Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



5.3.5. Evaluatie-onderzoek

Bij versterking van de effectiviteit van beleid kan evaluatie-onderzoek eveneens een nuttige functie vervullen.

Bevorderd zal worden dat met betrekking tot belangrijke wetgeving of beleidsnota's evaluatie-onderzoek wordt vastgelegd.

5.3.6. Bevordering emancipatiedeskundigheid [18]

Een belangrijke voorwaarde voor een effectief emancipatiebeleid is de aanwezigheid van emancipatiedeskundigheid binnen het ambtelijk apparaat. Medewerkers moeten in staat zijn de emancipatie-aspecten van hun beleidsterrein te onderkennen en te verwerken in hun voorstellen.

Vanaf 1987 is daartoe de cursus Emancipatiedeskundigheid bij het Rijks Opleidings Instituut beschikbaar. In deze cursus wordt ingegaan op de algemene aspecten van het emancipatiebeleid, veranderingsstrategieën en cultuurverschillen. Op verzoek kunnen meer specifieke vraagstukken behandeld worden.

Deelneming aan een dergelijke cursus zal in de komende jaren gestimuleerd worden, vooral voor die beleidsmedewerkers die minder expliciet met emancipatie te maken hebben.

5.3.7. Projectgewijze aanpak

In de afgelopen periode is een projectgewijze aanpak een effectief instrument gebleken.

In het kader van het projectstaatssecretariaat zijn destijds in 1982 en 1983 experimentele projecten gestart, die een bijzondere stimulans op bepaalde terreinen hebben gevormd.

Een nieuwe benadering, nieuwe methoden en nieuw beleid zijn ontwikkeld, die vervolgens in het reguliere beleid van de betreffende vakdepartementen geïntegreerd zijn. Zo was het project vrouw en werkgelegenheid een stimulans voor verbetering van de arbeidsmarktpositie van herintredende vrouwen, voor een effectievere aanpak via vrouw en werkwinkels en via vrouwenvakscholing, voor positieve actie, voor verbetering van de positie van meewerkende vrouwen van zelfstandigen en voor verbetering van vrouwelijk ondernemerschap.

Ook een later gestart project ter bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen heeft als effect gehad dat dit beleid inmiddels geïntegreerd is in het reguliere beleid van zeven vakdepartementen.

In de komende periode zullen de speerpunten van algemeen emancipatiebeleid in projectvorm worden aangepakt.

5.3.8. Emancipatie-ondersteuningsbeleid

Het emancipatiebeleid sluit aan op het emancipatieproces van vrouwen in de samenleving. Tegelijkertijd ondersteunt en stimuleert het dit proces.

Dit houdt in, dat de voortgang van het emancipatieproces op de verschillende maatschappelijke terreinen wordt gevolgd. Verder, dat de diverse beleidssectoren worden gestimuleerd om met de voor hun relevante deskundigen uit de vrouwenbeweging te overleggen over de ontwikkeling van hun beleid. En ten slotte, dat wordt bevorderd dat door het verstrekken van subsidies groeperingen uit de vrouwenbeweging in staat worden gesteld om haar maatschappelijk vernieuwende werkzaamheden te verrichten.

Deze drie onderdelen vormen tezamen het emancipatie-ondersteuningsbeleid.

Het emancipatie-ondersteuningsbeleid voor de komende jaren is neergelegd in de beleidsnota "Emancipatie-ondersteuningsbeleid" van 26 oktober 1989. In deze nota zijn als specifieke doelen voor het ondersteuningsbeleid geformuleerd:

  • ondersteuning en stimulering van het emancipatieproces in het algemeen en van de vrouwenbeweging in het bijzonder;
  • stimulering van de onderlinge wisselwerking tussen de vrouwenbeweging en de overheid teneinde de noodzakelijke voeding en vernieuwing van beleid te bevorderen.

Hierbij dient er rekening mee te worden gehouden, dat de vrouwenbeweging niet alleen werkzaam is in afzonderlijke organisaties en groeperingen maar evenzeer bestaat uit deskundigen binnen gevestigde maatschappelijke organisaties.

De verantwoordelijkheid voor het emancipatie-ondersteuningsbeleid ligt bij de bewindspersonen en hun departementen: het is een onderdeel van het emancipatiebeleid als geheel. De cordinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid en daarvan afgeleid de DCE stimuleren de realisering van deze verantwoordelijkheid. Daarnaast is het hun taak om ruimte te creren voor vernieuwende en departementsoverstijgende initiatieven.

De nadruk ligt daarom op het met elkaar in contact brengen van beleidsmakers en deskundigen uit de vrouwenbeweging en het aanreiken van instrumenten om tot een vruchtbare wisselwerking te kunnen komen.

Door de DCE zijn een aantal instrumenten voor het emancipatie-ondersteuningsbeleid ontwikkeld, waarvan uit onderzoek, en uit de ervaringen die diverse departementen er inmiddels mee hebben opgedaan, blijkt, dat deze effectief bijdragen aan de gestelde doelen.

Twee van deze instrumenten, het (tijdelijk) aanstellen van emancipatiewerkers in maatschappelijke organisaties en het tot stand brengen van landelijke steunpunten op specifieke beleidsterreinen, worden al geruime tijd ingezet in samenwerking met vakdepartementen.

Met de introductie van de verschillende beleidsinstrumenten zal worden voortgegaan. Naast de projecten emancipatiewerker in maatschappelijke organisaties en de landelijke steunpunten zijn dit: de regionale vrouwenemancipatiebureaus, het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), en subsidiemogelijkheden voor eenmalige activiteiten en meerjarige projecten.

De regionale vrouwenemancipatiebureaus worden per 1 januari 1993 overgedragen aan de provincies en de drie grote steden. Uiteraard blijven zij ook daarna deel uitmaken van het geheel van emancipatie-ondersteuningsvoorzieningen.

Voor het bereiken van een vruchtbare wisselwerking tussen beleidsmakers en deskundigen uit de vrouwenbeweging vervullen ook de landelijke steunpunten een belangrijke rol. Eén van hun taken is het beïnvloeden van het beleid van de rijksoverheid en van landelijke organisaties en instanties.

Het Vrouwenadviesbureau Overheidsbeleid "Arachne" specialiseert zich als landelijk steunpunt in het informeren en wegwijs maken van de vrouwenbeweging voor een optimale bijdrage aan de landelijke beleidsontwikkeling en besluitvorming.

Het ondersteuningsbeleid functioneert nog niet adequaat voor de doelgroepen meisjes en vrouwen uit minderheden.

Voor wat betreft meisjes wijst onderzoek uit, dat er wel een duidelijke behoefte is aan ondersteuning, maar dat het van belang is directer bij de sociale omgeving van meisjes aan te sluiten. In de Voortgangsrapportage meisjesbeleid is naar aanleiding van de onderzoeksresultaten uit evaluatie- en effectmetingen vervolgbeleid opgenomen.

Voor de ondersteuning van de emancipatie van vrouwen uit minderheden is in nauwe samenwerking met het Overlegkader Vrouwen uit Minderheidsgroepen een project gestart ter formulering van de eigen emancipatiedoelstellingen van vrouwen uit minderheden en ter ondersteuning van zwarte en migranten-emancipatiewerkers. De coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid is voornemens om jaarlijks gezamenlijk met de coördinerend bewindspersoon voor het minderhedenbeleid het beleid ten aanzien van zwarte en migrantenvrouwen specifiek met de Landelijke Advies- en Overlegstructuur minderhedenbeleid (LAO) te bespreken.

5.3.9. Externe advisering

In mei 1991 heeft de Staatssecretaris van SZW de Emancipatieraad verzocht bij de voorbereiding van de evaluatie over de periode 1989-1993 aandacht te schenken aan de vraag op welke wijze de advisering over het emancipatiebeleid vanaf de tweede helft van de jaren negentig gestalte dient te krijgen. Integratie van beleid vraagt ook van andere adviesorganen dat zij aanwezige emancipatie-aspecten mee laten wegen in het werk op hun terreinen. Het kabinet acht het wenselijk dat een dergelijke opdracht uitdrukkelijk in de taakstellingen van de onderscheiden adviesorganen wordt opgenomen. In dat kader is het beleid om het aantal vrouwelijke leden van adviesorganen te vergroten van extra belang.

Inmiddels zijn de werkzaamheden aangevangen ter voorbereiding van de vierde periode van de Emancipatieraad voor de jaren 1993-1997. Besloten is de omvang van de Raad en het ondersteunende secretariaat enigszins terug te brengen en de publieksvoorlichtingsactiviteiten te beëindigen.

De komende zittingsperiode (1993-1997) zal in principe de laatste zijn. De Raad krijgt in deze periode mede tot taak, aan te geven hoe de advisering over emancipatie-aangelegenheden kan worden geïncorporeerd in andere adviesorganen.