Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.6 Vreemdelingenbeleid

4.6.1 Inhoud van de verdragsverplichting

Het verdrag kent één bepaling die in het bijzonder betrekking heeft op de positie van vrouwelijke vreemdelingen en op vrouwen met een buitenlandse partner. Artikel 9 schrijft in de eerste plaats gelijkheid in het nationaliteitsrecht voor en beschermt vrouwen tegen een automatische koppeling van haar nationaliteit aan die van de echtgenoot.

Daarnaast heeft het gehele verdrag betekenis voor het vreemdelingenrecht.

Vrouwen met een vreemde nationaliteit, anders dan die van het land van vestiging, hebben een afwijkende rechtspositie, omdat zij aan de bijzondere rechtsregels van het vreemdelingenrecht onderworpen zijn. Deze rechtsregels en de uitvoeringspraktijk dienen te voldoen aan de doelstelling en de eisen van het verdrag. Overeenkomstig de onderverdeling die gemaakt is in hoofdstuk 2, betekent dit dat het vreemdelingenrecht en de uitvoeringspraktijk dienen te voldoen aan het vereiste van gelijkheid voor de wet, aan het recht voor vrouwen op ontplooiing en verwezenlijking van alle mensenrechten, en verschoond dienen te zijn van de dominante genderideologie.

Ten slotte geldt dat het gehele Verdrag betekenis heeft voor de positie van vrouwen met een vreemde nationaliteit, in die zin, dat bij de implementatie van de meeste verdragsbepalingen niet voorbijgegaan kan worden aan de bijzondere positie die deze vrouwen in een samenleving innemen.

De meeste vrouwen met een vreemde nationaliteit behoren tot een etnische of culturele minderheid. Vrouwen uit etnische en culturele minderheden hebben andere uitgangsposities en andere behoeften. Dit betekent dat bij de implementatie van de meeste verdragsbepalingen aandacht zal dienen te worden besteed aan deze bijzondere categorieën.

Daarbij geldt overigens dat de totale groep vrouwen uit etnische en culturele minderheden doorgaans ook veel vrouwen omvat die geen vreemdeling (meer) zijn.

De preambule van het Verdrag spreekt uit dat de uitbanning van racisme en rassendiscriminatie van essentieel belang zijn voor de volledige verwezenlijking van de mensenrechten. Het verband tussen de uitbanning van rassendiscriminatie en vrouwendiscriminatie dient derhalve gestalte te krijgen in het beleid ter uitvoering van het Verdrag.

In de eerste Nederlandse CEDAW-rapportage wordt erkend dat naast gelijke rechten in het nationaliteitsrecht en vreemdelingenrecht ook bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen geboden kan zijn. Voorbeelden die genoemd worden, zijn het feit dat de verzorging van kleine kinderen een rol kan spelen bij de verlenging van verblijfsvergunningen, aandacht voor seksueel geweld bij het opnemen van het vluchtverhaal van vrouwelijke asielzoekers en de noodzaak van extra voorlichting over naturalisatie en verblijfsvergunningen aan buitenlandse vrouwen.

Bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen is volgens de eerste Nederlandse CEDAW-rapportage eveneens geboden binnen het minderhedenbeleid. Genoemd worden projecten om de participatie van vrouwen uit minderheden aan alle terreinen van het maatschappelijk leven te vergroten, en subsidiëring van organisaties en van ontmoetingscentra van zwarte en migrantenvrouwen. Vermeld wordt dat er sprake is van vergaande decentralisatie van minderhedenbeleid en van integratie van op vrouwen gerichte projecten en voorzieningen in de algemene ondersteuningsvoorzieningen voor minderheden.