Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



5. DE COöRDINATIE VAN HET EMANCIPATIEBELEID

5.1. INLEIDING

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op doelstellingen, ontwikkelingen, nieuwe accenten en speerpunten van het emancipatiebeleid.

Deze ontwikkelingen stellen extra eisen aan de coördinatie van het emancipatiebeleid. Een samenhangend emancipatiebeleid vergt investering in een goede coördinatiestructuur en in ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor monitoring, kwaliteitstoetsing en effectmeting. Internationaal wordt de noodzaak van een bestuurlijke voorziening voor het emancipatiebeleid van nationale overheden in toenemende mate erkend. Alle Westeuropese landen kennen een dergelijke "national machinery". Voor 60% van alle VN-lidstaten is dit het geval.

Welke structuur en instrumenten in Nederland de komende jaren nodig worden geacht, komt in de volgende paragrafen aan de orde.

5.2. STRUCTUUR

Om de ontwikkeling van emancipatiebeleid gericht te kunnen versnellen en beter te verankeren in de vele sectoren en beleidsterreinen, zijn een goede aansturing en infrastructuur eerste vereisten. Uit onderzoeken [16] met betrekking tot het gemeentelijk emancipatiebeleid komt naar voren dat belangrijke voorwaarden voor de voortgang van emancipatiebeleid zijn:

  • de politieke prioriteit die eraan gegeven wordt
  • of er sprake is van een coördinerend bestuurder
  • of het emancipatiebeleid hecht verankerd is in de ambtelijke organisatie
  • of er structureel gelden op de begroting zijn gereserveerd voor emancipatie
  • of er een goede wisselwerking is met de vrouwenbeweging.

Deze uitkomsten zijn eveneens van belang voor het niveau van de rijksoverheid.

Wat de structuur betreft moet rekening gehouden worden met complementariteit, alsook met de eigen verantwoordelijkheid van de departementen. Een goede coördinatiestructuur omvat derhalve:

-een coördinerend bewindspersoon

-een verankering in de ambtelijke organisatie

  • via een ondersteunende staf van de coördinerend bewindspersoon
  • via een infrastructuur per departement
  • via een interdepartementaal coördinerend orgaan.

Per onderdeel wordt dit hieronder nader uitgewerkt.

5.2.1. Coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid

Algemeen uitgangspunt voor de verdeling van taken en bevoegdheden in het emancipatiebeleid is dat alle betrokken bewindslieden zèlf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van specifiek en gentegreerd emancipatiebeleid op hun beleidsterrein.

De coördinerend bewindspersoon geeft politieke sturing aan de coördinatie, integratie en vernieuwing van emancipatiebeleid.

De coördinatie betreft het bevorderen van afstemming en samenhang in een situatie waarin verantwoordelijkheden doelbewust gespreid zijn, en het stimuleren van beleidsontwikkelingen in overeenstemming met maatschappelijke veranderingen.

Bij integratie gaat het om het scheppen van zodanige voorwaarden, dat emancipatie-aspecten een onafscheidelijk onderdeel gaan uitmaken van regulier beleid. Dit betekent tijdige onderkenning van emancipatie-aspecten, zodat deze in de besluitvorming expliciet kunnen worden meegewogen.

Vernieuwende activiteiten zijn vooral nodig in geval van onderwerpen of projecten die de terreinen van verschillende of alle departementen raken, maar waarvoor nog onvoldoende concrete aangrijpingspunten aanwezig zijn voor actie door afzonderlijke departementen. Deze activiteiten zijn derhalve in beginsel tijdelijk. Uitgangspunt blijft dat toegewerkt wordt naar integratie in regulier beleid.

5.2.2. Ministerraad en onderraden

De politieke besluitvorming over emancipatiebeleid of emancipatie-aspecten in ander beleid vindt plaats in de Ministerraad. Deze besluitvorming wordt veelal voorbereid in de desbetreffende onderraden.

Met de opheffing van de Ministeriële Commissie Emancipatiebeleid (MCE) [17] op 17 mei 1991 is de lijn van integratie van emancipatie in regulier beleid doorgetrokken in de coördinatiestructuur. Bereikt moet worden dat emancipatiedoelen - voorzover relevant - meer systematisch in alle onderraden behartigd worden. Bij de herziening van de instellingsbeschikking van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid (RSCB) is zelfs expliciet de taak opgenomen mede de besluitvorming voor te bereiden over het emancipatiebeleid op sociaal en cultureel terrein. Ook de andere onderraden worden geacht emancipatie-aspecten op hun terreinen te behartigen. Wanneer een beleidsvoornemen alle departementen betreft zal het uit doelmatigheidsoverwegingen direct in de Ministerraad worden behandeld (Brief van de Minister-President aan de Tweede Kamer van 4 juni 1991).

Met het oog op deze veranderingen heeft het ambtelijk voorportaal, de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE), een extra signalerende functie voor het emancipatiebeleid ten behoeve van het gehele circuit van onderraden en ambtelijke voorportalen gekregen (zie verder 5.2.3.1.).

5.2.3. Ambtelijke coördinatie

Wat de ambtelijke infrastructuur voor het emancipatiebeleid betreft, zijn vooral van belang de Interdepartementale Cordinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE), de intradepartementale commissies (intracommissies) en de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE).

5.2.3.1. Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE)

De instellingsbeschikking van de ICE is naar aanleiding van het Beleidsplan Emancipatie op 30 januari 1987 herzien. De kerntaken betreffen samengevat zowel het bevorderen van samenhang in het overheidsbeleid op emancipatieterrein als het stimuleren van integratie van emancipatiedoelstellingen in de diverse onderdelen van overheidsbeleid. Dit blijft onverkort van kracht.

De ICE is het aangewezen platform voor de rijksoverheid voor informatie-uitwisseling, afstemming, vernieuwingsimpulsen en voorbereiding van de besluitvorming op emancipatieterrein.

Zij adviseert desgevraagd of eigener beweging bewindspersonen die het aangaat, onderraden of de Ministerraad.

De met dit Beleidsprogramma beoogde versnelling van de integratie van het emancipatiebeleid vergt in de komende periode wel een meer initirende rol van de ICE. De voortgang van de implementatie van dit beleidsprogramma zal daarin een zwaar accent krijgen.

Een sterkere stimulans is nodig voor een actieve informatie-uitwisseling, samenwerking van en wisselwerking tussen intracommissies. Dit vormt tevens een middel om de deskundigheid over emancipatiebeleid en -processen, en over een daarvoor doelmatige organisatie te vergroten.

De extra signalerende functie van de ICE ten behoeve van het gehele circuit van onderraden en ambtelijke voorportalen noodzaakt tot meer aandacht voor de planning en organisatie, daar deze complexer wordt.

5.2.3.2. Intracommissies

De hiervoor geschetste ontwikkelingen, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de vakdepartementen een meer centrale plaats gaat innemen, laten zien hoe belangrijk een goede organisatie op een departement is voor een actieve en samenhangende ontwikkeling van het emancipatiebeleid. In de afgelopen periode is een duidelijke infrastructuur per departement een essentiële voorwaarde gebleken.

Op dit moment is bij bijna alle ministeries een intradepartementale commissie voor het emancipatiebeleid ingesteld. Bij die departementen waar dit niet het geval is, functioneert vaak wel een informeel netwerk, emancipatieberaad of stuurgroep.

Om de voorwaarden voor daadwerkelijke integratie te scheppen zal vóór 1993 bij elk departement een intracommissie zijn ingesteld met duidelijke taken en bevoegdheden. De ICE zal hierover berichten in haar rapportage over de voortgang van het Beleidsprogramma Emancipatie.

De precieze invulling van taken, samenstelling en positie van de intracommissies dient per departement te geschieden, daar dan rekening kan worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk departement. Hierbij kan gedacht worden aan de wijze waarop het departement georganiseerd is, aan de aanwezige deskundigheid, aan de fase van of accenten in ontwikkeling van emancipatiebeleid op het betreffende departement.

De belangrijkste taken van intracommissies kunnen zijn:

  • afstemming en informatie-uitwisseling binnen het departement;
  • coördinatie en evaluatie met betrekking tot de verschillende terreinen van het departement;
  • initiërende rol bij het opstellen -voorzover nodig- van een departementale emancipatienota;
  • bevordering voortgang met betrekking tot de uitvoering van dit Beleidsprogramma en in het bijzonder van de departementale speerpunten;
  • toetsing van effecten van beleid (zie 5.3.2.);
  • voorbereiding inbreng in ICE.

Met de Emancipatieraad is het kabinet van mening dat de lijnen tussen de intracommissie en departementale leiding zo kort mogelijk gehouden dienen te worden, dat leden formeel dienen te worden aangewezen en in functies als voorzitter en secretaris structureel dient te worden voorzien. Tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten zal het ICE-lid deel uitmaken van de intracommissie. In tegenstelling tot de Emancipatieraad meent het kabinet dat structureel overleg tussen een intracommissie en de ICE danwel DCE niet noodzakelijk is. Bij de instelling van een intracommissie dient duidelijk te worden vastgelegd hoe de samenstelling zal zijn (voorziening in vacatures) en welke taken en bevoegdheden de commissie heeft.

5.2.3.3. Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE)

Bij de coördinatie, integratie en vernieuwing van emancipatiebeleid ondersteunt en adviseert de Directie Cordinatie Emancipatiebeleid (DCE) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de cordinerend bewindspersoon.

De DCE heeft als hoofdtaak het bevorderen van een zodanig beleid van de rijksoverheid dat dit bijdraagt aan realisering van de emancipatiedoelstellingen. Meer in het bijzonder betreft dit

  • het ontwikkelen van hoofdlijnen en prioriteiten van een samenhangend emancipatiebeleid;
  • het zorg dragen voor coördinatie en integratie van het emancipatiebeleid in het beleid van de rijksoverheid;
  • het (doen) ondersteunen van het emancipatieproces in de samenleving.

In de komende jaren zal de nadruk liggen op het vervullen van een initiërende en coördinerende rol bij de uitvoering van dit beleidsprogramma.

Dit betekent:

  • vernieuwende beleidsontwikkeling op nog niet of nauwelijks ontgonnen terreinen die meer of alle departementen betreffen ter vermindering van belangrijke structurele belemmeringen; dit betreft vooral de speerpunten van algemeen emancipatiebeleid;
  • advisering van de departementen vanuit de op emancipatieterrein opgedane deskundigheid en ervaring; dit zal met name de departementale speerpunten betreffen;
  • invulling van de taken en nieuwe accenten daarin van de ICE;
  • stimulering via het emancipatie-ondersteuningsbeleid van een meer directe wisselwerking tussen enerzijds departementen, andere overheden en maatschappelijke organisaties, en anderzijds organisaties en instellingen op emancipatieterrein. In dit kader zal met name aandacht worden gegeven aan de wisselwerking met zwarte en migrantenvrouwen(organisaties).

In het najaar van 1992 loopt een onderzoek naar de coördinatie van het emancipatiebeleid en de taken van de DCE daarbij.