5.3. INSTRUMENTEN Naast een goede coördinatiestructuur kunnen
bepaalde instrumenten bijdragen aan de ontwikkeling en
effectiviteit van emancipatiebeleid. Hieronder wordt
ingegaan op bedoelde instrumenten. Deze instrumenten
moeten niet uitsluitend afzonderlijk worden bezien. Juist
in samenhang kunnen deze - elkaar aanvullend - de
effectiviteit van beleid vergroten.
5.3.1. Departementale
emancipatienota's
Een goede mogelijkheid om het
gehele beleidsterrein van een departement meer
systematisch op emancipatie-aspecten te bespreken en door
te lichten is het opstellen van een departementale
emancipatienota.
Op een aantal departementen heeft
de opstelling van een nota over het emancipatiebeleid van
het departement versnellend gewerkt voor de integratie en
de operationalisering van het emancipatiebeleid. Recent
zijn dergelijke nota's uitgebracht door de ministeries
van Defensie, WVC, Ontwikkelingssamenwerking, LNV en SZW.
Bij de ministeries van VROM en O&W is een
emancipatienota in voorbereiding. Departementen die dat
nog niet of langer geleden hebben gedaan, zullen zo'n
nota vóór 1995 uitbrengen.
In verband met de grote verschillen
tussen departementen is het niet zinvol een
gedetailleerde opzet voor een departementale
emancipatienota aan te geven. Wel zal het in dit
Beleidsprogramma neergelegde raamwerk van doelstellingen
en speerpunten uitgangspunt zijn.
Belangrijke elementen die in elk
geval in een dergelijke nota aan de orde moeten komen
zijn:
- de vanuit het departementale
beleid vertaalde meer specifieke
emancipatiedoelstellingen op de onderscheiden
beleidsterreinen;
- een analyse van de positie van
vrouwen met betrekking tot de verschillende
onderdelen en eventuele knelpunten in die
positie;
- belangrijke speerpunten van
emancipatiebeleid voor de komende jaren;
- het intern emancipatiebeleid;
- de infrastructuur met
betrekking tot het emancipatiebeleid.
5.3.2.
Emancipatie-effectrapportage
In het Beleidsplan Emancipatie 1985
is de afspraak opgenomen om in iedere nota, ieder
voorstel van wet en dergelijke een passage op te nemen
over de gevolgen voor de positie van vrouwen.
In de praktijk is hiervan minder
terecht gekomen dan beoogd. Er is behoefte aan beter
gereedschap om beleidsvoorstellen die primair gericht
zijn op andere doelstellingen systematisch te kunnen
toetsen op hun neveneffecten op emancipatieprocessen. Het
gaat dan om effecten op variabelen die van belang zijn in
emancipatieprocessen, maar die door de ontwerpers van
beleid niet zijn aangegeven, onderzocht of onderkend.
Zo'n toetsing vergt het bij elkaar brengen van kennis op
(vaak zeer gespecialiseerde) beleidsterreinen en kennis
van emancipatieprocessen.
In dit verband wordt de term
emancipatie-effectrapportage gebruikt.
Ook de Raad voor het Binnenlands
Bestuur beveelt in zijn advies van medio 1985 aan de term
effectrapportage te reserveren voor ex ante-onderzoek:
het vooraf inschatten van effecten van voorgenomen
maatregelen. Dit is dus iets anders dan
evaluatieonderzoek, waarbij achteraf wordt nagegaan of
een maatregel de beoogde uitwerking heeft.
De Raad onderscheidt drie vormen
van effectrapportage:
- de lichte variant: deze omvat
het invullen van een checklist met een aantal
aandachtspunten door ambtenaren van het
beleidsvoorbereidend departement;
- de midden-variant: deze omvat
een literatuurstudie van documenten en ander
bruikbaar onderzoeksmateriaal in combinatie met
een gespreksronde met deskundigen en potentiële
uitvoerders; deze moet door een onafhankelijke
derde, bijvoorbeeld een onderzoeksbureau
uitgevoerd worden;
- de zware variant: deze
betekent omvangrijk en diepgaand wetenschappelijk
onderzoek.
De zware variant is zo kostbaar dat
deze slechts bij hoge uitzondering zou kunnen worden
toegepast op voorgenomen brede en zeer belangrijke
beleidstrajecten.
In het emancipatiebeleid is echter
in de eerste plaats behoefte aan een systematische
toetsing van alle beleidsvoorstellen. Verbeteringen in de
bestaande procedures naar het model van de genoemde
lichte variant bieden daartoe mogelijkheden.
In overeenstemming met de daarover
bestaande afspraken over de "passage" regelt
elke minister zelf door wie en hoe de toetsing
plaatsvindt. Afhankelijk van waar de vereiste
deskundigheid aanwezig is en wat het meest efficiënt is,
kan een departement de taak leggen bij de intracommissie,
bij een bepaald dienstonderdeel of bij het Bureau van de
Secretaris-Generaal. Belangrijk is de afspraak dàt de
toetsing plaatsvindt en dat geregeld wordt op welke wijze
deze geschiedt en dat daartoe een checklist ontwikkeld
wordt.
Voor het beleidsterrein
Ontwikkelingssamenwerking (zie hoofdstuk 15) is met een
dergelijke effectrapportage een begin gemaakt.
Een aldus verbeterde toetsing zal
het mogelijk maken om aan de bestaande afspraken over een
verplichte passage in elke nota en elk wetsvoorstel over
de gevolgen voor de positie van vrouwen daadwerkelijk
invulling te geven.
Een eerste aanzet voor een
dergelijke procedurele en inhoudelijke toetsing is
opgenomen in bijlage III.
Inmiddels is onderzoek gestart om
een procedure te ontwerpen waarmee kan worden nagegaan of
beleidsvoornemens bijdragen aan het in stand houden van
ongelijke machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen. In
dit onderzoek neemt het begrip "gender" een
centrale plaats in: de ongelijke machtsverhoudingen
tussen vrouwen en mannen kunnen worden verklaard met
behulp van een historisch en maatschappelijk perspectief.
Het onderzoek moet ertoe leiden dat duidelijkheid
ontstaat over de positieve dan wel de negatieve bijdragen
van beleidsvoornemens aan de realisering van
emancipatiebeleid.
5.3.3. Jaarlijkse rapportages
5.3.3.1. Algemene
rapportage over voortgang emancipatiebeleid rijksoverheid
in desbetreffend hoofdstuk SZW-begroting
De coördinerend bewindspersoon
rapporteert jaarlijks in de toelichting op de begroting
over de voortgang van het emancipatiebeleid in algemene
zin, alsook - in het bijzonder - van de algemene
speerpunten van emancipatiebeleid.
5.3.3.2. Rapportage per
departement
Alle ministers rapporteren
jaarlijks in de toelichting op hun begroting over de
emancipatie-aspecten van het beleid, met name betreffende
de voortgang die hun terrein wordt geboekt met het
realiseren van het Beleidsprogramma Emancipatie. Deze
rapportages worden in november van elk jaar gebundeld in
de SZW/DCE-uitgave "Emancipatie in de Memories van
Toelichting".
Onderdeel van de departementale
rapportages zijn kwantitatieve gegevens over de
vorderingen op de emancipatiesubdoelstellingen. Omdat
emancipatiebeleid geïntegreerd dient te worden in het
beleid van het departement zal het veelal niet mogelijk
zijn om emancipatiegelden apart te vermelden.
5.3.3.3. Stand van zaken
met uitvoering van het Beleidsprogramma Emancipatie
De ICE zal jaarlijks - kort na het
verschijnen van de bundel "Emancipatie in de
memories van toelichting" - een stand van zaken
opmaken met betrekking tot de uitvoering van het
Beleidsprogramma. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht
geschonken aan knelpunten en de eventuele noodzaak tot
het nemen van nadere maatregelen.
5.3.4. Statistische gegevens
Meer systematisch dan tot nu toe
zal in relevante gegevens op de diverse terreinen de
positie van vrouwen zichtbaar worden gemaakt.
Tevens zal nagegaan worden of
bestaande indelingen wel adequate informatie kunnen
opleveren met betrekking tot de positie van vrouwen.
Bij de voorbereiding van de nota
"Ouderen in Tel" werden op deze wijze
knelpunten met betrekking tot de positie van oudere
vrouwen zichtbaar of hiaten voor wat betreft de
beschikbaarheid van gegevens.
Eind 1992 zal een eerste brochure
uitgebracht worden met statistische gegevens over de
positie van vrouwen op belangrijke deelterreinen. Deze
brochure is gebaseerd op de nu aanwezige gegevens.
Sommige gegevens blijken niet of slechts incidenteel
beschikbaar, bijvoorbeeld kerncijfers over zwarte en
migrantenvrouwen.
Het is belangrijk dat jaarlijks en
op een vergelijkbare wijze een aantal kerncijfers
gepresenteerd kunnen worden ter onderbouwing en evaluatie
van het beleid.
Eind 1992 zal dan ook met de ER en
de SER nader bezien worden welke cijfers tot deze
kerngegevens gerekend moeten worden. In overleg met het
CBS zal getracht worden in deze kerncijfers te voorzien.
In de jaarlijks uit te brengen
statistische brochure zullen vervolgens deze kerngegevens
verschijnen. Uiteraard zal getracht worden daarbij zo
goed mogelijk kerncijfers over zwarte en migrantenvrouwen
te verzamelen.
|