NALEVING VN-VROUWENVERDRAG IN
NEDERLAND LAAT NOG TE WENSEN OVER.
Persbericht Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid
Nr. 97/49
18 maart 1997
Er is nog te weinig aandacht voor
mogelijk nadelige effecten voor vrouwen van
overheidsbeleid. Wetgeving is soms in strijd met de
regels van het VN-Vrouwenverdrag.
Dit zijn enkele conclusies uit de
eerste nationale rapportage over de naleving van het
Internationaal Verdrag tegen Discriminatie van Vrouwen.
Een commissie van onafhankelijke deskundigen, onder
voorzitterschap van mevrouw drs. L.S. Groenman, heeft de
rapportage op verzoek van minister Melkert van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid opgesteld. Minister Melkert,
tevens coördinerend minister voor emancipatie, heeft de
rapportage op 18 maart in ontvangst genomen en naar het
parlement gestuurd. Daarbij heeft hij een door de
commissie te organiseren studieconferentie en een
daarover uit te brengen kabinetsreactie in het
vooruitzicht gesteld.
De commissie heeft getracht
helderheid te brengen in de juridische discussie over de
betekenis van de verschillende verplichtingen die uit het
Verdrag voortvloeien. Verder onderzocht de commissie of
en in hoeverre het Verdrag op de juiste manier wordt
nageleefd. Het is voor het eerst dat informatie uit
verschillende bronnen over de naleving van het Verdrag
bij elkaar is gebracht. De commissie is van mening dat
het rapport kan worden gebruikt om de discussie over het
emancipatiebeleid en het emancipatieproces te
ondersteunen.
Het Verdrag verplicht discriminatie
te bestrijden. Verder moet op alle gebieden, in het
bijzonder op politiek, sociaal, economisch en cultureel
terrein, wetgeving en beleid tot stand komen om de
positie van vrouwen te verbeteren. De commissie heeft op
basis van bijdragen van 40 maatschappelijke organisaties
geconstateerd dat er reden is tot zorg. In haar rapport
beperkt de commissie maatschappelijke en politieke
participatie, arbeid en inkomen, gezondheidszorg,
familieleven, vreemdelingenbeleid, sport, onderwijs,
geweld tegen vrouwen en vrouwenhandel. Op al deze
terreinen doet de commissie aanbevelingen.
Het Verdrag vraagt een actieve
opstelling van de overheid bij de uitbanning van
ongelijkheid voor de wet. In Nederland is als gevolg van
de operatie 'Anders geregeld' die in 1978 startte, een
belangrijk deel van de direct discriminerende bepalingen
uit de wetgeving verdwenen. De commissie constateert dat
na 1992 geen centraal overzicht meer is gemaakt van de
voortgang van deze operatie. Van enkele
wetgevingsoperaties kan volgens de commissie zelfs worden
vastgesteld dat het gelijkheidsbeginsel willens en wetens
niet of onvoldoende isgerespecteerd. Als voorbeelden
daarvan noemt zij het wetsvoorstel tot wijziging van het
naamrecht, de Wet op de adeldom en de voorgenomen
verruiming van de erkenning van verstotingen volgens
Islamitisch recht.
Bij indirecte discriminatie gaat
het om het effect dat ogenschijnlijk neutrale regelingen
hebben op de positie van vrouwen. Een overzicht van zulke
regels is niet beschikbaar. De commissie schrijft in haar
rapport dat zij slechts kan raden naar de mogelijke
omvang van indirecte discriminatie en beveelt aan dat een
dergelijke inventarisatie wordt gemaakt. Uit het rapport
blijkt verder dat het niet duidelijk is of de eisen van
het Verdrag voldoende bekend zijn bij de wetgever en de
rechterlijke macht.
Uit het Verdrag vloeit onder meer
de verplichting voort om discriminatie tussen burgers op
het gebied van arbeid en inkomen te bestrijden. Eén van
de aanbevelingen van de commissie is om in de Algemene
wet gelijke behandeling een verbod op te nemen om
onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen op grond
van levensverwachting, zoals dat onder andere bij
levensverzekeringen gebruikelijk is. Deze vorm van
discriminatie is in de Verenigde Staten al geruime tijd
verboden en zou volgens de commissie ook in Nederland op
termijn moeten worden uitgebannen.
Het Verdrag legt de verplichting op
om seksueel geweld te bestrijden en voorzieningen te
treffen voor slachtoffers. De commissie constateert dat,
vooral als het gaat om slachtofferhulp, onvoldoende recht
wordt gedaan aan deze verplichting. Bezuinigingen mogen
er volgens de commissie voldaan. De opheffing van de
gespecialiseerde zedenpolitie is niet in lijn met het
Verdrag, zeker niet als er onvoldoende garantie is voor
specialistische aandacht voor seksueel geweld bij de
regionale politiekorpsen.
De commissie is van mening dat nog
onvoldoende uitvoering is gegeven aan de verplichting tot
aanpassing van rolbevestigend onderwijsmateriaal en
roldoorbrekend onderwijs. Een beschrijving van de
feitelijke maatregelen die zijn genomen om de tweedeling
binnen het onderwijs te doorbreken, ontbreekt. De
commissie stelt voor onderzoek te laten doen naar deze
zaken en benadrukt daarbij dat aanpassing van de
leermiddelen aan de verplichtingen uit het Verdrag niet
op gespannen voet staat met de vrijheid van onderwijs.
De uitvoering van het Verdrag is
een proces dat voortdurend aangepast dient te worden aan
veranderende maatschappelijke omstandigheden. De
hoofddoelstelling van het Verdrag - het uitbannen van
alle vormen van discriminatie van vrouwen - houdt meer
een resultaatsverplichting in dan een
inspanningsverplichting. Dat betekent dat de overheid
zelf permanent moet investeren in onderzoek voor,
advisering over en evaluatie van beleidsmaatregelen.
Daarnaast is volgens de commissie een goede organisatie
van de ondersteuning van de vrouwenbeweging een noodzaak.
De commissie kent de coördinerend
bewindspersoon - op dit moment minister Melkert - een
belangrijke rol toe bij het formuleren van algemene
kaders voor het emancipatiebeleid. Ook dient hij zorg te
dragen voor informatieverzameling en onderzoek van
ontwikkelingen en moet hij initiatieven nemen om algemeen
beleid regelmatig te controleren op niet-sekseneutrale
vooronderstellingen. De commissie ondersteunt daarom
minister Melkert's initiatief om vaker het instrument van
de emancipatie-effectrapportage in te zetten.
Het rapport "Het
Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997" kost f 55,-
en is te bestellen via de boekhandel of bij VUGA
Uitgeverij, telefoon 070 3819900. ISBN 90 5250 3699.
|