Vierde Wereldvrouwenconferentie


231. Door daarvoor in aanmerking komende organen, instanties en organisaties van de Verenigde Naties, alle instanties van het VN-systeem voor mensenrechten, alsmede de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties en de Hoge Commissaris voor vluchtelingen van de Verenigde Naties, terwijl deze de doeltreffendheid en doelmatigheid bevorderen door betere coördinatie van de verschillende instanties, mechanismen en procedures, rekening houdende met de noodzaak dubbel werk en overlapping van hun mandaten en taken te vermijden:
  1. Bij de uitoefening van hun onderscheiden mandaten volledige, gelijke en aanhoudende aandacht schenken aan de mensenrechten van vrouwen, teneinde universele eerbiediging en bescherming van alle mensenrechten - burgerlijke rechten, culturele, economische, politieke en sociale rechten, met inbegrip van het recht op ontwikkeling - te bevorderen;
  2. De uitvoering van de aanbevelingen van de Wereldconferentie Mensenrechten waarborgen ten behoeve van de volledige integratie en mainstreaming van de mensenrechten van vrouwen;
  3. Een algeheel beleidsprogramma ontwikkelen voor de mainstreaming van mensenrechten van vrouwen in de gehele organisatie van de Verenigde Naties, ook in activiteiten met betrekking tot adviesdiensten, technische ondersteuning, rapportagemethodieken, gender-effectrapportages, coördinatie, voorlichting over mensenrechteneducatie en een actieve rol spelen in de uitvoering van het programma;
  4. De integratie en volledige participatie van vrouwen waarborgen als actieve deelnemers aan en doelgroep van het ontwikkelingsproces en nogmaals aandringen op de doelstellingen van de mondiale inspanningen voor vrouwen om te komen tot duurzame en rechtvaardige ontwikkeling, vervat in de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling; [18]
  5. Informatie over schendingen van mensenrechten op basis van gender opnemen in hun activiteiten en de bevindingen integreren in al hun programma’s en activiteiten;
  6. Zorg dragen voor samenwerking en coördinatie tussen de inspanningen van alle organen en mechanismen op het gebied van mensenrechten, om te verzekeren dat de mensenrechten van vrouwen worden geëerbiedigd;
  7. De samenwerking en coördinatie versterken tussen de Commissie inzake de status van de vrouw, de Commissie voor de rechten van de mens, de Commissie voor sociale ontwikkeling, de Commissie voor duurzame ontwikkeling, de Commissie voor misdaadpreventie en strafrechtspraak, de organen van de Verenigde Naties die zijn belast met het toezicht op verdragen inzake mensenrechten, inclusief de Commissie voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen en het Ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties voor vrouwen, het Internationaal onderzoeks- en opleidingsinstituut voor de vooruitgang van de vrouw, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), het Kinderfonds van de Verenigde Naties (Unicef) en andere organisaties van de Verenigde Naties, binnen het kader van hun mandaat, om de mensenrechten van vrouwen te bevorderen en de samenwerking tussen de Sectie voor de positieverbetering van vrouwen (Division for the Advancement of Women) en het Centrum voor de rechten van de mens te verbeteren;
  8. Effectieve samenwerking opzetten tussen de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties en de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties en andere daarvoor in aanmerking komende organen, binnen hun onderscheiden mandaten, rekening houdende met het nauwe verband tussen grootschalige schendingen van de mensenrechten, met name in de vorm van volkenmoord, etnische zuiveringen, stelselmatige verkrachting van vrouwen in oorlogssituaties en bij vluchtelingenstromen en andere verplaatsingen, en het feit dat vluchtende, ontheemde en terugkerende vrouwen het slachtoffer kunnen worden van bepaalde schendingen van de mensenrechten;
  9. Aanmoedigen dat in nationale actieprogramma’s en in de mensenrechtenorganisaties en nationale instellingen, in het kader van programma’s voor advisering over mensenrechten, rekening wordt gehouden met zowel vrouwen als mannen;
  10. Opleidingen verzorgen in mensenrechten van vrouwen voor alle medewerkers en functionarissen van de Verenigde Naties, en wel met name voor hen die zich bezighouden met mensenrechten en humanitaire hulp, en hun besef van de mensenrechten van vrouwen bevorderen, zodat zij schendingen van de mensenrechten van vrouwen onderkennen en kunnen aanpakken en in hun werk volledig rekening kunnen houden met het gender-aspect;
  11. Bij het evalueren van de uitvoering van het Actieplan voor het VN-Decennium voor mensenrechteneducatie (1995-2004) rekening houden met de resultaten van de Vierde Wereld-vrouwenconferentie.

Strategische doelstelling I.2

Gelijkheid en non-discriminatie in het recht en in de praktijk waarborgen

Te ondernemen actie

232. Door regeringen:

  1. Prioriteit verlenen aan de bevordering en bescherming van het volledige en gelijke genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door vrouwen en mannen, zonder enig onderscheid naar ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, welstand, geboorte of andere omstandigheid;
  2. Constitutionele garanties bieden en/of passende wetgeving maken om discriminatie op grond van geslacht van alle vrouwen en meisjes van alle leeftijden te verhinderen en vrouwen van alle leeftijden gelijke rechten en het volledige genot hiervan waarborgen;
  3. Het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen in hun wetgeving vastleggen en wettelijk en op andere passende wijze de praktische verwezenlijking van dit beginsel waarborgen;
  4. Nationale wetgeving, met inbegrip van gewoonterecht en rechtspraktijk op het gebied van familie-, burgerlijk, straf-, arbeids- en handelsrecht, herzien om de uitvoering van de beginselen en procedures van alle relevante internationale mensenrechteninstrumenten door middel van de nationale wetgeving te waarborgen, alle resterende wetten die discrimineren op grond van geslacht intrekken en op gender gebaseerde vooroordelen in de rechtsbedeling wegnemen;
  5. Het opzetten van programma’s ter bescherming van de mensenrechten van vrouwen in de nationale instellingen voor mensenrechten die programma’s uitvoeren, zoals commissies voor mensenrechten of de ombudsman, versterken en aanmoedigen, door hun een passende status en middelen toe te kennen en hun toegang te verlenen tot de regering, om individuele personen, en wel met name vrouwen, te ondersteunen en te waarborgen dat deze instellingen voldoende aandacht schenken aan problemen die verband houden met schending van de mensenrechten van vrouwen;
  6. Maatregelen treffen om te waarborgen dat de mensenrechten van vrouwen, met inbegrip van de rechten bedoeld in de punten 94 tot 96 hierboven, volledig worden geëerbiedigd en beschermd;
  7. Met spoed maatregelen treffen om geweld jegens vrouwen, dat een schending van de mensenrechten vormt en voortkomt uit schadelijke traditionele of gangbare gebruiken, culturele vooroordelen en extremisme, te bestrijden en uit te bannen;
  8. Verminking van het vrouwelijk geslachtsorgaan verhinderen, overal waar hiervan sprake is, en de inspanningen van niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties, alsmede godsdienstige instellingen, gericht op afschaffing van dergelijke praktijken, krachtig ondersteunen;
  9. Overheidsfunctionarissen, met inbegrip van onder anderen politiemensen en militairen, gevangenbewaarders, medisch personeel en maatschappelijk werkers, inclusief mensen die zich bezighouden met migratie- en vluchtelingenaangelegenheden en onderwijsgevenden op alle niveaus van het onderwijsstelsel gender-bewuste mensenrechteneducatie en -opleidingen geven en deze educatie en opleidingen ook toegankelijk maken voor leden van de rechterlijke macht en parlementariërs, teneinde hen in staat te stellen hun openbare taken beter te vervullen;
  10. Het gelijke recht van vrouwen om lid te zijn van vakbonden en andere beroepsorganisaties en maatschappelijke organisaties bevorderen;
  11. Doeltreffende mechanismen opzetten om een onderzoek in te stellen naar schendingen van de mensenrechten van vrouwen door overheidsfunctionarissen en de noodzakelijke wettelijke strafmaatregelen hiertegen treffen, in overeenstemming met de nationale wetgeving;
  12. Strafwetgeving en -procedures waar nodig opnieuw bezien en wijzigen, om alle discriminatie van vrouwen uit te bannen, teneinde te verzekeren dat het strafrecht en de strafrechtelijke procedures vrouwen doeltreffende bescherming en vervolging garanderen m.b.t. misdrijven die gericht zijn tegen vrouwen of die van onevenredig ernstige invloed zijn op vrouwen, ongeacht de relatie tussen de dader en het slachtoffer, en verzekeren dat vrouwelijke procespartijen, slachtoffers en/of getuigen, niet opnieuw slachtoffer worden of worden gediscrimineerd bij het onderzoek en de vervolging van misdrijven;
  13. Verzekeren dat vouwen dezelfde rechten hebben als mannen om als rechter, advocaat of in een of andere functie in de recht spraak op te treden, dan wel bijvoorbeeld een functie te vervullen bij de politie of in het gevangeniswezen;
  14. Bestaande bestuurlijke regelingen en programma’s voor rechtsbijstand versterken of een gemakkelijk toegankelijk, gratis of betaalbaar alternatief hiervoor opzetten, om kansarme vrouwen die schadeloosstelling voor schendingen van hun rechten wensen, bij te staan;
  15. Verzekeren dat alle vrouwen en niet-gouvernementele organisaties en hun leden op het gebied van de bescherming en bevordering van alle mensenrechten - burgerlijke rechten, culturele, economische, politieke en sociale rechten, inclusief het recht op ontwikkeling - het volledige genot hebben van alle mensenrechten en vrijheden, in overeenstemming met de Universele Verklaring van de rechten de mens en alle andere officiële mensen-rechteninstrumenten en dat zij kunnen rekenen op bescherming op grond van de nationale wetgeving;
  16. De uitvoering van de aanbevelingen, vervat in de Standaardregels inzake gelijke kansen voor gehandicapten [30] versterken en aanmoedigen, met speciale aandacht voor non-discriminatie en het gelijke genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door vrouwen en meisjes met een handicap, met inbegrip van hun toegang tot informatie en dienstverlening op het gebied van geweld jegens vrouwen, alsook hun actieve deelneming en economische bijdrage aan alle aspecten van de samenleving;
  17. De ontwikkeling van gender-bewuste mensenrechtenprogramma’s aanmoedigen.