Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997 |
4.7.3 Uitvoering van
de verplichting volgens de NGO-rapportages [66]
4.7.4 Opvattingen van de rapportagecommissie Op het gebied van sport als onderdeel van het maatschappelijk leven hebben twee elementen te maken met de verdragsverplichtingen. In de eerste plaats de gelijke kansen van vrouwen om deel te nemen aan sportbeoefening zelf en het vrijwillige kaderwerk daaromheen, en in de tweede plaats de beeldvorming. Daarnaast valt seksuele intimidatie in de sport onder de definitie van discriminatie in de zin van artikel 1 van het Verdrag, conform Aanbeveling 19. Beleid voor het bestrijden van seksuele intimidatie dient zich ook op de sportwereld te richten. Als het gaat om deelname aan sport door meisjes is er een taak weggelegd voor de onlangs ingestelde projectgroep Jeugd in beweging. Deze projectgroep zal ook kunnen ingaan op de mogelijke belemmeringen die meisjes ondervinden en die kunnen samenhangen met beeldvorming. Aandacht voor allochtone en gehandicapte meisjes is daarbij van belang. Het gegeven dat meer dan vroeger rondom het twaalfde jaar wordt afgezien van verdere deelname aan sportactiviteiten, verdient nader seksegespecificeerd onderzoek, met aandacht voor beeldvorming als: stoer is mannelijk en fragiel is vrouwelijk. De belemmeringen die vrouwen ondervinden om aan het vrijwillige kaderwerk deel te nemen, moeten onder de aandacht komen van de Commissie Dagindeling van de samenleving. Als immers zorgtaken thuis, die nog steeds vooral door vrouwen worden verricht, blijven interfereren met bezigheden buitenshuis, blijft de sportwereld een door mannen gedomineerde wereld. En dat is weer slecht voor de beeldvorming. De toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt is ook een factor die deelname aan vrijwilligerswerk bemoeilijkt. |