtsspecifieke socialisatie van hun kinderen willen vermijden, kan bijdragen aan de verkleining van het maatschappelijk sekseverschil.

Met een subsidie is in een onderzoek bijgedragen, waarin gedurende vier jaren (1989-1992) veertig ouderparen zijn gevolgd, vanaf twee maanden voor de geboorte van hun eerste kind totdat het kind de leeftijd van vier jaar had bereikt. Onderzocht is welke verwachtingen en wensen bij de (aanstaande) ouders leven ten opzichte van hun eerste kind, en hoe een sekse-specifiek patroon zich in de omgang tussen ouders en kinderen uitkristalliseert.

De resultaten van dit onderzoek kunnen inzicht geven in de mogelijkheden voor ouders om hun kinderen in hun prilste levensfase te helpen hun eigen identiteit op niet stereotype wijze te ontwikkelen.

Beeldvormingsprocessen in het reguliere onderwijs zijn al geruime tijd voorwerp van maatschappelijke aandacht en van beleid. Ook de schoolomgeving draagt (onbewust) bij aan de geslachtsspecifieke socialisatie van het kind, hoezeer men ook bewust poogt dergelijke effekten te vermijden. Het lesmateriaal speelt daarbij vaak een rol. Ondersteuning van de school in haar taak om een zoveel mogelijk sekseneutraal aanbod te realiseren zal de effektiviteit van andere maatregelen binnen het onderwijs-emancipatiebeleid versterken.

4.5.2.3. Gezin en moederschap

De normeringen ten aanzien van hetero- of homoseksualiteit, huwelijk, kostwinnerschap en moederschap zijn nauw verbonden met normeringen omtrent mannelijkheid en vrouwelijkheid. Al deze aspecten van het volwassen leven van mensen bieden sommigen een houvast, voor anderen vormen zij eerder een belemmering om hun persoonlijkheid te kunnen ontplooien, en om affectieve relaties onbelemmerd te kunnen beleven. De Emancipatieraad wijst in zijn advies op de invloed van traditionele normen op het gebied van het familierecht.

4.5.2.4. Betaalde arbeid

De wereld van de betaalde arbeid wordt, op macro- en op micro-niveau, nog in belangrijke mate belemmerd door beeldvormingsprocessen, en de neerslag daarvan in formele structuren en waarderingen. Ook op dit gebied is vanuit emancipatie overwegingen, maar ook vanuit economische overwegingen, beleid ontwikkeld. Recentelijk heeft de OESO [13] er de aandacht op gevestigd, in zijn rapport getiteld "Shaping Structural Change". Onder andere worden de bezwaren genoemd die de voortdurende beroepenscheiding met zich meebrengt. Een onderdeel daarvan vormt de waardering en de inhoud van "vrouwenberoepen". In "mannenberoepen" speelt de cultuur op de werkvloer een rol in het bestendigen van het stempel "mannenwerk".

Uit een veelheid van mogelijke activiteiten zal een kleine selectie worden gemaakt. Ieder van deze activiteiten zal afhankelijk van de situatie moeten worden voorbereid, uitgevoerd en geëvalueerd met het oog op te ontwikkelen vervolgbeleid.

Niet gekoppeld aan een bepaald terrein zullen er algemene activiteiten worden ondernomen, bedoeld om het inzicht in en de deskundigheid ten aanzien van beeldvormingsprocessen en hun gevolgen te doen groeien.

Het in paragraaf 3. vermelde onderzoek zal naar verwachting eind 1993 worden afgerond. De resultaten zullen op uiteenlopende wijze kunnen worden gebruikt om enerzijds de deskundigheid van beroepsbeoefenaren te bevorderen, en anderzijds een breed publiek inzicht in de materie te verschaffen. Daarvoor zullen in 1994 vormen worden gevonden.

Vanuit de gedachte dat de overheid niet alleen sturing geeft aan de maatschappij, maar anderzijds van die maatschappij zelf deel uitmaakt, is in 1991-1992 een onderzoek uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Daarin is van een kleine selectie uit recente beleidsstukken van de rijksoverheid nagegaan, in hoeverre de rijksoverheid zelf, bewust of onbewust, een rol speelt in het bestendigen van de beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het verkregen inzicht kan ertoe bijdragen dat de rijksoverheid meer bewust ernaar streeft dit probleem in het eigen handelen te vermijden.

Subsidie-instrumenten met een algemeen (emancipatie-)doel kunnen worden ingezet om de ontwikkeling van beleid ter vermijding van de gebruikelijke beeldvorming te bevorderen. Genoemd kunnen worden de nieuw toe te kennen subsidies voor projecten emancipatiewerker.

Bij de doorbreking van traditionele beeldvorming dient bij uitstek te worden uitgegaan van de verscheidenheid van vrouwen en mannen. In het project zal specifiek rekening moeten worden gehouden met de bijzondere posities van meisjes en jongens, vrouwen uit minderheden, oudere vrouwen en gehandicapte vrouwen.