Vierde Wereldvrouwenconferentie


224. Geweld jegens vrouwen vormt een schending van en een inbreuk op het genot van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van vrouwen of doet dit genot teniet. Rekening houdende met de Verklaring inzake de uitbanning van geweld jegens Vrouwen en met de activiteiten van speciale rapporteurs, worden geweld op basis van gender, zoals mishandeling en andere vormen van geweld in huiselijke kring, seksueel misbruik, seksuele slavernij en uitbuiting en de internationale handel in vrouwen en kinderen, gedwongen prostitutie en seksuele intimidatie, alsook geweld jegens vrouwen, voortkomend uit culturele vooroordelen, racisme en rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat, pornografie, etnische zuiveringen, gewapende conflicten, buitenlandse bezetting, godsdienstig en antigodsdienstig extremisme en terrorisme aangemerkt als onverenigbaar met de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon en moeten deze worden bestreden en uitgebannen. Alle schadelijke effecten van bepaalde traditionele, gangbare of moderne gebruiken die de vrouwenrechtenschenden, moeten worden verboden en uitgebannen. Regeringen dienen met spoed maatregelen te treffen om alle vormen van geweld jegens vrouwen in het particuliere en het openbare leven te bestrijden en uit te bannen, ongeacht of dit geweld wordt gepleegd of gedoogd door de overheid of particuliere personen.

225. Vele vrouwen stuiten op extra belemmeringen bij de uitoefening van hun mensenrechten, door factoren als ras, taal, etnische afkomst, cultuur, godsdienst, handicap, of sociaal-economische klasse, of omdat zij behoren tot een inheems volk of migranten, met inbegrip van vrouwelijke migrerende werknemers, ontheemden of vluchtelingen. Zij kunnen ook in een achterstandspositie zijn geraakt en zijn gemarginaliseerd door een algemeen gebrek aan kennis en erkenning van hun mensenrechten en door de belemmeringen waarop zij stuiten bij het verkrijgen van toegang tot informatie en rechtsmiddelen in gevallen waarin hun rechten worden geschonden.

226. De factoren die leiden tot de vlucht van vrouwelijke vluchtelingen, andere ontheemde vrouwen die internationale bescherming nodig hebben en binnenslands ontheemde vrouwen kunnen verschillen van die welke een rol spelen voor mannen. Deze vrouwen blijven kwetsbaar voor misbruik van mensenrechten tijdens en na hun vlucht.

227. Vrouwen maken weliswaar in toenemende mate gebruik van het rechtsstelsel om hun rechten uit te oefenen, maar in vele landen is het gebrek aan bewustzijn van het bestaan van die rechten voor vrouwen een belemmering voor het volledig genot van hun mensenrechten en voor het bereiken van gelijkheid. In vele landen heeft de ervaring uitgewezen dat de positie van vrouwen kan worden versterkt en dat zij kunnen worden gemotiveerd om hun rechten te verdedigen, ongeacht hun onderwijsniveau of hun sociaal-economische positie. Wettelijk voorgeschreven alfabetiseringsprogramma’s en mediacampagnes vormen een doeltreffend hulpmiddel voor vrouwen om inzicht te krijgen in de samenhang tussen hun rechten en andere aspecten van hun leven en om aan te tonen dat er kosteneffectieve initiatieven kunnen worden ontplooid om vrouwen te helpen deze rechten te verwerven. Mensenrechteneducatie is van essentieel belang om het besef van de mensenrechten van vrouwen te bevorderen, inclusief kennis van rechtsmiddelen om schendingen van hun rechten te redresseren. Alle mensen, maar in het bijzonder vrouwen in kwetsbare omstan-digheden, moeten volledig op de hoogte zijn van hun rechten en de wettelijke rechtsmiddelen in geval van schendingen van hun rechten.

228. Vrouwen die zich inspannen voor de verdediging van mensenrechten dienen te worden beschermd. Regeringen zijn verplicht het volledig genot van alle rechten, vervat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationale Verdrag inzake burgerlijke rechten en politieke rechten en het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten door vrouwen die zich individueel of binnen een organisatie inzetten voor de bevordering en bescherming van mensenrechten, te waarborgen. Niet-gouvernementele organisaties, vrouwenorganisaties en feministische groeperingen hebben als katalysator gefungeerd bij de bevordering van de mensenrechten van vrouwen via activiteiten aan de basis, via netwerken en door zich op te werpen als pleitbezorgers, en dergelijke organisaties moeten worden aangemoedigd en ondersteund en dienen toegang te krijgen tot informatie van regeringen om deze activiteiten te kunnen verrichten.

229. Bij de aanpak voor de uitoefening van mensenrechten dienen regeringen en andere actoren een actief en zichtbaar beleid te bevorderen, gericht op mainstreaming van een gender-perspectief in alle beleidsmaatregelen en programma’s, zodat, alvorens beslissingen worden genomen, een analyse wordt gemaakt van de effecten hiervan op respectievelijk vrouwen en mannen.

Strategische doelstelling I.1

De mensenrechten van vrouwen bevorderen en beschermen door de volledige uitvoering van alle mensenrechteninstrumenten, en wel in het bijzonder het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen

Te ondernemen actie

230. Door regeringen:

  1. Actief streven naar de bekrachtiging van of de toetreding tot en de uitvoering van internationale en regionale verdragen inzake de mensenrechten;
  2. Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen bekrachtigen en hiertoe toetreden en de uitvoering ervan waarborgen, zodat de universele bekrachtiging van het Verdrag in het jaar 2000 een feit kan zijn;
  3. De mate waarin voorbehouden ten aanzien van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen worden gemaakt zoveel mogelijk beperken; dergelijke voorbehouden zo nauwkeurig en eng mogelijk formuleren; verzekeren dat voorbehouden nooit onverenigbaar zijn met het doel van het Verdrag of anderszins onverenigbaar zijn met het internationale verdragenrecht en deze met geregelde tussenpozen opnieuw bestuderen om te zorgen dat zij worden ingetrokken, en voorbehouden die in strijd zijn met het doel van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen of anderszins onverenigbaar zijn met het internationale verdragenrecht intrekken;
  4. Overwegen nationale actieplannen op te zetten met maatregelen om de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, inclusief de mensenrechten van vrouwen, te verbeteren, zoals aanbevolen door de Wereldconferentie Mensenrechten;
  5. Onafhankelijke nationale instellingen voor de bescherming en de bevordering van deze rechten, inclusief de mensenrechten van vrouwen, opzetten of versterken, zoals aanbevolen door de Wereldconferentie Mensenrechten:
  6. Een breed opgezet educatieprogramma over mensenrechten ontwikkelen, om vrouwen beter bewust te maken van hun mensenrechten en anderen beter bewust te maken van de mensenrechten van vrouwen;
  7. Indien zij Statenpartijen zijn bij het Verdrag, hieraan uitvoering geven door alle nationale wetten, beleidsmaatregelen, de praktijk en procedures opnieuw te bezien, om te verzekeren dat zij voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag; alle staten moeten al hun nationale wetten, beleidsmaatregelen, de praktijk en procedures opnieuw bezien om te verzekeren dat zij op dit punt voldoen aan de internationale verplichtingen ten aanzien van de mensenrechten;
  8. Gender-aspecten opnemen in de rapportage uit hoofde van alle andere verdragen en mensenrechteninstrumenten, met inbegrip van ILO-verdragen, om te verzekeren dat de mensenrechten van vrouwen worden geanalyseerd en geëvalueerd;
  9. Volgens schema rapporteren aan de Commissie voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen met betrekking tot de uitvoering van het Verdrag, met inachtneming van de door de Commissie opgestelde richtlijnen, waarbij, in voorkomend geval, niet-gouvernementele organisaties worden betrokken, dan wel met hun bijdrage bij de opstelling van het rapport rekening wordt gehouden;
  10. De Commissie voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen volledig in staat stellen haar mandaat te vervullen door haar voldoende vergadertijd toe te staan door middel van bekrachtiging op grote schaal van de herziening, aangenomen door de Staten die partij zijn bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen ter zake van artikel 20, eerste lid, op 22 mei 1995 [32] en door efficiënte werkwijzen te bevorderen;
  11. Het door de Commissie inzake de status van de vrouw in gang gezette proces ondersteunen om een ontwerp van een facultatief protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen op te stellen, dat zo snel mogelijk in werking zou kunnen treden, met betrekking tot een verzoek-schriftprocedure, rekening houdende met het verslag van de Secretaris-Generaal inzake het facultatief protocol, met inbegrip van de standpunten betreffende de haalbaarheid hiervan;
  12. Met spoed maatregelen treffen om te komen tot universele bekrachtiging van of toetreding tot het Verdrag inzake de rechten van het kind, vóór eind 1995, en tot volledige uitvoering van dat Verdrag, teneinde gelijke rechten voor meisjes en jongens te waarborgen. Op de staten die nog geen partij zijn bij dit Verdrag wordt een dringend beroep gedaan dit alsnog te worden, om te komen tot universele uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind in het jaar 2000;
  13. De acute problemen van kinderen aanpakken door onder andere inspanningen te ondersteunen in het kader van de Verenigde Naties, gericht op aanneming van efficiënte internationale maatregelen ter voorkoming en afschaffing van de doding van meisjesbaby’s, schadelijke kinderarbeid, de verkoop van kinderen en hun organen, kinderprostitutie, kinderpornografie en andere vormen van seksueel misbruik, en overwegen bij te dragen aan de opstelling van een facultatief protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind;
  14. De uitvoering van alle relevante mensenrechteninstrumenten versterken, teneinde mede via internationale samenwerking de georganiseerde en andere vormen van handel in vrouwen en kinderen, inclusief handel ten behoeve van seksuele uitbuiting, pornografie, prostitutie en sekstoerisme, te bestrijden en uit te bannen, en de slachtoffers hiervan juridische en maatschappelijke bijstand verlenen; hieronder dienen tevens te worden begrepen bepalingen ten behoeve van internationale samenwerking om hen die verantwoordelijk zijn voor georganiseerde uitbuiting van vrouwen en kinderen te vervolgen en te straffen;
  15. Rekening houdende met de noodzaak volledige eerbiediging van mensenrechten van inheemse vrouwen te verzekeren, een verklaring inzake de rechten van inheemse volken overwegen, die in het kader van het Internationaal decennium van de inheemse volken door de Algemene Vergadering zou moeten worden aangenomen, en de deelname van inheemse vrouwen in de Werkgroep voor opstelling van de ontwerp-verklaring, in overeenstemming met de bepalingen voor deelname van organisaties van inheemse volken, aanmoedigen.