Joop Schippers

Arbeid, zorg en inkomen

In de gekozen opzet van de Nota loopt de hoofdstukindeling parallel met de vijf "domeinverkenningen" die ter voorbereiding zijn uitgevoerd. Ongetwijfeld bracht dit in de sfeer van de arbeidsdeling een aantal praktische voordelen met zich mee. Wijsheid achteraf: de keuze om de hoofdstukindeling parallel te laten lopen met de verkaveling van de domeinen is niet in alle opzichten een gelukkige. Het hoofdstuk "Arbeid, zorg en inkomen", dat op zich goed in elkaar steekt, is daarmee een soort romphoofdstuk geworden. De armen en benen en handjes en voetjes zweven her en der elders in de nota rond. Dat maakt een separate bespreking van zo’n hoofdstuk extra lastig. De mineure worsteling die dat oplevert, wordt al snel gerelativeerd als je je realiseert voor welke lastige opgave de opstellers van de nota zich gesteld zagen.

Emancipatiedoelstelling nog steeds nodig

Zeker als het gaat over arbeid en zorg is er de laatste jaren in Nederland veel in beweging. De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen neemt nog alsmaar toe. De kinderopvang wordt onder invloed van diverse stimuleringsmaatregelen sterk uitgebreid. De media staan bol van discussies over vrouwen die meer verdienen dan hun mannelijke partner. En ook werkgevers hebben het thema "arbeid en zorg" inmiddels ontdekt, getuige onder andere het gezamenlijke initiatief van Randstad en de ING-groep om samen "in kinderopvang te gaan" (wat in de praktijk overigens nog niet zo gemakkelijk blijkt, ook al is kinderopvang meestal "vrouwenwerk"). Wat moet het beleid dan nog? En: is er in dit domein eigenlijk nog wel beleid nodig? Wie daarover nog twijfelde (vast niet de lezers van dit stuk), zit na het lezen van het hoofdstuk "Arbeid, zorg en inkomen" weer geheel op het rechte spoor: in emancipatoir opzicht blijft er in dit domein nog veel te wensen over. De gedachte dat het spontaan wel allemaal in orde komt, is een illusie! De Nota geeft op overtuigende en systematische wijze aan dat veel burgers in Nederland zich nog niet in een – zoals economen dat aanduiden – "evenwichtspositie" bevinden. Zowel vrouwen als mannen zouden arbeid en zorg op een evenwichtiger manier willen combineren. Vrouwen door meer betaald werk te doen en een deel van de zorg uit te besteden of over te dragen aan de partner. Mannen door minder opgeslokt te worden door het betaalde werk en meer tijd te besteden aan (vooralsnog vooral de leuke kanten van) zorg. Zowel de individuele burgers als de samenleving en de economie ondervinden de voordelen van een evenwichtiger balans tussen werk en privé in de verschillende fasen van hun leven. In dat verband: het inzicht in en de aandacht voor het feit dat wensen en mogelijkheden van burgers over de levensloop verschillen, en dat daar ook beleidsmatig rekening mee moet worden gehouden, is een zeer positief punt uit de Nota.

Er is, kortom, alle reden om de bestaande emancipatiedoelstelling op dit punt boven water te houden. Bovendien: het aandeel economisch zelfstandige vrouwen (dus met een bruto inkomen van meer dan 70% van het minimumloon) stijgt weliswaar, maar economische zelfstandigheid is nog steeds voor niet meer dan 39% van de vrouwen tussen 15 en 65 weggelegd.

Zorgzelfstandig of zorgverantwoordelijk?

De behandeling van het domein "Arbeid, zorg en inkomen" onderscheidt zich in positieve zin van de andere hoofdstukken (en het algemene deel van de Nota) in zijn analyse van de mate waarin de ‘oude’ doelstellingen al dan niet zijn gerealiseerd, en ook in de formulering van nieuwe doelstellingen en de operationalisering daarvan. Deze lovende woorden gelden echter niet voor de nauwelijks bediscussieerde vervanging van de ‘oude’ doelstelling van "zorgzelfstandigheid" voor vrouwen én mannen door "zorgverantwoordelijkheid" voor iedereen. "Zorg", aldus de Nota, "omvat naast zorg voor zichzelf en anderen ook zorg voor de bredere leefomgeving". Deze verbreding kan op zich als winst kan worden beschouwd. Maar in de publieke discussie die ongetwijfeld volgt zullen nog wel een paar vragen over deze wijziging moeten worden beantwoord. "Zorgzelfstandigheid" is immers nauw geassocieerd met de inzet van eigen tijd door iedere burger om die zelfstandigheid ook daadwerkelijk waar te maken. De vraag is of "zorgverantwoordelijk" diezelfde inzet qua tijd vergt . En of je die verantwoordelijkheid ook kunt delegeren – bijvoorbeeld als man naar je vrouwelijke partner – dan wel kunt uitbesteden – bijvoorbeeld door het lidmaatschap van willekeurig welke organisatie die zich inzet voor "zorg voor de bredere leefomgeving".

Combinatiemodel; maar niet als keurslijf

Uitbesteding is tot op zekere hoogte gewenst en noodzakelijk. Het kabinet herbevestigt overigens zijn keuze voor het "combinatiemodel" als het meest passend bij de voorkeuren van Nederlandse burgers. Het combinatiemodel is volgens het kabinet het beste model om de traditionele verdeling van onbetaalde zorg te doorbreken, en te ontsnappen aan het (gematigd) kostwinnersmodel. De Nota onderstreept nog eens dat het "combinatiemodel" geen keurslijf vormt. Het denken in termen van levenslopen kan hier weer een waardevolle invalshoek vormen. In dat kader wordt het begrip "diversiteit" geïntroduceerd, en wordt de CAO à la carte genoemd als instrument om daar (mede) vorm aan te geven. Nader onderzoek lijkt nodig om uit te wijzen of dit element van vernieuwing in de arbeidsvoorwaardenvorming geen achterdeurtje voor traditionele keuzen zal blijken te zijn: vrouwen die voor arbeid-zorgarrangementen kiezen, en mannen die "voor geld gaan" (bijvoorbeeld in de vorm van een hoger pensioen).

Inzetten op betaald ouderschapsverlof

De Nota formuleert dus – drie – operationele doelen, en verbindt daaraan de concrete beleidsmaatregelen. Op dit punt is er sprake van een rijdende trein: eerder werden al initiatieven genomen om de kinder- en buitenschoolse opvang verder uit te breiden, terwijl ook verlofregelingen vorig jaar reeds prominent op de agenda zijn gekomen. Als Staatssecretaris Verstand een "single issue" mocht uitkiezen dat zij in elk geval voor het einde van de lopende kabinetsperiode c.q. in het nieuwe regeerakkoord zou willen zien geregeld, zou zij wellicht haar geld (misschien nog een idee voor de bestemming van de alsmaar aanhoudende ‘meevallers’) moeten zetten op betaald ouderschapsverlof. Van alle mogelijke maatregelen is dat waarschijnlijk de enige waarvan empirisch vaststaat dat ze mannen "verleidt" een groter deel van de zorg op zich te nemen.

Voor het overige geldt – en de Nota wijst in dit verband terecht op de ervaringen in een aantal Scandinavische landen – dat (veel) mannen net paarden zijn: je kunt ze wel naar het water brengen, maar je kunt ze niet laten drinken! Veel van de voor het terrein van arbeid en zorg belangrijke veranderingen hebben dan ook te maken met organisatiecultuur (de acceptatie van deeltijdwerk en het loslaten van de fixatie op beschikbaarheid) en met het "ritme van de samenleving". Willen die veranderingen ook daadwerkelijk beklijven, dan zullen vernieuwingen op dit terrein ook uit die samenleving zelf moeten voortkomen en doordringen in de vezels van die samenleving. Overheidsbeleid kan daarbij wel faciliteren, maar kan nauwelijks sturend werken, zoals bij de bespreking van de andere hoofdstukken nog nadrukkelijk zal blijken.

Rechten, maar ook plichten

Een laatste puntje van venijn, dat ook hier in de staart zit, hangt samen met het idee van een nieuw sociaal contract. In het kader van het bestrijden van de armoedeval en het bevorderen van de arbeidsparticipatie van afhankelijke partners wordt de mogelijkheid geopperd om – naar analogie met de 1990-maatregel – de kostwinnersvoorzieningen voor nieuwe cohorten te vervangen door andere faciliteiten die de combinatie van arbeid en zorg bevorderen. Ongetwijfeld zal deze suggestie, evenals bijvoorbeeld eerder de gedeeltelijke arbeidsplicht voor bijstandsmoeders met jonge kinderen, veel discussie en flinke weerstand oproepen. In die discussie vinden we veel terug van de tweeslachtigheid die het denken over emancipatie in Nederland tot op de dag van vandaag kenmerkt. Natuurlijk, emancipatie is mooi en vrouwen moeten ook beslist de kans krijgen via betaald werk hun talenten te ontplooien. Maar: "het moet wel leuk blijven", aldus een vrouwelijke "meerverdiener" in NRC/HB van 28 maart jl. op de vraag of zij ook als kostwinner zou willen optreden als "hij" voor toekomstige kinderen zou willen gaan zorgen. Discussie over emancipatiebeleid en in dat kader te nemen maatregelen aan de hand van het idee van een sociaal contract kan verhelderend werken. Er is immers meer duidelijkheid nodig over de vraag wat de overheid voor individuele c.q. groepen burgers kan doen en op welke rechten de burgers zich kunnen beroepen. En ook meer duidelijkheid over hetgeen die overheid - als representant van de collectiviteit - van individuele burgers verwacht, en welke plichten zij aan die rechten verbindt. Op dit punt blijft de discussie over het nieuwe sociaal contract in de Nota betrekkelijk vaag. Toch zou de bereidheid om in het kader van zo’n nieuw sociaal contract vrouwen en mannen niet alleen dezelfde rechten toe te kennen, maar ook dezelfde plichten op te leggen, wel eens de echte lakmoesproef van het toekomstig emancipatiebeleid kunnen blijken.

Prof. dr. J. J. Schippers is hoogleraar arbeids- en emancipatie-economie aan de Universiteit Utrecht. Hij was van 1993-1997 lid van de Emancipatieraad. Sinds 1998 is hij lid van de Tijdelijke Expertisecommissie Emancipatie in het Nieuwe Adviesstelsel (Tecena).

 

Colofon

Joop Schippers, "Arbeid, zorg en inkomen". 
In: www.emancipatie.nl > forum > meerjarennota emancipatiebeleid > commentaren.
Commentaar op hoofdstuk 2 -  Arbeid, zorg en inkomen - van de Meerjarennota Emancipatiebeleid, "Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid" (Ministerie van SZW, 29 maart 2000 en TK 1999-2000, 27061, nrs 1-2).

Terug naar startpagina commentaren
Terug naar startpagina rubriek Forum