Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



3. DOELSTELLINGEN EN ONTWIKKELINGEN EMANCIPATIEBELEID

3.1. DOELSTELLINGEN EN ONTWIKKELINGEN

3.1.1. Doelstellingen

Met het onderzoek "Emancipatie ten halve geregeld" [3] is een degelijke analyse verricht naar de sterkte en zwakte van de in het Beleidsplan Emancipatie 1985 geformuleerde doelstellingen voor het emancipatiebeleid.

De centrale probleemstelling was: "er is sprake van een structureel ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen; de feitelijke kansen en mogelijkheden tot maatschappelijke participatie zijn voor vrouwen als groep kleiner dan voor mannen als groep". Deze probleemstelling heeft een brede steun gekregen van parlement, vrouwenbeweging en emancipatiedeskundigen, aldus een van de uitkomsten van bovengenoemde analyse. Voor de centrale doelstelling en bijbehorende drie subdoelstellingen voor emancipatiebeleid geldt dit eveneens. In het onderzoek werd geconcludeerd dat er geen reden was om verandering te brengen in deze grondslag voor beleid.

Het kabinet deelt dit oordeel. Er zijn vorderingen gemaakt, maar deze doelstellingen zijn nog actueel. Als centrale doelstelling voor het emancipatiebeleid voor de middellange termijn blijft gehandhaafd:

Het bevorderen van de ontwikkeling van de huidige maatschappij, waarin het sekseverschil nog in zo grote mate is geïnstitutionaliseerd naar een pluriforme maatschappij, waarin ieder ongeacht sekse of burgerlijke staat de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en waarin vrouwen en mannen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden kunnen realiseren.

Deze centrale doelstelling is in drie subdoelstellingen uitgewerkt, te weten:

  1. het verzekeren van gelijke rechten van vrouwen en mannen;
  2. het bereiken van structurele veranderingen waardoor sekseverschil niet langer een van de pijlers van de maatschappelijke organisatie vormt;
  3. het doorbreken van beeldvorming in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Tegelijkertijd is in bovenvermeld onderzoek het probleem gesignaleerd dat de doelstellingen zo ruim geformuleerd zijn, dat deze weinig houvast bieden bij de vormgeving van het emancipatiebeleid op de vele beleidsterreinen.

Bij de beleidsontwikkeling is dit eveneens als een gemis ervaren. Duidelijker uitgangspunten per beleidsterrein zijn noodzakelijk. Het kabinet heeft er derhalve voor gekozen in dit Beleidsprogramma de doelstellingen per departement concreter uit te werken. Hiervoor zij verwezen naar de afzonderlijke departementale hoofdstukken.

Bovendien zal het in toenemende mate wenselijk blijken het beleid naar groepen vrouwen te differentiëren, waar deelbelangen zich scherper gaan aftekenen. Het begrip "ieder" in de hoofddoelstelling omvat alle vrouwen. Voor de categorieën vrouwen uit minderheden, oudere vrouwen, meisjes en meewerkende vrouwen van zelfstandigen en vrouwelijke ondernemers wordt waar nodig al gedifferentieerd. Bij analyses en formulering van doelstellingen is echter een meer systematische aanpak vereist. Bij de ontwikkeling van een emancipatie-effectrapportage (zie 5.3.2.) zal bezien worden of hiertoe toetsingscriteria te ontwikkelen zijn.