Uitvoering van Emancipatiebeleid


13 VERKEER EN WATERSTAAT

13.1 Vertaling naar Emancipatiedoelstellingen

In het Beleidsprogramma Emancipatie "met het oog op 1995" (verder te noemen: het Beleidsprogramma) is de doelstelling van algemeen emancipatiebeleid op het terrein van verkeer en vervoer als volgt geformuleerd: "het realiseren van een optimale verkeers- en vervoerssituatie zodat mannen en vrouwen gelijkelijk kunnen deelnemen aan het openbare (economische) leven en aan de onbetaalde arbeid in de privésfeer".

Het verkeers- en vervoersbeleid is het beleidsterrein van Verkeer en Waterstaat waar een (duidelijk) raakvlak met maatschappelijke emancipatieprocessen bestaat. In 1994 en 1995 zijn een aantal onderzoeken en studies gedaan naar de relatie tussen emancipatie en mobiliteit en naar de invloed van emancipatoire ontwikkelingen op mobiliteit.

In de (concept)Beleidsbrief Emancipatie van Verkeer en Waterstaat, die in 1995 is opgesteld, wordt op de resultaten van de onderzoeken en studies ingegaan en wordt aangegeven welke activiteiten het departement ontwikkelt in relatie tot de resultaten van de onderzoeken en studies. Gezien de aard van de onderzoeken en studies kan worden geconstateerd dat het beleid zich vooral richt op de vraag naar de samenhang tussen moderne leefpatronen en verplaatsingsketens en wat de gevolgen van een dergelijke samenhang zijn voor de mobiliteit.

Ten aanzien van arbeid zijn in het Beleidsprogramma twee doelstellingen geformuleerd.

De eerste doelstelling betreft het kwalitatief en kwantitatief versterken van de positie van vrouwen op het beleidsterrein van het ministerie.

Door de voormalige minister is in de afgelopen jaren bij de waterschappen regelmatig aandacht gevraagd voor de vergroting van het aandeel vrouwen in de waterschapsbesturen. In de (concept) Beleidsbrief Emancipatie heeft de huidige minister bevestigd dat zij bereid is om bij de aan het departement verwante organisaties aandacht te vragen voor het vergroten van het aantal vrouwen in de betreffende besturen.

De tweede doelstelling betreft het vergroten van het aandeel vrouwen in raden, commissies, besturen en (hogere) ambtelijke functies binnen de sector van Verkeer en Waterstaat.

In de Raad voor verkeer en waterstaat, de belangrijkste adviesinstantie voor het departement, bedraagt het percentage vrouwen bijna 25%, hetgeen relatief hoog is. Ingevolge het wetsvoorstel Kaderwet Adviescolleges zal, voor zover mogelijk, worden gestreefd naar een evenredige vertegenwoor- diging van vrouwen in de nieuw in te stellen Raad voor verkeer en waterstaat.

Het aantal vrouwen in hogere functies binnen Verkeer en Waterstaat is de afgelopen jaren toegenomen. Ook nu neemt het aantal vrouwen dat een hogere functie bekleedt toe.

Zie met betrekking tot het voorgaande ook de paragraaf "Speerpunten".

13.2 Feitelijke analyse en knelpunten

Uit het Beleidsprogramma kunnen de volgende knelpunten worden gedestileerd:

Verkeer en vervoer

Er is nog geen expliciet en samenhangend emancipatiebeleid op het gebied van verkeer en vervoer ontwikkeld. Het verkeers- en vervoersbeleid zou de realisering van de emancipatiedoelstellingen moeten ondersteunen.

Telewerken, de flexibilisering van werk- en openingstijden en de opzet van een banenruilbeurs worden genoemd als maatregelen die ten goede kunnen komen aan een andere taakverdeling tussen man en vrouw.

Het zou, gezien de raakvlakken met het emancipatiebeleid, goed zijn om het verkeers- en vervoersbeleid in het algemeen op emancipatie-aspecten door te lichten, opdat waar eventueel van knelpunten sprake blijkt te zijn, bijsturing zou kunnen plaatsvinden.

Bij Verkeer en Waterstaat bestaat de mogelijkheid tot telewerken en zijn verschillende vormen van flexibilisering ingevoerd.

De mogelijkheid tot telewerken is nog niet in alle onderdelen van het departement mogelijk, maar gezien het groeiend aantal mensen dat gebruik maakt van de mogelijkheid tot telewerken kan worden geconstateerd dat telewerken door het gehele departement steeds meer als "normale" werkwijze wordt gezien.

Van de mogelijkheid tot flexibilisering van de arbeidstijden wordt veelvuldig gebruik gemaakt.

Telewerken en flexibilisering, in combinatie met de verruiming van de openingstijden van winkels, kunnen bijdragen aan een herverdeling van taken tussen mannen en vrouwen.

Er is door het departement een aantal onderzoeken gedaan naar de haalbaarheid van het opzetten van een banenruilbeurs. Naar aanleiding van die onderzoeken laat V&W een marktonderzoek doen om te bezien of en in hoeverre particuliere bedrijven bereid zijn om, met subsidie van het ministerie, een banenruilbeurs te starten.

Voor de doorlichting van verkeers- en vervoersbeleid op emancipatie-aspecten wordt verwezen naar de paragraaf Speerpunten.

Desegratie

Het ministerie en daarmee een (groot) aantal aan het departement gerelateerde sectoren worden gezien als een typisch "mannen-sector". Het aantal vrouwen dat in de aan de V&W gerelateerde sector werkzaam is blijft achter. Dit werd geweten aan de ondervertegenwoordiging van vrouwen met een technische beroepsopleiding.

Anderzijds zal de sector geattenteerd moeten worden op de emancipatie-ontwikkelingen in de maatschappij en op de noodzaak om belemmeringen die zij daarvoor wellicht nog opwerpt te slechten.

Getracht is om door voorlichtingsactiviteiten de aandacht van vrouwen te vestigen op mogelijkheden binnen de (technische) markt. Dit heeft niet geleid tot een grote toename van vrouwen in technische functies.

Vooroordelen van vrouwen ten opzichte van het department (en aanverwante sector) en vooroordelen van zittend personeel ten opzichte van vrouwen blijken hardnekkig. Door middel van manging diversity wordt getracht hierin verandering aan te brengen. Via contacten met andere departementen en "netwerk 2000" (Van Doorne Huiskens) worden de departementale ontwikkelingen vergeleken met de ontwikkelingen elders.

Voor activiteiten die met betrekking tot de sector zijn genomen, wordt verwezen naar de paragraaf Speerpunten.

13.4 Speerpunten

Voor Verkeer en Waterstaat waren in het Beleidsprogramma twee speerpunten geformuleerd. Ten aanzien van verkeer en vervoer luidt het speerpunt:

"Er zal een inventarisatie plaatsvinden van emancipatie-aspecten in het verkeers- en vervoersbeleid en de mogelijke knelpunten die daarbij te onderkennen zijn. Afhankelijk van de uitkomst van deze in 1993 af te ronden inventarisatie zal worden beoordeeld in hoeverre bijstelling van beleid nodig is".

Het realiseren van algemene doelstellingen van emancipatiebeleid werd niet ervaren als een doelstelling die integraal onderdeel zou moeten uitmaken van de beleidsontwikkeling; emancipatie is niet gezichtsbepalend voor de dircties en afdelingen binnen V&W. Het was derhalve moeilijk om het onderwerp emancipatie op de beleidsagenda te kijgen. Maar in de afgelopen jaren heeft het vraagstuk wat de gevolgen van emancipatie voor het mobiliteits-beleid zijn, aan belang gewonnen en is het onderwerp opgepakt.

In 1994 is in opdracht van het ministerie een inventariserende studie verricht naar de relatie tussen emancipatie en mobiliteit (Emancipatie en Mobiliteit, M. Pol, D.C. Zoutendijk, Traffic Test B.V., Veenendaal, 1994). De studie verschaft inzicht in enerzijds de invloed die emancipatoire ontwikkelingen hebben op mobiliteitsgedrag van zowel mannen en vrouwen en anderzijds de invloed die (de) maatregelen uit het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-II) hebben op realisering van het emancipatie-beleid.

Uit de studie is gebleken dat SVV-maatregelen slechts een beperkte invloed hebben op het realiseren van emancipatie-doelen. De invloed van de meeste SVV-maatregelen hebben een neutrale of licht positieve invloed op de realisatie van de doelstellingen van het (algemene) emancipatie-beleid. Tot slot is uit de inventarisatie gebleken dat SVV-maatregelen nauwelijks van invloed zijn op het verhogen van de uitvoering van zorgtaken door mannen.

In het rapport Emancipatie en Mobiliteit is een aantal onderzoeksvragen geformuleerd. In eerste instantie is één onderzoeksterrein opgepakt, te weten nadere studie naar de relatie tussen taakcombinatie en mobiliteit, met een bijzondere aandacht voor zogenaamde verplaatsingsketens.

Teneinde antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre het mobiliteitsbeleid en het beleid op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening nieuwe leefstijlen frustreert dan wel faciliteert, is de projectgroep Mobiliteit en Leefstijlen ingesteld. Hierin zijn de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat vertegenwoordigd. De projectgroep heeft in januari 1996 gerapporteerd over de eerste fase van het project. Gebleken is dat er te weining aanknopingspunten zijn om te komen tot verdere beleidsontwikkeling. Het project is dan ook beëindigd. Er zal worden bezien op welke wijze een vervolg aan het project kan worden gegeven.

De in de afgelopen jaren uitgevoerde onderzoeken en studies, alsmede het project Mobiliteit en Leefstijlen hebben geleid tot (blijvende) contacten met o.m. emancipatiebureaus. Daarnaast heeft de uitwisseling van kennis op het gebied van mobiliteit en emancipatie een grote stimulans gekregen.

Hierdoor blijft het onderwerp mobiliteit, leefstijlen en emancipatie op de beleidsagenda van het departement staan.

Het tweede speerpunt betreft emancipatie in de V&W-sectoren. Het speerpunt luidt:

"In de Verkeer en Waterstaatssectoren is sprake van ondervertegenwoordiging van vrouwen. Enerzijds vormt het geringe aantal vrouwen met een (hoogwaardige) technische opleiding een knelpunt bij de realisatie van de wens meer vrouwen in de sectoren werk te laten vinden. Anderzijds speelt ook het beeld een rol dat het hier gaat om "mannenwerk", alsmede de veelal aanwezige "mannelijkheidscultuur" in de werksituatie. Teneinde een en ander doelgericht te kunnen aapakken is een Commissie Positieve Actie ingesteld, die zich richt op de gehele Verkeer en Waterstaatssector. Deze zal in 1992 een actieplan opstellen ter vergroting van het aandeel van (o.a.) vrouwen in deze sector".

Medio 1992 is een commissie (de Commissie Evenhuis) ingesteld die de opdracht kreeg om een inventariserend onderzoek te doen naar emancipatie-aspecten in het beleid voor vrouwen, allochtonen, gehandicapten en jongeren bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en in de sectoren vervoer, telecommunicatie, infrastructuur en waterhuishouding. In december 1993 heeft de commissie haar rapport, waarin aanbevelingen worden gedaan aan zowel de minister als aan de sectoren, aan de minister aangeboden. Het rapport is in februari 1994 aan de Tweede Kamer gezonden. Daarbij heeft de minister haar reactie op de aanbevelingen gegeven.

Een deel van de door de commissie gedane aanbevelingen waren reeds of zijn inmiddels geïmplementeerd. Er is geen inzicht in hoe het rapport bij het bedrijfsleven is ontvangen, aangezien van die zijde nimmer op het rapport is gereageerd. Het ligt in de bedoeling dat dit jaar wordt gestart met (jaarlijkse) uitwisseling tussen de sectoren en het departement over de ervaringen met positieve actiebeleid.

De speerpunten uit het Beleidsprogramma Emancipatie "met het oog op 1995" zijn afgerond.

Zoals aangegeven, blijft het onderwerp verkeer en vervoer en emancipatie op de beleidsagenda. De komende tijd zal moeten worden bezien op welke wijze hieraan invulling zal worden gegeven. Hieraan zal, alvorens de (concept) Beleidsbrief Emancipatie naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, aandacht worden besteed.

Ten aanzien van het interne emancipatiebeleid wordt opgemerkt dat dit zich nu op het doelgroepenbeleid richt.

13.5 Intern emancipatiebeleid

In het Beleidsprogramma werd aangekondigd dat er een aantal thema-bijeenkomsten voor vrouwelijk personeel georganiseerd zouden worden.

De eerste bijeenkomst is in 1993 georganiseerd. De themabijeenkomsten zijn uitgegroeid tot jaarlijkse vrouwencongressen voor V&W-vrouwen.

De eerste bijeenkomst had als thema netwerken. Naar aanleiding van die bijeenkomst zijn zeven netwerken voor vrouwen binnen het departement opgezet. Voor het opzetten van regionael netwerken zijn in 1995 coördinatoren aangesteld. Hun mogelijkheden zijn sterk afhankelijk van de houding van diensthoofden ten opzichte van dit project. Bij de directies waar op eigen inititatief een coordinator is aangesteld, zijn de resultaten het grootst.

13.6 Organisatie van het (interne) emancipatie beleid

Eind 1993 is bij Verkeer en Waterstaat invulling gegeven aan de eis in het Beleidsprogramma Emancipatie "met het oog op 1995" dat bij ieder departement een intracommissie wordt ingesteld. Er is toen voor gekozen om, teneinde niet nog langer te wachten met het instellen van een intracommissie, geen formele instellingsbeschikking aan de commissie ten grondslag te leggen. De commissie bestaat uit een voorzitter, tevens ICE-lid, en twee leden, een vertegenwoordiger van de Directie Personeelszaken, een vertegenwoordiger van het Directoraat-Generaal Vervoer, en een vertegenwoordiger van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat op persoonlijke titel.

De intracommissie fungeert sinds begin 1994. De werkzaamheden hebben zich gericht op de voorbereiding van ICE-vergaderingen en op het opstellen van de (concept)Beleidsbrief Emancipatie. In de Beleidsbrief wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van aldaar voorgestelde acties bij de intracommissie neergelegd. Naar aanleiding daarvan wordt momenteel bezien wat de komende jaren de taken en bevoegdheden van de intracommissie moeten zijn.

Vooruitlopend op de definitieve vaststelling van de Beleidsbrief zijn binnen V&W contactpersonen benoemd. Deze hebben een rol bij de verinner- lijking van de emancipatiedoelstellingen.

Ten behoeve van de organisatie van het interne emancipatiebeleid fungeert de Kontaktvergadering Emancipatie Verkeer en Waterstaat (KeVeWa). De KeVeWa is een platform voor het personeel op het gebied van het positieve actiebeleid binnen het personeelsbeleid.

Sinds begin 1995 is er een projectgroep die zich buigt over het herijken van het doelgroepenbeleid.