Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



3.2. ONTWIKKELINGEN IN BELEID EN MAATSCHAPPIJ

3.2.1. Ontwikkelingen op terrein Beleidsplan Emancipatie 1985

Op basis van het Beleidsplan Emancipatie 1985 is goede voortgang gemaakt op een aantal terreinen.

Over de uitvoering van de in het Beleidsplan genomen concrete maatregelen en beleidsvoornemens is aan de Tweede Kamer gerapporteerd op 14 november 1986 [4] en op 13 november 1987 [5]. Aansluitend zijn in het Actieprogramma Emancipatiebeleid [6] nieuwe maatregelen opgenomen voor de periode 1987-1990. Op 26 oktober 1989 is het overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van dit Actieprogramma Emancipatiebeleid toegezonden aan de Tweede Kamer [7]. Uit deze rapportages blijkt dat nagenoeg alle concrete maatregelen gerealiseerd zijn.

In eerder genoemd onderzoek "Emancipatie ten halve geregeld" zijn de in het Beleidsplan opgenomen terreinen:

  • arbeid en inkomen
  • onderwijs en volwasseneneducatie
  • gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en vrouwenhulpverlening
  • ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
  • vrouwen in ontwikkelingslanden geanalyseerd en beoordeeld.

Algemene conclusie daarbij is dat er tamelijk grote instemming bestaat met de veronderstellingen waarop het emancipatiebeleid berust. De voornaamste kritiek betreft het ontbreken van verschillende beleidselementen. Samengevat komt deze kritiek erop neer dat het emancipatiebeleid wel heeft geleid tot een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen, maar dat er te weinig voortgang geboekt is op andere fronten, zoals ten aanzien van de kwaliteit van de arbeid, verdeling van de zorg voor kinderen en overige onbetaalde arbeid, aandacht voor sekse als ordeningsprincipe in de maatschappij en verkleining van de machtsongelijkheid.

Vergelijkbare kritiek is naar voren gebracht naar aanleiding van andere onderzoeken en vanuit de vrouwenbeweging.

Op vier belangrijke deelthema's uit deze kritiek wordt hieronder kort ingegaan.

3.2.1.1. Normen en verwachtingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid

In het eerder genoemde onderzoeksrapport "Emancipatie ten halve geregeld" luidt een van de conclusies dat de aandacht voor de normen en verwachtingen over seksualiteit, huwelijk, kostwinnerschap e.d. in het Beleidsplan Emancipatie op de achtergrond is geraakt. Noch in de doelstellingen noch in de maatregelen zou deze aandacht tot uitdrukking zijn gebracht.

Het kabinet deelt deze kritiek ten dele. Normen en verwachtingen over seksualiteit, huwelijk en kostwinnerschap zijn in hoge mate bepalend voor de beeldvorming over mannelijkheid en vrouwelijkheid. In de derde subdoelstelling van het emancipatiebeleid - doorbreking van beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid - is aandacht voor deze problematiek daarom tot uiting gebracht. Gebleken is wel dat realisering van deze subdoelstelling meer systematische aandacht en maatregelen van alle departementen noodzakelijk maakt. Er is een eerste aanzet tot beleidsontwikkeling. Daarbij is vooral aangesloten bij de meest zichtbare elementen van beeldvorming: bij overheidsvoorlichting, bij de verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid, bij het doorbreken van de beroepenscheiding, in de media, bij de bestrijding van seksueel geweld en bij de deelname van vrouwen aan het openbaar bestuur. De beďnvloeding van beeldvorming op deze terreinen zal verder worden voortgezet.

Beleidsontwikkeling zal ook moeten plaatsvinden op die terreinen waar normen en verwachtingen het gedrag van mannen en vrouwen meer structureel inperken.

Deze structurele aard en de werking van de opvattingen over mannen en vrouwen komen onder andere uit onderzoek van dr. A. Komter [8] naar voren. In haar studie over de macht van de vanzelfsprekendheid zijn in het bijzonder de zogenaamde "onzichtbare machtsmechanismen" van belang. Volgens Komter produceert de structurele machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen haar eigen legitimeringen: het dominante mannelijke perspectief bepaalt de waarnemingen, opvattingen en waarderingen van de werkelijkheid. Kenmerkende elementen van deze legitimerende beeldvorming zijn: er is verschil tussen mannen en vrouwen, dat verschil is hiërarchisch geordend en dat verschil moet er zijn. Deze beeldvorming, inclusief haar mannelijke perspectief, is zo "legitiem", dat ze niet opvalt, onbewust en onzichtbaar is. De beeldvorming in het maatschappelijk leven en in de persoonlijke levenssfeer houden elkaar over en weer in stand. Doorbreking van deze beeldvorming is alleen mogelijk indien wordt uitgegaan van de legitimiteit van de machtsgelijkheid tussen de seksen.

In de praktijk zijn de seksuele en relationele vrijheid en verscheidenheid aanzienlijk toegenomen. De gevarieerdheid in huishoudens neemt toe. De zorg voor kinderen neemt een minder lange fase in het leven van ouders in. De zich voortzettende vrouwen- en homo-emancipatie hebben geleid tot meer openlijke verscheidenheid in relatievormen en relatiesamenstelling. Traditionele normen en verwachtingen zijn gelet op deze ontwikkelingen steeds minder in overeenstemming met de werkelijkheid.

3.2.1.2. Verzorgende en huishoudelijke taken

De zorg voor kinderen en andere personen die zorg behoeven is in overwegende mate eenzijdig een verantwoordelijkheid van vrouwen gebleven, aldus de kritiek.

Het kabinet constateert eveneens dat cijfers zichtbaar maken dat vrouwen wel in toenemende mate deelnemen aan de arbeidsmarkt, maar mannen nauwelijks meer deelnemen aan de verzorgende en huishoudelijke taken. Zo is in de leeftijdsgroep 24-34 jarigen in de periode 1975-1990 sprake van een stijging van de tijdsbesteding aan betaalde arbeid bij vrouwen van 6 uur per week. De bijdrage van mannen aan huishoudelijke zorg is per saldo in dezelfde periode met 1 uur en 20 minuten per week gestegen.

Overigens wijken de opvattingen van de Nederlandse bevolking sterk af van deze praktijk: zo is bijvoorbeeld 89 % van alle Nederlanders van mening dat kinderverzorging evengoed de verantwoordelijkheid van de man als van de vrouw is [9].

De huidige rolverdeling belemmert voor vrouwen de ontplooingskansen en daarmee de participatie op allerlei terreinen. Een meer evenredige verdeling van betaalde čn onbetaalde arbeid is nog steeds een noodzakelijke voorwaarde voor de emancipatie van mannen en vrouwen.

Veranderingen in deze verdeling zijn niet gemakkelijk te bereiken. Belemmerend werkt de maatschappelijke organisatie die er niet op ingesteld is dat de verantwoordelijkheid voor kinderen door werknemers moet worden gedragen. Eventuele deeltijdwensen beďnvloeden de carričremogelijkheden nog negatief. Afwezigheid door en voor huiselijke calamiteiten is vaak niet geregeld. Het meer betrekken van mannen (in hetero-relaties) bij de opvoeding van hun kinderen dient niet alleen een emancipatiedoelstelling. Ook voor een goed opvoedingsmilieu lijkt een meer evenredige verdeling van de verzorgende taken over beide partners bevorderlijk. Daarom is het noodzakelijk dat de maatschappelijke organisatie meer rekening houdt met de verzorgende taken. Verzorgende taken verdienen meer waardering. Meisjes čn jongens dienen in een zo vroeg mogelijk stadium onderricht te krijgen dat gericht is op basisvaardigheden voor opvoeding en verzorging čn betaalde arbeid. Alleen dan is in de toekomst een doorbreking van de bestaande onevenredige verdeling bereikbaar en bestaat er een werkelijke keuzevrijheid.

3.2.1.3. Keuzevrijheid

Een derde kritiekpunt is dat in het emancipatiebeleid het beginsel van keuzevrijheid te zeer zou prevaleren.

Het kabinet is van mening dat pluriformiteit en keuzevrijheid belangrijke pijlers zijn voor het beleid op alle terreinen. De Nederlandse maatschappij is pluriform van karakter wat onder andere tot uiting komt in een hoge waardering van keuzevrijheid van elk individu. Het kabinet meent echter dat daar waar ongelijkheid tussen de seksen in macht en uitingsmogelijkheden in onze maatschappelijke organisatie is geďncorporeerd, niet van reële keuzevrijheid sprake is. De vrijheid van elk individu om te kiezen voor arbeid, inkomen, seksualiteitsbeleving, kinderen, verzorgende taken, geloof of politieke partij hoeft niet strijdig te zijn met een beleid gericht op het doorbreken van onrechtvaardige verschillen in maatschappelijke positie of waardering.

In de praktijk moet een zekere spanning tussen keuzevrijheid en gelijkheid als onontkoombaar worden geaccepteerd.

Maatschappelijke gelijkheid kan vaak niet worden gerealiseerd zonder feitelijke gelijkheid in allerlei aspecten. Gelijke kansen in de betaalde arbeid zijn afhankelijk van onder andere de feitelijke gelijke toerusting door opleiding. Doelstellingen op dit terrein worden dan ook geformuleerd in termen van feitelijke gelijkheid.

Veranderingsprocessen verlopen echter niet gelijkmatig. Mensen veranderen niet in hetzelfde tempo en niet volgens een vastgelegd schema. Daarom verdient pluriformiteit in de huidige periode bijzondere aandacht.

Een voorbeeld, waarbij deze spanning tussen gelijkheid en pluriformiteit tot uitdrukking komt, is de discussie over inkomensbescherming van alleenverdieners en de mogelijke belemmeringen die dit met zich meebrengt voor de deelname aan betaalde arbeid door partners van alleenverdieners.

Aan deze discussie ligt de vraag ten grondslag naar de mate waarin regelingen meer moeten worden afgestemd op de verandering in de rolverdeling tussen partners en op de gewenste ontwikkeling naar zelfstandigheid van de nieuwe generatie. Bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van SZW is in december 1991 de motie Van Zijl/Doelman-Pel aangenomen, waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar de mogelijkheden, inkomensregelingen verder te verzelfstandigen. De regering heeft naar aanleiding van deze motie een standpuntbepaling toegezegd.

3.2.1.4. Macht

Om structurele veranderingen te bereiken in de maatschappelijke organisatie is het noodzakelijk dat machtsposities (politiek en publiek) evenredig worden verdeeld. Het tot nu toe gevoerde beleid draagt te weinig bij aan herverdeling van macht tussen mannen en vrouwen, zo luidt de kritiek.

Het kabinet is van mening dat een grotere deelname van vrouwen aan politieke en publieke organisaties en besturen een positieve uitwerking kan hebben op de waarden en normen in de maatschappij. Dit door de verwachte uitstraling op de beeldvorming, door de grotere deskundigheid die hierdoor ontstaat in de besluitvormende gremia en door de verwachte positieve impulsen voor het emancipatiebeleid als geheel. Binnen het emancipatiebeleid van alle departementen vormt de bevordering van deelname van vrouwen aan besturen, raden en commissies een vast onderdeel. In de hoofdstukken van de departementen wordt teruggekomen op de specifieke beleidsvoornemens.

Minder direct door overheidsbeleid beďnvloedbaar is de machtsongelijkheid tussen individuele mannen en vrouwen in uiteenlopende sociale situaties. De machtsverhoudingen in sociale relaties zijn echter onlosmakelijk verbonden met structureel geringere mogelijkheden voor vrouwen in de maatschappij. Door het beleid te richten op het verminderen van deze structurele maatschappelijke ongelijkheid worden ook de machtsverhoudingen binnen sociale relaties beďnvloed.

Deze deelthema's overziend is er in bepaalde opzichten nog sprake van structurele belemmeringen voor de voortgang van het emancipatiebeleid. Een gerichte inspanning is in de komende periode vereist om het aandeel van vrouwen in de besluitvorming te vergroten, het aandeel van mannen in verzorgende en huishoudelijke taken te doen toenemen alsook om nog bestaande beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid meer in overeenstemming te brengen met de inmiddels veranderde werkelijkheid.

In hoofdstuk 4 zal uiteengezet worden tot welke nieuwe accenten in beleid dit naar het oordeel van het kabinet moet leiden.