5.2 Algemene
aanbevelingen 1.
Geef brede bekendheid aan de inhoud, strekking en
reikwijdte van het Verdrag inzake de uitbanning van
alle vormen van discriminatie jegens vrouwen,
inclusief de CEDAW-aanbevelingen, onder diegenen die
betrokken zijn bij de implementatie van het Verdrag
(Kamerleden, departementen, lagere overheden, wetenschap,
rechterlijke macht en advocatuur, vrouwenbeweging,
sociale partners en ander relevante maatschappelijke
organisaties).
2.
Richt een centraal informatie- en ondersteuningspunt op
dat aanwijzingen kan geven over de betekenis van de
verdragsverplichtingen.
3.
Pas de aanwijzingen voor de regelgeving zodanig aan dat
systematisch getoetst wordt aan de
verdragsverplichtingen, waarbij het zowel om directe als
mogelijke indirecte discriminatie gaat.
4.
Verricht verkennend onderzoek naar de indirect
discriminerende effecten van bestaande wetgeving en op
genderideologie gebaseerde vooronderstellingen in het
Nederlandse rechtssysteem.
5.
Rapporteer aan de Kamers over de feitelijke afronding van
de operatie Anders geregeld, en geef vervolgens
eens in de vijf jaar een overzicht van alle bepalingen
waarin nog onderscheid op grond van geslacht wordt
gemaakt. Motiveer van al die bepalingen waarom zij niet
kunnen worden gemist.
6.
Verzamel systematisch gegevens over de positie van de
vrouwen op alle relevante terreinen.
7.
Mobiliseer de benodigde deskundigheid om het instrument
van de emancipatie-effect rapportage vanaf het begin
effectief te laten zijn.
8.
Toets maatregelen die beogen specifiek beleid ten gunste
van vrouwen in algemeen beleid te integreren
('mainstreaming') vooraf op hun effectiviteit en
ontwikkel hiervoor een toetsingskader.
9.
Voorzie recente rapporten met aanbevelingen die direct of
indirect uit de verdragsverplichtingen voortvloeien, van
standpunten die ook tot concrete en meetbare
doelstellingen leiden. (Het Vrouwenverdrag in de
Nederlandse rechtsorde en De betekenis van artikel
12 Vrouwenverdrag voor Nederland: gezondheid als recht,
en rapporten over verdeling arbeid en zorg, beeldvorming,
politieke en maatschappelijke participatie.)
10.
Voorzie lopend emancipatiebeleid op verschillende
terreinen van concrete en meetbare doelstellingen.
11.
Zet op deelterreinen onderzoeksopdrachten uit die à la
het rapport De betekenis van artikel 12 Vrouwenverdrag
nagaan of er aan de verdragsverplichtingen voldaan wordt.
12.
Erken het belang en de noodzaak van een
emancipatieondersteuningsstructuur opdat de
vrouwenbeweging betrokken blijft bij politieke en
ambtelijke beleidsvorming en -concretisering, zowel op
landelijk als op lokaal niveau.
13.
Faciliteer structurele professionele aandacht voor de rol
van de media bij de beeldvorming omtrent mannelijkheid en
vrouwelijkheid.
14.
Kom in alle gremia in internationaal verband op niet mis
te verstane wijze op voor de verbetering en handhaving
van het recht op gelijke behandeling. Twee voorbeelden:
(voortzetting van de actieve) inspanningen voor een
facultatief protocol bij het Verdrag met betrekking tot
een individueel klachtrecht en de voorbereiding van
prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van
de Europese Gemeenschappen in gelijke-behandelingszaken.
15.
Onderzoek in het kader van de eerste evaluatie van de
Algemene wet gelijke behandeling of deze wet en de Wet
gelijke behandeling m/v in alle opzichten, en in ieder
geval qua sanctiebepalingen, overeenkomen met de
strekking en reikwijdte van het Verdrag.
16.
Neem een bepaling in de Algemene wet gelijke behandeling
op die het mogelijk maakt effectieve sanctiemaatregelen
te treffen tegen organisaties met een publieke functie
die in hun statuten discriminerende bepalingen hebben
opgenomen.
17.
Ga na of de Commissie Gelijke Behandeling een sterkere
positie behoeft mede in het licht van toetsing aan de
verdragsverplichtingen.
18.
Waarborg de emancipatiekwaliteit van de externe
advisering aan de rijksoverheid.
|