Marjolein van den Brink en Rikki Holtmaat Mensenrechten van vrouwen |
mr. Marjolein van den Brink |
|
Voor
het eerst komen "mensenrechten van vrouwen" in een kabinetsnota
zo expliciet en uitvoerig aan de orde. Dat is een bijzondere gebeurtenis.
Zo’n eerste keer wekt natuurlijk verwachtingen. Wat verstaat de
Nederlandse regering precies onder "mensenrechten van vrouwen"?
Welke visie heeft zij daarop? En: hoe wil zij hiermee aan de slag?
Helaas, de Nota geeft geen duidelijk antwoord op die vragen. Daardoor maakt dit hoofdstuk een nogal rommelige en willekeurige indruk. Het blijft in het midden waarom bepaalde onderwerpen (hier) wel aan de orde komen, en andere niet. We willen in dit commentaar een globale schets geven van de problemen die, bezien vanuit een gender-perspectief, kleven aan mensenrechten van vrouwen. Waar relevant verwijzen we naar onderdelen uit de Nota. |
en mr. Rikki Holtmaat |
|
Mensenrechten van vrouwen: een breed begrip Mensenrechten van vrouwen worden ten onrechte nogal eens opgevat als alleen "gelijke rechten van vrouwen" of als "het recht van vrouwen om niet te worden gediscrimineerd". Die opvatting vinden we ook terug in de Nota. Meteen al in de openingszin worden "mensenrechten van vrouwen" en "geweld tegen vrouwen" naast elkaar gezet. Dat is alleen logisch wanneer mensenrechten van vrouwen uitsluitend als "gelijkheidsproblemen" worden beschouwd. Immers, geweld tegen vrouwen is moeilijk te begrijpen als gelijke-behandelingsprobleem. Door geweld tegen vrouwen uitdrukkelijk te onderscheiden van "mensenrechten", wordt de indruk gewekt dat dergelijk geweld geen mensenrechtenschending zou zijn. Bovendien roept het de vraag op, waarom juist geweld tegen vrouwen zoveel aandacht krijgt. Over andere wezenlijke mensenrechtelijke problemen, zoals het recht op politieke participatie, wordt in de Nota gezwegen. Er is een brede benadering van de notie "mensenrechten van vrouwen" noodzakelijk. Een beperkte opvatting, die zich alleen op gelijke behandeling richt, is onvoldoende voor een werkelijk effectieve aanpak. Gelijkheid, gelijke behandeling en het uitbannen van stereotiepe opvattingen Een eerste kwestie bij "mensenrechten voor vrouwen", is de mate waarin nationaal beleid en wetgeving voldoen aan het gelijkheidsbeginsel en het sekse-discriminatieverbod. De Nota stelt dit terecht aan de orde. Het is belangrijk om te toetsen of staten directe en indirecte discriminatie hebben verboden, en of ze in hun wetgeving niet zelf discrimineren ten aanzien van vrouwen en aldus in strijd handelen met een mensenrechtelijke verplichting. Het uitvoeren van dit elementaire mensenrecht gaat allerminst vanzelf. Het VN-verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten bijvoorbeeld schrijft voor dat mannen en vrouwen gelijke rechten hebben. Het idee dat dat ook wel eens consequenties zou kunnen hebben voor zoiets als (ongelijke) erfrechten voor vrouwen is klaarblijkelijk pas via het Vrouwenverdrag en de Wereldvrouwenconferentie in Beijing doorgedrongen. Ook in Nederland zijn er nog steeds voorbeelden van wetgeving te vinden waarin direct onderscheid op grond van sekse wordt gemaakt. Naamrecht, bijvoorbeeld, of ongelijke behandeling van vrouwen in de pensioenen, en in het strafrecht. De Nota vermeldt – onder het kopje Stand van Zaken: Nationaal – dat op het gebied van gelijkheid voor de wet veel bereikt is. Maar verzuimt vervolgens aan te geven of de regering iets aan de resterende ongelijkheid wil gaan doen, en zo ja, wat. Het kabinet erkent ook, dat het gelijkheidsbeginsel meer impliceert dan uitsluitend formele gelijke behandeling. Er moet ook worden gewerkt aan de positieverbetering van vrouwen. De Nota is echter uiterst vaag over de vraag wat er in dat kader dan zal (of: zou moeten) worden ondernomen. Het derde aspect van gelijkheid, zoals neergelegd in het VN-Vrouwenverdrag, is – zoals de nota terecht aanhaalt – de bestrijding van de dominante genderideologie in recht en beleid. In de Nota mist echter een verbinding tussen deze rechtsnorm van artikel 5 van het Vrouwenverdrag enerzijds en de resultaten van het onderzoek over beeldvorming zoals in opdracht van DCE is verricht anderzijds. Welke inspiratie en concrete beleidsopties biedt dit onderzoek om deze verdragsverplichting te implementeren? De eenzijdige interpretatie van mensenrechten Een tweede kwestie betreft de gekleurde, vooringenomen interpretatie die juristen en beleidsmakers, zonder oog voor seksespecifieke problemen van vrouwen, aan bestaande mensenrechtenbepalingen geven. Zo is (en wordt!) verkrachting, ook indien gepleegd door overheidsfunctionarissen (militairen bijvoorbeeld), vaak gezien als een privé-aangelegenheid waarvoor de staat niet verantwoordelijk gehouden kan worden. Dit misdrijf zou zeker geen schending van het folteringverbod betekenen, of als zodanig reden zijn voor het verlenen van een vluchtelingenstatus. Ook op andere manieren wordt het onderscheid tussen publiek en privé - een van de kernonderwerpen van de Meerjarennota – in het kader van mensenrechtenschendingen op een voor vrouwen nadelige wijze ingevuld. Juristen en beleidsmakers moeten dus leren oog te krijgen voor genderaspecten van wetgeving en beleid. Daarvoor is deskundigheidsbevordering nodig, die ook van regeringszijde wordt ondersteund. De Nota onderschrijft weliswaar de aanbeveling van de Commissie Groenman en de evaluatie van de Commissie Gelijke Behandeling op dit punt, maar kondigt helaas geen concrete stappen aan om bijvoorbeeld tot een "deskundigencentrum voor vrouwenrechten" te komen. Een dergelijk centrum zou het publiek, met name de vrouwenorganisaties, moeten voorlichten over de mensenrechten van vrouwen. Het zou voorts ook juristen moeten ondersteunen bij een rechtvaardiger toepassing en interpretatie van de bestaande verdragen, bij het toetsen van wetgeving en beleid aan deze verdragen en bij het ontwikkelen van nieuwe rechten voor vrouwen. Nieuwe (mensen)rechten nodig Met de noodzaak van het formuleren van nieuwe rechten zijn we aangekomen bij een derde kwestie rondom mensenrechten van vrouwen. De bestaande "algemene", en ook in de Nota als "universeel" betitelde mensenrechten zijn immers nogal selectief. Veel onderwerpen die voor vrouwen van bijzonder belang zijn, zoals huiselijk en seksueel geweld, reproductieve rechten of zorgarbeid, zijn niet of nauwelijks geregeld in internationale mensenrechtenverdragen. Ze komen hooguit aan de orde in "softe" documenten, zoals slotverklaringen van conferenties en aanbevelingen van toezichthoudende organen, die geen bindende rechtskracht bezitten. Het aanbrengen van verbeteringen en aanvullingen is echter niet goed mogelijk zonder de bestaande verdragen open te breken, of tenminste protocollen toe te voegen. Dat is geen eenvoudige opgave. Op dit moment doet zich een goede gelegenheid voor om een everwichtiger, minder selectieve, catalogus van grondrechten samen te stellen, te weten het in ontwikkeling zijnde EU-Charter. De Nota rept met geen woord over deze unieke mogelijkheid om vanuit een genderperspectief opnieuw invulling te geven aan klassieke en sociale grondrechten, resp. deze rechten met nieuwe "vrouwenrechten" aan te vullen. De Nota noemt op verschillende plaatsen artikel 13 EG-Verdrag, dat een brede opsomming van non-discriminatiegronden geeft, zoals ook leeftijd, handicap en seksuele gerichtheid. De betekenis van dit artikel voor de verbetering van de rechten van vrouwen is echter, zoals het zich nu laat aanzien, gering. De ontwerp-richtlijnen ter uitwerking van artikel 13 zien níet op seksediscriminatie. De Europese Commissie, die deze ontwerprichtlijnen vaststelde, is van mening is dat het EU-rechtssysteem op het gebied van de bestrijding van seksediscriminatie vooralsnog voldoende ontwikkeld is. Weinig nieuws, geen visie De Nota biedt weinig nieuws, en al helemaal geen visie voor de middellange termijn voor het beleid inzake mensenrechten van vrouwen. Het hoofdstuk bevat trouwens nogal wat slordigheden. Het is te hopen dat het feit dat het kabinet dit heeft laten passeren en de Nota ter discussie heeft aangeboden niet tekenend is voor het belang dat zij aan dit onderwerp hecht. Was het misschien de relatieve onbekendheid met het onderwerp die voor aanloopproblemen heeft gezorgd? |
zijn verbonden aan de
afdeling Vrouw en Recht, Juridische Faculteit, Universiteit Leiden
|
|
Colofon Marjolein van den Brink en Rikki Holtmaat, "Mensenrechten en vrouwen". In: www.emancipatie.nl > forum > meerjarennota emancipatiebeleid > commentaren. Commentaar op hoofdstuk 4 - Mensenrechten en vrouwen - van de Meerjarennota Emancipatiebeleid, "Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid" (Ministerie van SZW, 29 maart 2000 en TK 1999-2000, 27061, nrs 1-2). Terug
naar startpagina commentaren |