Vierde Wereldvrouwenconferentie


Strategische doelstelling K.1

Vrouwen actief betrekken bij de besluitvorming inzake het milieu op alle niveaus

Te ondernemen actie

253. Door regeringen, op alle niveaus, inclusief gemeentelijke overheden, al naar gelang:

  1. Zorgen dat vrouwen, met inbegrip van inheemse vrouwen, kansen krijgen om deel te nemen aan de besluitvorming inzake het milieu op alle niveaus, ook als manager, ontwerper en planner en als uitvoerder en beoordelaar van milieuprojecten;
  2. Zorgen dat vrouwen gemakkelijker en op grotere schaal toegang krijgen tot informatie en voorlichting, mede op het gebied van wetenschap, technologie en economie, om aldus hun kennis, vaardigheden en mogelijkheden om aan milieubesluitvorming deel te nemen, te kunnen verbeteren;
  3. In het kader van nationale wetgeving en in overeenstemming met het Biodiversiteitsverdrag [35] de effectieve bescherming en toepassing van kennis, innovaties en werkwijzen van vrouwen van inheemse en lokale gemeenschappen aanmoedigen, inclusief gebruiken met betrekking tot traditionele geneeswijzen, biologische diversiteit en inheemse technologieën, en trachten te verzekeren dat deze op ecologisch duurzame wijze worden geëerbiedigd, gehandhaafd, bevorderd en behouden, en bevorderen dat zij op grotere schaal worden toegepast, met goedkeuring en inbreng van de bezitters van dergelijke kennis; bovendien de bestaande intellectuele-eigendomsrechten van deze vrouwen veiligstellen die worden beschermd krachtens het nationale en internationale recht; waar nodig, actief samenwerken om te zoeken naar extra methoden en middelen voor effectieve bescherming en toepassing van dergelijke kennis, innovaties en werkwijzen, in het kader van de nationale wetgeving en in overeenstemming met het Biodiversiteitsverdrag en het relevante internationale recht en eerlijke en billijke verdeling van de uit de toepassing van dergelijke kennis, innovatie en werkwijzen voortvloeiende voordelen aanmoedigen;
  4. Passende maatregelen treffen om de risico’s voor vrouwen, voortkomend uit geïdentificeerde milieurisico's thuis, op het werk en in een andere omgeving, te verminderen, inclusief de gepaste toepassing van schone technologieën, rekening houdende met de voorzorgsbenadering waarover overeenstemming werd bereikt in de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling [18];
  5. Maatregelen treffen om bij het opzetten en uitvoeren van onder andere mechanismen voor milieuvriendelijk en duurzaam beheer van hulpbronnen, productietechnieken en aanleg van infrastructuur in plattelandsgebieden en in de steden een gender-perspectief te integreren;
  6. Maatregelen treffen om vrouwen als producenten en consumenten zeggenschap te geven, zodat zij tezamen met mannen, effectieve milieumaatregelen kunnen treffen in hun huis, in hun leefgemeenschap en op hun werkplek;
  7. De participatie van lokale gemeenschappen, en met name van vrouwen daarbinnen, in het identificeren van behoeften aan overheidsvoorzieningen, ruimtelijke ordening en het plannen en ontwerpen van stedelijke infrastructuren bevorderen.

254. Door regeringen en internationale organisaties en instellingen in de particuliere sector, al naar gelang:

  1. Bij de activiteiten van de Commissie voor duurzame ontwikkeling en andere daarvoor in aanmerking komende organisaties van de Verenigde Naties en bij de activiteiten van internationale financiële instellingen rekening houden met het effect hiervan op zowel vrouwen als mannen;
  2. Bevorderen dat vrouwen worden betrokken bij het ontwerp, de goedkeuring en de uitvoering van in het kader van de Global Environment Facility en door andere daarvoor in aanmerking komende organisaties van de Verenigde Naties gefinancierde projecten en dat hierin een gender-perspectief wordt verwerkt;
  3. Het ontwerpen van projecten op gebieden die ressorteren onder de Global Environment Facility, die ten goede komen van vrouwen, en het ontwerpen van door vrouwen beheerde projecten aanmoedigen;
  4. Strategieën en mechanismen opzetten om het percentage vrouwen dat, met name aan de basis, is betrokken bij besluitvorming, planning, beheer, wetenschap en technisch advies, en aan wie het ontwerp, de ontwikkeling en de uitvoering van beleidsmaatregelen en programma’s voor beheer van natuurlijke hulpbronnen en milieubescherming en -behoud ten goede komen, te vergroten;
  5. Sociale, economische, politieke en wetenschappelijke instellingen aanmoedigen om de achteruitgang van het milieu en het effect hiervan op vrouwen aan te pakken.

255. Door niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:

  1. Optreden als pleitbezorger voor zaken die verband houden met het beheer van milieu en natuurlijke hulpbronnen en die van belang zijn voor vrouwen, en informatie verstrekken om bij te dragen aan de mobilisering van middelen ten behoeve van milieubescherming en -behoud;
  2. Zorgen dat vrouwelijke agrariërs, vissers en veetelers gemakkelijker toegang krijgen tot kennis, vaardigheden, marketing ondersteuning en milieuvriendelijke technologieën om hun cruciale rol en hun deskundigheid in het beheer van hulpbronnen en het behoud van biologische diversiteit te ondersteunen en versterken.

Strategische doelstelling K.2

Gender-kwesties en -perspectieven integreren in beleidsmaatregelen en programma’s ten behoeve van duurzame ontwikkeling

Te ondernemen actie

256. Door regeringen:

  1. Met vrouwen, inclusief inheemse vrouwen, hun vooruitzichten en hun kennis, evenzeer rekening houden als met mannen bij de besluitvorming ten aanzien van duurzaam beheer van hulpbronnen en de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en programma’s voor duurzame ontwikkeling, met name bij die maatregelen en programma’s welke zijn ontworpen om ecologische achteruitgang van de grond aan te pakken en te voorkomen;
  2. Beleidsmaatregelen en programma’s evalueren op basis van hun milieu-effecten, en uitgaande van gelijke toegang tot en gebruik van natuurlijke hulpbronnen door vrouwen;
  3. Zorgen dat voldoende onderzoek wordt gedaan om te evalueren hoe en in hoeverre vrouwen in het bijzonder gevolgen ondervinden van of worden blootgesteld aan de achteruitgang van het milieu en de bijbehorende gevaren, inclusief, waar nodig, onderzoek en vergaring van gegevens betreffende specifieke groepen vrouwen, in het bijzonder vrouwen met geringe inkomsten, inheemse vrouwen en vrouwen die tot minderheden behoren;
  4. De traditionele kennis en werkwijzen van plattelandsvrouwen op het gebied van duurzaam gebruik en beheer van hulpbronnen integreren in de ontwikkeling van programma’s voor milieubeheer en -voorlichting;
  5. De resultaten van gender-specifiek onderzoek integreren in de hoofdlijnen van het beleid om duurzame vestigingsplaatsen voor mensen te ontwikkelen;
  6. Kennis van en onderzoek naar de rol van vrouwenbevorderen en ondersteunen, in het bijzonder plattelandsvrouwen en inheemse vrouwen, bij het verzamelen en produceren van voedsel, behoud en bevloeiing van de bodem, het beheer van stroomgebieden, sanitaire voorzieningen, beheer van kustgebieden en de hulpbronnen in zee, geïntegreerde ziektebestrijding, planning van grondgebruik, bosbehoud en gemeenschappelijke bosbouw, visserij, voorkoming van natuurrampen en nieuwe en vernieuwbare energiebronnen, waarbij de aandacht zich in het bijzonder richt op de kennis en ervaring van inheemse vrouwen;
  7. Een strategie ontwikkelen voor verandering om alle belemmeringen voor volwaardige en gelijke participatie van vrouwen in duurzame ontwikkeling en gelijke toegang tot en zeggenschap over hulpbronnen weg te nemen;
  8. De opleiding van vrouwen en meisjes van alle leeftijden op het gebied van wetenschap, technologie, economie en andere disciplines die verband houden met het natuurlijk milieu bevorderen, zodat zij goed gefundeerde keuzen kunnen maken en een ter zake kundige inbreng kunnen hebben bij het bepalen van lokale economische, wetenschappelijke en milieuprioriteiten voor het beheer en het gepast gebruik van natuurlijke en lokale hulpbronnen en ecosystemen;
  9. Programma’s ontwikkelen om vrouwelijke beroepsbeoefenaars en wetenschappers, alsmede technische, bestuurlijke en kerkelijke functionarissen te betrekken bij het milieubeheer, opleidingsprogramma’s ontwikkelen voor meisjes en vrouwen op deze gebieden, mogelijkheden voor inschakeling en promotie van vrouwen op deze gebieden uitbreiden en speciale maatregelen toepassen om de deskundigheid en de participatie van vrouwen op deze gebieden te bevorderen;
  10. Milieuvriendelijke technologieën vaststellen en bevorderen die zijn ontworpen, ontwikkeld en verbeterd in overleg met vrouwen en die zich lenen voor zowel vrouwen als mannen;
  11. De ontwikkeling van gelijke toegang van vrouwen tot huisvesting, schoon water en duurzame en betaalbare energietechnologieën, zoals wind- en zonne-energie, bio-energie en andere vernieuwbare hulpbronnen ondersteunen, via een participatieve beoordeling van behoeften, energieplanning en beleidsformulering op lokaal en nationaal niveau;
  12. Verzekeren dat tegen het jaar 2000 iedereen kan beschikken over en toegang heeft tot schoon water en dat er plannen zijn ontworpen en uitgevoerd voor bescherming en behoud van het milieu, om verontreinigde waterstelsels te zuiveren en beschadigde waterbekkens te herbouwen.