4.6
Vreemdelingenbeleid 4.6.1 Inhoud van de verdragsverplichting
Het verdrag kent één
bepaling die in het bijzonder betrekking heeft op de
positie van vrouwelijke vreemdelingen en op vrouwen met
een buitenlandse partner. Artikel 9 schrijft in de eerste
plaats gelijkheid in het nationaliteitsrecht voor en
beschermt vrouwen tegen een automatische koppeling van
haar nationaliteit aan die van de echtgenoot.
Daarnaast heeft het gehele
verdrag betekenis voor het vreemdelingenrecht.
Vrouwen met een vreemde
nationaliteit, anders dan die van het land van vestiging,
hebben een afwijkende rechtspositie, omdat zij aan de
bijzondere rechtsregels van het vreemdelingenrecht
onderworpen zijn. Deze rechtsregels en de
uitvoeringspraktijk dienen te voldoen aan de doelstelling
en de eisen van het verdrag. Overeenkomstig de
onderverdeling die gemaakt is in hoofdstuk 2, betekent
dit dat het vreemdelingenrecht en de uitvoeringspraktijk
dienen te voldoen aan het vereiste van gelijkheid voor de
wet, aan het recht voor vrouwen op ontplooiing en
verwezenlijking van alle mensenrechten, en verschoond
dienen te zijn van de dominante genderideologie.
Ten slotte geldt dat het
gehele Verdrag betekenis heeft voor de positie van
vrouwen met een vreemde nationaliteit, in die zin, dat
bij de implementatie van de meeste verdragsbepalingen
niet voorbijgegaan kan worden aan de bijzondere positie
die deze vrouwen in een samenleving innemen.
De meeste vrouwen met een
vreemde nationaliteit behoren tot een etnische of
culturele minderheid. Vrouwen uit etnische en culturele
minderheden hebben andere uitgangsposities en andere
behoeften. Dit betekent dat bij de implementatie van de
meeste verdragsbepalingen aandacht zal dienen te worden
besteed aan deze bijzondere categorieën.
Daarbij geldt overigens
dat de totale groep vrouwen uit etnische en culturele
minderheden doorgaans ook veel vrouwen omvat die geen
vreemdeling (meer) zijn.
De preambule van het
Verdrag spreekt uit dat de uitbanning van racisme en
rassendiscriminatie van essentieel belang zijn voor de
volledige verwezenlijking van de mensenrechten. Het
verband tussen de uitbanning van rassendiscriminatie en
vrouwendiscriminatie dient derhalve gestalte te krijgen
in het beleid ter uitvoering van het Verdrag.
In de eerste Nederlandse
CEDAW-rapportage wordt erkend dat naast gelijke rechten
in het nationaliteitsrecht en vreemdelingenrecht ook
bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen geboden
kan zijn. Voorbeelden die genoemd worden, zijn het feit
dat de verzorging van kleine kinderen een rol kan spelen
bij de verlenging van verblijfsvergunningen, aandacht
voor seksueel geweld bij het opnemen van het
vluchtverhaal van vrouwelijke asielzoekers en de noodzaak
van extra voorlichting over naturalisatie en
verblijfsvergunningen aan buitenlandse vrouwen.
Bijzondere aandacht voor
de positie van vrouwen is volgens de eerste Nederlandse
CEDAW-rapportage eveneens geboden binnen het
minderhedenbeleid. Genoemd worden projecten om de
participatie van vrouwen uit minderheden aan alle
terreinen van het maatschappelijk leven te vergroten, en
subsidiëring van organisaties en van ontmoetingscentra
van zwarte en migrantenvrouwen. Vermeld wordt dat er
sprake is van vergaande decentralisatie van
minderhedenbeleid en van integratie van op vrouwen
gerichte projecten en voorzieningen in de algemene
ondersteuningsvoorzieningen voor minderheden.
|