Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



2.2.3. Het belang van een meer gelijke participatie

Zowel in het nationale als in het internationale debat over dit onderwerp spelen twee argumenten om het belang van een toename van de participatie van vrouwen te onderstrepen.

Het eerste is het democratische argument: aangezien de uitkomsten van de besluitvorming alle burgers raken, dient die besluitvorming ook voor alle burgers toegankelijk te zijn. Anders gezegd: de legitimiteit en de kwaliteit van het openbaar bestuur worden versterkt als vrouwen en mannen zoveel mogelijk evenredig vertegenwoordigd zijn.

Het tweede argument is dat van de belangenbehartiging: indien meer vrouwen deelnemen aan het politieke bestuur, dan zal dit bijdragen aan de verwezenlijking van de bredere doelstellingen van het emancipatiebeleid. Ervaring leert dat aspecten van besluitvorming die van belang zijn voor vrouwen eerder op de politieke agenda terecht komen naarmate meer vrouwen deelnemen aan die besluitvorming. Een goed voorbeeld hiervan is de discussie over de kinderopvang.

2.3. AFBAKENING

2.3.1. Politieke èn maatschappelijke besluitvorming

De participatie van vrouwen in politiek en openbaar bestuur is reeds onderwerp geweest van onderzoek en (overheids) beleid. In dit verband kunnen worden genoemd het ER advies en het kabinetsstandpunt over vrouwen in politiek en openbaar bestuur. In dit project wordt de thematiek verbreed met het spoor van de maatschappelijke besluitvorming.

Recente maatschappelijke ontwikkelingen geven aanleiding tot het schenken van meer aandacht aan de rol van vrouwen in andere dan politieke besluitvormingstrajecten.

De laatste tijd groeit onder politicologen en andere wetenschappers de aandacht voor het verschijnsel dat burgers zich steeds minder aangetrokken blijken te voelen tot politieke partijen. Het ledental van politieke partijen daalt en de belangstelling voor partijpolitiek neemt af. Was in 1960 nog ongeveer 10% van het electoraat lid van een partij, in 1992 is dat gedaald tot 3,2%.

De functie van politieke partijen als intermediair tussen overheid en burger neemt af. Daar tegenover staat een groeiende betekenis van maatschappelijke organisaties als mogelijkheid voor burgers om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.

Daarnaast dragen ontwikkelingen als decentralisatie, tripartisering, privatisering en individualisering (belangenbehartiging) in belangrijke mate bij aan het toenemen van het gewicht van belangrijke maatschappelijke organisaties. Er is sprake van een -door de politiek gestuurde- verschuiving van de besluitvorming naar andere niveau's (gemeenten en provincies) en andere kaders (sociale partners).

Beide tendensen vormen argumenten om naast de politieke besluitvorming haast te maken met het vergroten van de deelname van vrouwen in de maatschappelijke besluitvorming.

2.3.2. Afbakening tot directe deelname aan besluitvorming

In paragraaf 2.1. werden 3 manieren beschreven waarop mensen kunnen deelnemen aan de politieke en de maatschappelijke besluitvorming.

In de eerste fase van het project zal de directe deelname aan de besluitvorming centraal staan. De reden hiervoor is enerzijds dat verondersteld mag worden dat het effect van deze vorm van betrokkenheid bij de besluitvorming het grootst is. Daarnaast zijn voor het ontwikkelen van beleid met betrekking tot deze directe deelname de meest concrete aanknopingspunten voorhanden zoals het ER-advies, het daarop gebaseerde kabinetsstandpunt en relevant onderzoeksmateriaal.

In de loop van de projectperiode zal echter ook gedachtenontwikkeling dienen plaats te vinden over de beide indirecte vormen van deelname aan de besluitvorming.

Voor wat betreft de als derde genoemde vorm van deelname aan de besluitvorming, kunnen daarbij de ervaringen worden betrokken van Arachne, Vrouwenadviesbureau Overheidsbeleid, dat in het najaar van 1992 operationeel wordt.

2.4. ACTIVITEITEN EN FASERING

2.4.1. Inleiding

Het ter hand nemen van dit speerpunt gebeurt in het perspectief van een (nabij) gelegen toekomst, waarin mannen en vrouwen het begrip democratie zo opvatten, dat het automatisch impliceert dat vrouwen en mannen in gelijke mate deelnemen aan de politieke en maatschappelijke besluitvorming, en waarin deze opvatting ook de facto leidt tot deze evenredigheid.

Wanneer hier over vrouwen gesproken wordt dan gaat het zeer nadrukkelijk over alle vrouwen. Zoals nog nader aan de orde zal komen, is het nodig om op het niveau van beleid en activiteiten onderscheid te maken naar doelgroepen. Dit geldt voor zogenaamde nieuwe groepen, maar in het bijzonder voor zwarte en migrantenvrouwen. De ondervertegenwoordiging van deze categorie vrouwen in de politieke en maatschappelijke besluitvorming is extreem groot.

Deze algemene intentie wordt hieronder verder uitgewerkt met het oog op de twee sporen van het project: de politieke en de maatschappelijke besluitvorming.

2.4.2. Waarom verschil tussen de twee sporen?

Hoewel het politieke en het maatschappelijke spoor elkaar vaak kruisen, zijn er toch verschillende argumenten om hen in dit project afzonderlijk door te lopen:

A.Op het terrein van de deelname van vrouwen aan de politieke besluitvorming zijn reeds vorderingen gemaakt; er is aardig wat onderzoeksmateriaal; er is reeds overheidsbeleid ontwikkeld; en er is nieuw beleid in ontwikkeling. Hiermee wordt gedoeld op het kabinetsstandpunt inzake Vrouwen in politiek en openbaar bestuur dat in september 1992 aan het parlement werd aangeboden. In het kader van onderhavig speerpunt kan dit standpunt worden gezien als een eerste concrete aanzet. De interdepartementale projectgroep zal met voorstellen voor vervolgbeleid komen.

Op het terrein van de maatschappelijke besluitvorming ontbreekt tot op heden een totaalbeeld van de positie van vrouwen. Op lokaal niveau en binnen enkele sectoren zoals de sportsector zijn wel enkele onderzoeken verricht, maar inzicht in kwantitatieve en kwalitatieve aspecten met betrekking tot de positie van vrouwen in besturen van maatschappelijke organisaties is niet voorhanden.

Er zijn inmiddels ook initiatieven genomen die tot doel hebben de deelname van vrouwen aan besturen te bevorderen. Deze gaan meestal uit van het particulier initiatief en zijn vaak kleinschalig van karakter.

B.De twee sporen onderscheiden zich ook sterk waar het gaat om de wijze waarop de overheid invloed kan uitoefenen. Op het terrein van de politieke besluitvorming zijn mogelijke resultaten deels afhankelijk van de inzet van politieke partijen. De beïnvloedingsmogelijkheden van de overheid liggen in de sfeer van het stimuleren en het creëren van randvoorwaarden. Hoewel nog niet in beeld en ongetwijfeld ook beperkt door de autonomie van de betrokken organisaties, is het niet onwaarschijnlijk dat er op het terrein van de maatschappelijke besluitvorming meer mogelijkheden liggen.

Hoewel duidelijk van elkaar gescheiden zijn er ook dwarsverbindingen te leggen tussen beide sporen. Zo kan het potentieel van actieve vrouwen binnen de maatschappelijke besluitvorming worden gezien als kweekvijver voor de politieke functies. Als praktisch voorbeeld van een dwarsdoorsnijdende activiteit kan genoemd worden het opzetten van een professionele vrouwen-talentenbank.