2.2.3. Het belang van een meer
gelijke participatie Zowel
in het nationale als in het internationale debat over dit
onderwerp spelen twee argumenten om het belang van een
toename van de participatie van vrouwen te onderstrepen.
Het eerste is het democratische
argument: aangezien de uitkomsten van de besluitvorming
alle burgers raken, dient die besluitvorming ook voor
alle burgers toegankelijk te zijn. Anders gezegd: de
legitimiteit en de kwaliteit van het openbaar bestuur
worden versterkt als vrouwen en mannen zoveel mogelijk
evenredig vertegenwoordigd zijn.
Het tweede argument is dat van de
belangenbehartiging: indien meer vrouwen deelnemen aan
het politieke bestuur, dan zal dit bijdragen aan de
verwezenlijking van de bredere doelstellingen van het
emancipatiebeleid. Ervaring leert dat aspecten van
besluitvorming die van belang zijn voor vrouwen eerder op
de politieke agenda terecht komen naarmate meer vrouwen
deelnemen aan die besluitvorming. Een goed voorbeeld
hiervan is de discussie over de kinderopvang.
2.3. AFBAKENING
2.3.1. Politieke èn
maatschappelijke besluitvorming
De participatie van vrouwen in
politiek en openbaar bestuur is reeds onderwerp geweest
van onderzoek en (overheids) beleid. In dit verband
kunnen worden genoemd het ER advies en het
kabinetsstandpunt over vrouwen in politiek en openbaar
bestuur. In dit project wordt de thematiek verbreed met
het spoor van de maatschappelijke besluitvorming.
Recente maatschappelijke
ontwikkelingen geven aanleiding tot het schenken van meer
aandacht aan de rol van vrouwen in andere dan politieke
besluitvormingstrajecten.
De laatste tijd groeit onder
politicologen en andere wetenschappers de aandacht voor
het verschijnsel dat burgers zich steeds minder
aangetrokken blijken te voelen tot politieke partijen.
Het ledental van politieke partijen daalt en de
belangstelling voor partijpolitiek neemt af. Was in 1960
nog ongeveer 10% van het electoraat lid van een partij,
in 1992 is dat gedaald tot 3,2%.
De functie van politieke partijen
als intermediair tussen overheid en burger neemt af. Daar
tegenover staat een groeiende betekenis van
maatschappelijke organisaties als mogelijkheid voor
burgers om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.
Daarnaast dragen ontwikkelingen als
decentralisatie, tripartisering, privatisering en
individualisering (belangenbehartiging) in belangrijke
mate bij aan het toenemen van het gewicht van belangrijke
maatschappelijke organisaties. Er is sprake van een -door
de politiek gestuurde- verschuiving van de besluitvorming
naar andere niveau's (gemeenten en provincies) en andere
kaders (sociale partners).
Beide tendensen vormen argumenten
om naast de politieke besluitvorming haast te maken met
het vergroten van de deelname van vrouwen in de
maatschappelijke besluitvorming.
2.3.2. Afbakening tot directe
deelname aan besluitvorming
In paragraaf 2.1. werden 3 manieren
beschreven waarop mensen kunnen deelnemen aan de
politieke en de maatschappelijke besluitvorming.
In de eerste fase van het project
zal de directe deelname aan de besluitvorming centraal
staan. De reden hiervoor is enerzijds dat verondersteld
mag worden dat het effect van deze vorm van betrokkenheid
bij de besluitvorming het grootst is. Daarnaast zijn voor
het ontwikkelen van beleid met betrekking tot deze
directe deelname de meest concrete aanknopingspunten
voorhanden zoals het ER-advies, het daarop gebaseerde
kabinetsstandpunt en relevant onderzoeksmateriaal.
In de loop van de projectperiode
zal echter ook gedachtenontwikkeling dienen plaats te
vinden over de beide indirecte vormen van deelname aan de
besluitvorming.
Voor wat betreft de als derde
genoemde vorm van deelname aan de besluitvorming, kunnen
daarbij de ervaringen worden betrokken van Arachne,
Vrouwenadviesbureau Overheidsbeleid, dat in het najaar
van 1992 operationeel wordt.
2.4. ACTIVITEITEN EN FASERING
2.4.1. Inleiding
Het ter hand nemen van dit
speerpunt gebeurt in het perspectief van een (nabij)
gelegen toekomst, waarin mannen en vrouwen het begrip
democratie zo opvatten, dat het automatisch impliceert
dat vrouwen en mannen in gelijke mate deelnemen aan de
politieke en maatschappelijke besluitvorming, en waarin
deze opvatting ook de facto leidt tot deze evenredigheid.
Wanneer hier over vrouwen gesproken
wordt dan gaat het zeer nadrukkelijk over alle vrouwen.
Zoals nog nader aan de orde zal komen, is het nodig om op
het niveau van beleid en activiteiten onderscheid te
maken naar doelgroepen. Dit geldt voor zogenaamde nieuwe
groepen, maar in het bijzonder voor zwarte en
migrantenvrouwen. De ondervertegenwoordiging van deze
categorie vrouwen in de politieke en maatschappelijke
besluitvorming is extreem groot.
Deze algemene intentie wordt
hieronder verder uitgewerkt met het oog op de twee sporen
van het project: de politieke en de maatschappelijke
besluitvorming.
2.4.2. Waarom verschil tussen de
twee sporen?
Hoewel het politieke en het
maatschappelijke spoor elkaar vaak kruisen, zijn er toch
verschillende argumenten om hen in dit project
afzonderlijk door te lopen:
A.Op het terrein van de deelname
van vrouwen aan de politieke besluitvorming zijn reeds
vorderingen gemaakt; er is aardig wat
onderzoeksmateriaal; er is reeds overheidsbeleid
ontwikkeld; en er is nieuw beleid in ontwikkeling.
Hiermee wordt gedoeld op het kabinetsstandpunt inzake
Vrouwen in politiek en openbaar bestuur dat in september
1992 aan het parlement werd aangeboden. In het kader van
onderhavig speerpunt kan dit standpunt worden gezien als
een eerste concrete aanzet. De interdepartementale
projectgroep zal met voorstellen voor vervolgbeleid
komen.
Op het terrein van de
maatschappelijke besluitvorming ontbreekt tot op heden
een totaalbeeld van de positie van vrouwen. Op lokaal
niveau en binnen enkele sectoren zoals de sportsector
zijn wel enkele onderzoeken verricht, maar inzicht in
kwantitatieve en kwalitatieve aspecten met betrekking tot
de positie van vrouwen in besturen van maatschappelijke
organisaties is niet voorhanden.
Er zijn inmiddels ook initiatieven
genomen die tot doel hebben de deelname van vrouwen aan
besturen te bevorderen. Deze gaan meestal uit van het
particulier initiatief en zijn vaak kleinschalig van
karakter.
B.De twee sporen onderscheiden zich
ook sterk waar het gaat om de wijze waarop de overheid
invloed kan uitoefenen. Op het terrein van de politieke
besluitvorming zijn mogelijke resultaten deels
afhankelijk van de inzet van politieke partijen. De
beïnvloedingsmogelijkheden van de overheid liggen in de
sfeer van het stimuleren en het creëren van
randvoorwaarden. Hoewel nog niet in beeld en ongetwijfeld
ook beperkt door de autonomie van de betrokken
organisaties, is het niet onwaarschijnlijk dat er op het
terrein van de maatschappelijke besluitvorming meer
mogelijkheden liggen.
Hoewel duidelijk van elkaar
gescheiden zijn er ook dwarsverbindingen te leggen tussen
beide sporen. Zo kan het potentieel van actieve vrouwen
binnen de maatschappelijke besluitvorming worden gezien
als kweekvijver voor de politieke functies. Als praktisch
voorbeeld van een dwarsdoorsnijdende activiteit kan
genoemd worden het opzetten van een professionele
vrouwen-talentenbank.
|