Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



BIJLAGE III - EMANCIPATIE-EFFECTRAPPORTAGE (EER)

1. ALGEMEEN

Een emancipatie-effectrapportage is een hulpmiddel bij het meer systematisch toetsen van beleidsvoorstellen die primair gericht zijn op andere doelstellingen, op hun neveneffecten op emancipatieprocessen.

In navolging van het advies van de Raad voor het Binnenlands Bestuur van 1985 wordt daartoe gebruik gemaakt van een checklist.

Zo'n checklist bevat idealiter een lijst van variabelen waarvan bekend is dat zij van invloed zijn op de realisering van emancipatiedoelen, en van de aard van die invloed. Bronnen kunnen daarvoor zijn algemene kennis van emancipatieprocessen en in dit geval meer in het bijzonder analyses van departementale beleidsterreinen met het oog op emancipatie. Checklisten kunnen zich derhalve verder ontwikkelen met de stand van kennis en met de uitwerking van emanciatiedoelen.

Het hanteren van zo'n checklist dient voor degenen die toetsen als een geheugensteun voor het onderkennen van mogelijke effecten.

De toetsing veronderstelt overigens dat beleidsvoorstellen voorzien zijn van een analyse van omstandigheden waarin de voorstellen geplaatst moeten worden. Deze biedt de aanknopingspunten om mogelijke raakvlakken te onderkennen.

Een aldus verbeterde toetsing zal het mogelijk maken om aan de bestaande afspraak over een verplichte passage in elke nota en elk wetsvoorstel over de gevolgen voor de positie van vrouwen daadwerkelijk invulling te geven.

2. PROCEDURE

Elk departement regelt zelf de procedure voor deze toetsing en door wie deze geschiedt.

Het is mogelijk deze taak te leggen bij de intracommissie, bij een bepaald dienstonderdeel, bij het bureau van de Secretaris-Generaal of anderszins.

Het departement oordeelt zelf waar de vereiste deskundigheid aanwezig is en wat het meest efficiënt is.

Voor deze toetsing ontwikkelt elk departement een eigen checklist.

DCE is er om daarbij desgevraagd service te verlenen.

Het verdient aanbeveling de checklist niet uitsluitend te gebruiken als de beleidsvoorstellen al geheel gereed zijn. Als handleiding om na te gaan of de analyse volledig is, is het zinvol de checklist ook bij het begin van het ontwerp te betrekken.

3. AANZET VOOR EEN CHECKLIST

Deel A bevat de belangrijkste vragen om na te gaan of beleidsvoorstellen bijdragen aan de realisering van de hoofddoelstellingen van het algemeen emancipatiebeleid.

Deel B betreft het deel dat elk departement zelf moet specificeren.

A. VRAGEN VANUIT HET ALGEMENE EMANCIPATIEBELEID

a. Zijn er op het betreffende terrein verschillen in positie of behandeling tussen mannen en vrouwen? Is in het beleid rekening gehouden met bestaande verschillen?

Subvragen in dit verband zijn:

  • is voor het inzicht hierin statistisch materiaal voorhanden?
  • zijn gegevens uit onderzoek voldoende naar mannen en vrouwen gedifferentieerd?
  • zijn opvattingen in de samenleving, met name van organisaties of instellingen op het betreffende emancipatieterrein, bekend?

b. Welke normen en waarden liggen aan het beleid ten grondslag?

Subvragen in dit verband zijn:

  • worden dezelfde gedragingen van mannen en vrouwen verwacht? Wordt er niet expliciet of impliciet van een traditionele rolverdeling uitgegaan, waarbij mannen de kost verdienen, en vrouwen getrouwd zijn, kinderen krijgen en hoogstens een deeltijdbaan ambiëren?
  • wordt geen ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt wat betreft leefvorm of burgerlijke staat?
  • is er sprake van gelijke behandeling wat betreft seksuele gerichtheid?

c.Verandert beleid de positie en de feitelijke kansen en mogelijkheden van vrouwen op het betreffende terrein?

d.Vergroot of verkleint het beleid de combineerbaarheid van betaalde arbeid en verzorgende/huishoudelijke taken?
Wat is het effect van het beleid op de verdeling van de onbetaalde arbeid tussen mannen en vrouwen?

e. Heeft het beleid effect op de zelfstandigheid van mannen en vrouwen?

f. Hoe verhoudt het beleid zich wat betreft beeldvorming tot bevordering van een pluriforme samenleving met mannen en vrouwen als gelijkwaardige en zelfstandige personen?

B. VRAGEN, DIE PER DEPARTEMENT NADERE SPECIFICATIE VERGEN

a. Draagt het beleid bij aan realisering van de in het Beleidsprogramma Emancipatie genoemde departementale emancipatiedoelstellingen?

b. Hoe is de deelname van vrouwen aan besluitvormingsprocessen op het betrokken terrein?
Wat is het effect van het beleid op het doel van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen?

c. Is over het beleid in een eerder stadium advies bij de Emancipatieraad ingewonnen? Zo ja, hoe is dit advies verwerkt?