Joyce Outshoorn Onverenigde beloften: over contract en pluriformiteit |
||
Op
het eerste gezicht denkt men bij het lezen van de Meerjarennota
emancipatiebeleid "Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid":
waarom die algemene inleiding? Een aantal onduidelijke begrippen zingen
daar rond, zoals: (sociale) duurzaamheid, balans, sociaal contract,
diversiteit, en het ogenschijnlijk eenduidige paar "privé en
openbaar".
De inleiding lijkt ook overbodig, omdat de aloude doelstelling van het emancipatiebeleid gehandhaafd blijft: "het scheppen van voorwaarden voor een pluriforme maatschappij waarin ieder ongeacht sekse de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden heeft". De gekozen thema’s zijn, zoals de nota zegt, "klassiek". Maar ze zijn nog steeds relevant, en er worden in de nota verderop vele verstandige dingen over opgemerkt. Bovendien erkent de overheid dat haar een taak rest, omdat emancipatie noch voltooid is noch vanzelf verder gaat. Dat was wellicht voldoende geweest. Was het kabinet misschien bang voor het inmiddels eveneens klassieke verwijt over gebrek aan visie? En heeft het daarom een fraaie bricolage geproduceerd om dat te camoufleren? Een "nieuwe balans". En sociale rechtvaardigheid dan? Echter, bij tweede lezing blijkt de inleiding bijzonder nuttig. Er komen daardoor namelijk een paar fundamentele problemen van de hele Nota naar voren, die typerend zijn voor een groot deel van de rest daarvan. De Nota stelt voor het nieuwe beleid te richten op een nieuwe "balans" tussen sociale, economische en culturele waarden en levenssferen om zo "(sociale) duurzaamheid" te bereiken. Daartoe is een nieuw "sociaal contract" nodig. Tegelijkertijd stelt de Nota dat het kabinet niet uit is op een nieuw standaardmodel: diversiteit en flexibiliteit immers zijn de sociale kenmerken van de toekomst, en die zijn strijdig met het streven naar een pluriforme maatschappij. Emancipatie is nodig om economische redenen (verstandige investering en inzet van mensen voor toekomstige welvaart) en voor keuzevrijheid: mensen willen taken kunnen combineren en de overheid moet daar aan tegemoet komen. Vroeger wilden wij emancipatie om sociale rechtvaardigheid, maar die heb ik in deze nota niet meer teruggevonden. Duurzaamheid en emancipatie? Duurzaamheid is een begrip uit de milieudebatten, maar nu wordt het gehanteerd in de context van het emancipatiebeleid: de nota spreekt zelfs met een lelijke nieuwvorming over "verduurzaming". Het oorspronkelijke Engelse "sustainability" heeft de connotatie dat een proces op een gegeven moment genoeg momentum heeft, dat het dan niet meer omgekeerd kan worden. Het Nederlandse woord heeft echter een statisch karakter; het duidt op een vaste vorm. Ik weet niet wat duurzaamheid inhoudt in de context van emancipatie, en de Nota maakt dat nauwelijks duidelijk. Balans of evenwicht lijkt vooral betrekking te hebben op de combinatie arbeid en zorg, en in die context zijn het zeker taakcombineerders die dat nastreven. Maar is dit voor iedereen een positieve waarde? Er zijn nog steeds velen die dat helemaal niet willen en tevreden zijn met de status quo – daarom gaat het ook zo langzaam. Nieuw sociaal contract Dan is er het nieuw "sociaal contract" - van stal gehaald uit een vergeelde OECD-nota - dat nodig is om te komen tot nieuwe arrangementen. Een metafoor voor "geschreven en ongeschreven regels" tussen mannen en vrouwen, burgers en overheid, werkgevers en werknemers. Opvallend is dat de drie kerntermen van de Nota - balans, duurzaamheid en sociaal contract - alle drie een diepe behoefte aan vastleggen en aan vastigheid laten zien. Dat staat op gespannen voet met de beoogde pluriforme maatschappij, de verheerlijkte diversiteit en de gewenste flexibiliteit. Een spanning die in de Nota niet wordt overbrugd. Het probleem van het "sociaal contract" gaat dieper dan dat. Het aardige van echte contracten is, dat ze precies vastleggen wat betrokken partijen aan verplichtingen hebben, en bovendien vaststellen wie wat geacht wordt te doen. Maar dat is nu juist wat in de Nota niet gebeurt. Dat komt omdat er de Nota buitengewoon onzorgvuldig omspringt met begrippenpaar dat in de inleiding als richtinggevend wordt gezien: privé en openbaar. Maar de termen verspringen steeds, en ook wat zij omvatten. Zo staat er soms "privaat en publiek domein", of "privé-sfeer en de publieke sfeer". Soms gaat het om "staat en ‘maatschappij", soms over "overheid en gezin", maar dan weer over "gezin tegenover arbeidsorganisaties" of "betaalde arbeid tegenover onbetaalde zorg", en duikt de overheid op tegenover de markt. Dit is geen louter semantische kwestie maar cruciaal voor als we willen weten en bepalen wie wat waar doet, wie wat waar moet gaan doen, en wie voortaan iets moet laten. De Nota stelt dat er moet worden samengewerkt met "private partijen", dat "duurzame emancipatie" een "collectieve verantwoordelijkheid" is en dat kennis en deskundigheid van alle geledingen nodig is. Welke private partijen? Welk collectief? Welke geledingen? Contract-taal is te meer misleidend omdat ze twee gelijke partijen veronderstelt die vrijwillig een contract aangaan. Daarom vonden voorstanders/sters van sociale rechtvaardigheid het belangrijk dat er een overheid was om de minder machtigen te beschermen tegen machtige partijen. Nu lijken alle partijen gelijk in macht, in toegang en in stem. Dat levert een aardige mystificatie op van de werkelijke verhoudingen. Deze onduidelijkheid is ook slecht voor de democratie: als ik niet weet wie welke plichten heeft en daarvoor aangesproken kan worden, kan ik die ook niet ter verantwoording roepen. Rousseau?! Nu schijnt het begrip sociaal contract niet letterlijk te moeten worden genomen: het is een metafoor. Maar het is dan wel een bijzonder ongelukkige metafoor, die ook nog eens aan de verkeerde persoon wordt toegeschreven. Rousseau zou volgens de Nota de uitvinder van het sociaal contract zijn. Maar ja, dat is hij niet. Hij is wel uitgerekend degene die vrouwen principieel uitsloot van dat "sociaal contract". Dat is wel even wat anders dan wat de Nota er van maakt: het contract was "nauwelijks van toepassing" voor vrouwen. Rousseau wilde vrouwen pertinent buiten het publieke domein houden omdat ze er volgens hem van nature ongeschikt voor zijn. De grote contractfilosoof Thomas Hobbes, die meer dan honderd jaar voor Rousseau schreef, achtte vrouwen en mannen in de natuurstaat allebei vrij. Door het contract kwamen vrouwen weliswaar onder het toezicht van hun echtgenoot te staan, maar dat was ter wille van de orde, en niet omdat ze van nature ongelijk zijn. Hobbes’ contract was er op gericht de "oorlog van allen tegen allen" te stoppen. Hij is voor een paars kabinet, dat prat gaat op consensus en minder overheid, wellicht een minder prettige bondgenoot omdat zijn sociaal contract juist gericht was op de vorming van een sterke staat. En de vrouwen dan? Maar metaforen verraden ook meer dan hun gebruikers misschien zouden willen. Volgens de Nota moet er ontzettend veel worden overlegd en afgesproken tussen allerlei partijen: overheid, sociale partners, arbeidsorganisaties. Maar waar zitten vrouwen dan in het "sociale contract"? Worden ze wel gehoord? Wordt er naar hen geluisterd? |
Prof.
dr. Joyce Outshoorn is verbonden aan het Departement Politicologie en het Joke Smit Instituut,
Onderzoekscentrum voor Vrouwenstudies van de Universiteit Leiden
|
|
Colofon
Joyce Outshoorn, "Onverenigde beloften: over contract en pluriformiteit". In: www.emancipatie.nl > forum > meerjarennota emancipatiebeleid > commentaren. Commentaar op de Inleiding van de Meerjarennota Emancipatiebeleid, "Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid" (Ministerie van SZW, 29 maart 2000 en TK 1999-2000, 27061, nrs 1-2). Terug
naar startpagina commentaren |