BIJLAGE 1: TEKST
VN-VROUWENVERDRAG Verdrag
inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie
van vrouwen, New York, 18 december 1979
De Staten die partij zijn bij
dit Verdrag,
Erop wijzend dat
het Handvest van de Verenigde Naties opnieuw het
vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de
waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke
rechten van mannen en vrouwen bevestigt,
Erop wijzend dat de
Universele Verklaring van de rechten van de mens het
beginsel van de ontoelaatbaarheid van discriminatie
bevestigt en verkondigt dat alle mensen vrij en gelijk in
waardigheid en in rechten zijn geboren en dat een ieder
aanspraak heeft op alle daarin genoemde rechten en
vrijheden, zonder enig onderscheid van welke aard ook,
waaronder begrepen ieder onderscheid naar geslacht,
Erop wijzend dat de
Staten die partij zijn bij de Internationale Verdragen
inzake de rechten van de mens verplicht zijn het gelijke
recht van mannen en vrouwen op het genot van alle
economische, sociale, culturele, burgerlijke en politieke
rechten te verzekeren,
In aanmerking nemend
de internationale overeenkomsten gesloten onder
auspiciën van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde
organisaties ter bevordering van de gelijkgerechtigdheid
van mannen en vrouwen,
Tevens wijzend op
de resoluties, verklaringen en aanbevelingen aangenomen
door de Verenigde Naties en de gespecialiseerde
organisaties ter bevordering van de gelijkgerechtigdheid
van mannen en vrouwen,
Evenwel verontrust over
het feit dat ondanks deze verschillende akten
wijdverbreide discriminatie van vrouwen nog steeds
bestaat,
Eraan herinnerend dat
discriminatie van vrouwen schending van de beginselen van
gelijkgerechtigdheid en eerbied voor de menselijke
waardigheid is, de deelneming van vrouwen op gelijke voet
met mannen aan het politieke, sociale, economische en
culturele leven van hun land in de weg staat, de toename
van de welvaart van de maatschappij en het gezin
belemmert en de volledige ontplooiing van de
mogelijkheden van vrouwen bij het dienen van hun land en
van de mensheid ernstig bemoeilijkt,
Verontrust over het
feit dat vrouwen in situaties van armoede worden
achtergesteld bij de verkrijging van voedsel,
gezondheidszorg, onderwijs, opleiding en werkgelegenheid,
alsmede van andere mogelijkheden om in hun behoeften te
voorzien,
Ervan overtuigd dat
de invoering van de nieuwe internationale economische
orde, gebaseerd op billijkheid en rechtvaardigheid, een
aanzienlijke bijdrage zal leveren aan de bevordering van
de gelijkheid van mannen en vrouwen,
Met nadruk erop wijzend
dat de uitbanning van apartheid, van alle vormen van
racisme, van rassendiscriminatie, van kolonialisme, van
neo-kolonialisme, van agressie, van buitenlandse
bezetting en overheersing en van inmenging in de
binnenlandse aangelegenheden van Staten, van essentieel
belang is voor het volledige genot van rechten door
mannen en vrouwen,
Bevestigend dat de
versterking van de internationale vrede en veiligheid, de
internationale ontspanning, de onderlinge samenwerking
tussen alle Staten ongeacht hun sociaal en economisch
stelsel, de algemene en volledige ontwapening, in het
bijzonder nucleaire ontwapening onder streng en
doeltreffend internationaal toezicht, de bevestiging van
de beginselen van rechtvaardigheid, gelijkheid en
wederzijds belang in de betrekkingen tussen de landen, en
de verwezenlijking van het recht van volken, levend onder
vreemde en koloniale overheersing en buitenlandse
bezetting, op zelfbeschikking en onafhankelijkheid,
alsmede de eerbiediging van de nationale soevereiniteit
en de territoriale integriteit, de maatschappelijke
vooruitgang en ontwikkeling zullen bevorderen en derhalve
zullen bijdragen tot het bereiken van volledige
gelijkheid van mannen en vrouwen,
Ervan overtuigd dat
voor de volledige ontwikkeling van een land, het welzijn
van de wereld en de zaak van de vrede is vereist dat
zoveel mogelijk vrouwen, op gelijke voet met mannen, op
alle gebieden deelnemen,
Indachtig de
belangrijke, tot dusverre niet volledig erkende bijdrage
van vrouwen aan het welzijn van het gezin en aan de
ontwikkeling van de maatschappij, alsmede de
maatschappelijke betekenis van het moederschap en de rol
van beide ouders in het gezin en bij de opvoeding van
kinderen, en beseffend dat de functie van vrouwen bij de
voortplanting geen basis voor discriminatie mag zijn,
maar dat de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van
kinderen door mannen, vrouwen en samenleving als geheel
gezamenlijk moet worden gedragen.
Zich ervan bewust dat
een verandering in de traditionele rol zowel van mannen
als van vrouwen in de maatschappij en in het gezin
noodzakelijk is om tot volledige gelijkheid van mannen en
vrouwen te komen.
Vastbesloten de
beginselen, genoemd in de Verklaring inzake de uitbanning
van discriminatie van vrouwen, te verwezenlijken en te
dien einde de maatregelen die ten behoeve van de
uitbanning van zodanige discriminatie in al haar vormen
en uitingen zijn vereist, aan te nemen,
Zijn overeengekomen als
volgt:
DEEL I
Artikel 1
Begripsbepaling
discriminatie van vrouwen
Voor de toepassing van dit
Verdrag wordt onder 'discriminatie van vrouwen' verstaan
elke vorm van onderscheid, uitsluiting of beperking op
grond van geslacht, die tot gevolg of tot doel heeft de
erkenning, het genot of de uitoefening door vrouwen van
de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op
politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied, op het
terrein van de burgerrechten of welk ander gebied dan
ook, ongeacht hun huwelijkse staat, op de grondslag van
gelijkheid van mannen en vrouwen aan te tasten of teniet
te doen.
Artikel 2
Veroordeling
vrouwendiscriminatie; statenplicht tot wetgeving en
beleid
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, veroordelen discriminatie in alle vormen
van vrouwen, komen overeen onverwijld met alle passende
middelen een beleid te volgen, gericht op uitbanning van
discriminatie van vrouwen, en verbinden zich tot dit
doel:
- het beginsel van
gelijkheid van mannen en vrouwen in hun nationale
grondwet of in andere geëigende wetgeving op te
nemen, indien dit nog niet is geschied, en de
praktische verwezenlijking van dit beginsel door
middel van wetgeving of met andere passende
middelen te verzekeren;
- passende wettelijke
en andere maatregelen te treffen, met inbegrip
van waar nodig sancties, waarin alle
discriminatie van vrouwen wordt verboden;
- wettelijke
bescherming in te voeren van de rechten van
vrouwen op gelijke voet met mannen en door middel
van bevoegde nationale rechterlijke instanties en
andere overheidsinstellingen de daadwerkelijke
bescherming van vrouwen tegen elke vorm van
discriminatie te verzekeren;
- zich te onthouden van
ieder discriminerend handelen, eenmalig of
voortdurend, jegens vrouwen en te verzekeren dat
de overheidsorganen en -instellingen handelen
overeenkomstig deze verplichting;
- alle passende
maatregelen te nemen om discriminatie van vrouwen
door personen, organisaties of ondernemingen uit
te bannen;
- alle passende
maatregelen, waaronder wetgevende, te nemen om
bestaande wetten, voorschriften, gebruiken en
praktijken, die discriminatie van vrouwen
inhouden, te wijzigen of in te trekken,
onderscheidenlijk af te schaffen;
- alle nationale
strafbepalingen die discriminatie van vrouwen
inhouden, in te trekken.
Artikel 3
Verzekeren ontplooiing
en ontwikkeling vrouwen
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen op alle gebieden, in het bijzonder
op politiek, sociaal, economisch en cultureel gebied,
alle passende maatregelen, waaronder wetgevende, om de
volledige ontplooiing en ontwikkeling van vrouwen te
verzekeren, ten einde haar de uitoefening en het genot
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
op gelijke voet met mannen te waarborgen.
Artikel 4
Positieve actie
1. Wanneer de Staten die
partij zijn bij dit Verdrag, tijdelijk bijzondere
maatregelen treffen die zijn gericht op versnelling van
feitelijke gelijkstelling van mannen en vrouwen wordt dit
niet beschouwd als discriminatie, als omschreven in dit
Verdrag, maar het mag geenszins leiden tot handhaving van
ongelijke of afzonderlijke normen; deze maatregelen
dienen buiten werking te worden gesteld zodra de
doelstellingen ter zake van gelijke kansen en gelijke
behandeling zijn verwezenlijkt.
Bescherming moederschap
2. Wanneer de Staten die
partij zijn bij dit Verdrag, bijzondere maatregelen
treffen, met inbegrip van de in dit Verdrag vervatte
maatregelen, die zijn gericht op bescherming van het
moederschap wordt dit niet beschouwd als discriminerend.
Artikel 5
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om:
Uitbanning vooroordelen
a. het sociale en
culturele gedragspatroon van de man en de vrouw te
veranderen ten einde te komen tot de uitbanning van
vooroordelen, van gewoonten en van alle andere gebruiken,
die zijn gebaseerd op de gedachte van de
minderwaardigheid of meerderwaardigheid van één van
beide geslachten of op de stereotiepe rollen van mannen
en vrouwen;
Gezinseducatie
b. ervoor zorg te dragen
dat onderwijs over het gezin een juist begrip van het
moederschap als sociale functie, en de erkenning van de
gezamenlijke verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen
bij het grootbrengen en de ontwikkeling van hun kinderen
bevat, met dien verstande dat het belang van de kinderen
in alle gevallen vooropstaat.
Artikel 6
Bestrijding van
vrouwenhandel en exploitatie van prostitutie
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen,
waaronder wetgevende, ter bestrijding van alle vormen van
handel in vrouwen en van het exploiteren van prostitutie
van vrouwen.
DEEL II
Artikel 7
Participatie in het
politieke en openbare leven
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie van vrouwen in het politieke en openbare
leven van het land uit te bannen, en verzekeren vrouwen
in het bijzonder het recht om op gelijke voet met mannen:
- hun stem uit te
brengen bij alle verkiezingen en volksstemmingen,
en verkiesbaar te zijn in alle openbaar gekozen
lichamen;
- deel te nemen aan de
vaststelling van het overheidsbeleid en aan de
uitvoering hiervan, alsook openbare ambten te
bekleden en alle openbare functies op alle
overheidsniveaus te vervullen;
- deel te nemen aan
niet-overheidsorganisaties en verenigingen op het
gebied van het openbare en politieke leven van
het land.
Artikel 8
Vertegenwoordiging
regering op internationaal niveau
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om te
verzekeren dat vrouwen, op gelijke voet met mannen en
zonder enig onderscheid, de mogelijkheid hebben hun
regering op internationaal niveau te vertegenwoordigen en
deel te nemen aan de werkzaamheden van internationale
organisaties.
Artikel 9
Nationaliteit
- De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, verlenen vrouwen gelijke
rechten als mannen om een nationaliteit te
verkrijgen, van nationaliteit te veranderen of
deze te behouden. Zij waarborgen in het bijzonder
dat noch een huwelijk met een buitenlander, noch
een wijziging van nationaliteit van de echtgenoot
staande huwelijk, automatisch de nationaliteit
van de echtgenote verandert, haar staatloos maakt
of haar dwingt de nationaliteit van haar
echtgenoot aan te nemen.
- De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, verlenen vrouwen gelijke
rechten als mannen wat de nationaliteit van hun
kinderen betreft.
DEEL III
Artikel 10
Gelijke rechten op
onderwijs
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie van vrouwen uit te bannen ten einde vrouwen
rechten te verzekeren die gelijk zijn aan die van mannen
op het gebied van onderwijs en vorming, en in het
bijzonder, op basis van gelijkheid van mannen en vrouwen,
het volgende te garanderen:
Loopbaan- en
beroepskeuze
a. dezelfde mogelijkheden
inzake loopbaan- en beroepskeuze en inzake toelating tot
het onderwijs en inzake het verwerven van diploma's aan
alle categorieën onderwijsinstellingen zowel op het
platteland als in stedelijke gebieden; deze gelijkheid
dient te worden verzekerd in de aan de school
voorafgaande vorming, het algemeen vormend en het
technisch onderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het
hoger technisch onderwijs, zowel als in alle andere
soorten beroepsopleiding;
Toegang tot onderwijs
b. toegang tot dezelfde
onderwijsprogramma's, dezelfde examens, tot onderwijs
door leerkrachten met dezelfde soort bevoegdheden, en tot
schoolgebouwen en uitrusting van dezelfde kwaliteit;
Uitbanning stereotiepe
in onderwijs
c. uitbanning van elke
stereotiepe opvatting van de rol van mannen en vrouwen op
alle niveaus en in alle vormen van onderwijs, door het
aanmoedigen van gemengd onderwijs en andere soorten
onderwijs die zullen bijdragen tot het bereiken van dit
doel, en in het bijzonder door de herziening van
leerboeken en onderwijs- programma's en door de
aanpassing van onderwijsmethodes;
Studietoelagen
d. dezelfde mogelijkheden
gebruik te maken van beurzen en andere studietoelagen;
Volwasseneneducatie
e. dezelfde mogelijkheden
inzake toegang tot programma's voor wederkerend onderwijs
met inbegrip van programma's voor volwassenen om te leren
lezen en schrijven en om te leren lezen en schrijven
toegespitst op de praktijk, in het bijzonder programma's
die erop zijn gericht in een zo vroeg mogelijk stadium
ieder verschil in genoten onderwijs dat mocht bestaan
tussen mannen en vrouwen te verkleinen;
f. vermindering van het
aantal meisjes en vrouwen die hun studie opgeven en
organisatie van programma's voor meisjes en vrouwen die
voortijdig de school hebben verlaten;
Sport e.d.
g. dezelfde mogelijkheden
om actief deel te nemen aan sport en lichamelijke
opvoeding;
Informatie van
opvoedkundige aard
h. toegang tot bijzondere
informatie van opvoedkundige aard, die kan bijdragen tot
het waarborgen van de gezondheid en het welzijn van het
gezin, met inbegrip van informatie en advies inzake
geboortenregeling.
Artikel 11
Gelijke rechten op
arbeid
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie van vrouwen in het arbeidsproces uit te
bannen, ten einde vrouwen, op basis van gelijkheid van
mannen en vrouwen, dezelfde rechten te verzekeren, in het
bijzonder:
a. het recht op arbeid,
als onvervreemdbaar recht van alle mensen;
b. het recht op dezelfde
arbeidsmogelijkheden met inbegrip van toepassing van
dezelfde selectiemaatstaven in het arbeidsproces;
c. het recht op vrije
keuze van beroep en werk, het recht op bevordering,
behoud van de werkkring en alle aan de desbetreffende
arbeid verbonden uitkeringen en voorwaarden, alsmede het
recht om een beroepsopleiding te volgen en te worden
herschoold; hieronder zijn begrepen leerlingstelsels,
voortgezette beroepsopleidingen en wederkerend onderwijs;
Recht op gelijke
beloning
d. het recht op gelijke
beloning, met inbegrip van uitkeringen, en op gelijke
behandeling met betrekking tot arbeid van gelijke waarde,
alsmede gelijke behandeling bij de beoordeling van de
kwaliteit van het werk;
Recht op sociale
zekerheid
e. het recht op sociale
zekerheid, in het bijzonder in geval van pensionering,
werkloosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom, en
arbeidsongeschiktheid om andere redenen, alsmede het
recht op betaald verlof;
Arbeidsomstandigheden
f. het recht op
bescherming van de gezondheid en op veilige
arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de zorg voor het
behoud van de voortplantingsfunctie.
Maatregelen ter
verwezenlijking, rechten
2. Ten einde discriminatie
van vrouwen op grond van huwelijk of moederschap te
voorkomen en het daadwerkelijke recht van vrouwen op
arbeid te verzekeren, nemen de Staten die partij zijn bij
dit Verdrag passende maatregelen om:
Verbod ontslag o.g.v.
zwangerschap
a. ontslag op grond van
zwangerschap of verlof wegens bevalling, en discriminatie
bij ontslag in verband met huwelijkse staat te verbieden
en sancties op overtreding van deze maatregelen te
stellen;
Zwangerschapsverlof
b. verlof wegens bevalling
in te voeren met behoud van loon of met vergelijkbare
sociale voorzieningen, zonder dat dit leidt tot verlies
van de vroegere werkkring, de behaalde anciënniteit of
de hun toekomende sociale uitkeringen;
Kinderopvang
c. de verlening aan te
moedigen van de noodzakelijke ondersteunende diensten
voor sociale zorg, om ouders in staat te stellen
verplichtingen jegens het gezin te combineren met
verantwoordelijkheden in het werk en deelneming aan het
openbare leven, in het bijzonder door het opzetten en
ontwikkelen van een netwerk van faciliteiten voor
kinderopvang te bevorderen;
d. bijzondere bescherming
tijdens de zwangerschap te bieden aan vrouwen wier soort
arbeid schadelijk voor hen is gebleken.
Periodieke herziening
maatregelen
3. De beschermende
wetgeving met betrekking tot de in dit artikel bedoelde
aangelegenheden wordt met geregelde tussenpozen opnieuw
bezien in het licht van de wetenschappelijke en
technologische kennis en wordt indien nodig gewijzigd,
ingetrokken of uitgebreid.
Artikel 12
Recht op
gezondheidszorg
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie van vrouwen op het gebied van de
gezondheidszorg uit te bannen, ten einde te verzekeren
dat vrouwen, op basis van gelijkheid van mannen en
vrouwen, gebruik kunnen maken van medische zorg, met
inbegrip van die welke verband houden met
geboortenregeling.
Bijzondere maatregelen
bij zwangerschap
2. Niettegenstaande het
bepaalde in het eerste lid van dit artikel waarborgen de
Staten die partij zijn bij dit Verdrag aan vrouwen
passende, zonodig kosteloze dienstverlening in verband
met zwangerschap, bevalling en de hierop volgende
periode, alsmede passende voeding gedurende de
zwangerschap en de tijd waarin zij hun zuigelingen
voeden.
Artikel 13
Uitbanning
discriminatie in economisch en maatschappelijk leven
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie jegens de vrouw op andere gebieden van het
economische en maatschappelijke leven uit te bannen, ten
einde vrouwen, op basis van gelijkheid van mannen en
vrouwen, dezelfde rechten te verzekeren, in het
bijzonder:
- het recht op
gezinsuitkeringen;
- het recht op
bankleningen, hypotheken en andere vormen van
financieel krediet;
- het recht deel te
nemen aan activiteiten op het gebied van
vrijetijdsbesteding, aan sport en aan alle
aspecten van het culturele leven.
Artikel 14
Vrouwen in
plattelandsgebieden
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, houden rekening met de bijzondere
problemen waarvoor vrouwen op het platteland worden
gesteld en met de belangrijke rol die zij spelen bij het
economisch voortbestaan van hun gezin, met inbegrip van
hun werk in de niet door geld beheerste sectoren van de
economie, en nemen alle passende maatregelen om de
toepassing te verzekeren van het bepaalde in dit Verdrag
ten aanzien van vrouwen in plattelandsgebieden.
Waarborging rechten
2. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie jegens de vrouw in plattelandsgebieden uit
te bannen, ten einde te verzekeren dat vrouwen op basis
van gelijkheid van mannen en vrouwen, deel nemen aan en
voordeel genieten van de ontwikkeling van het platteland,
en in het bijzonder garanderen zij zodanige vrouwen het
recht:
- deel te nemen aan de
uitwerking en uitvoering van
ontwikkelingsplanning op alle niveaus;
- te kunnen beschikken
over toereikende faciliteiten op het gebied van
de gezondheidszorg, met inbegrip van informatie,
advies en dienstverlening op het gebied van
geboortenregeling;
- rechtstreeks voordeel
te genieten van programma's voor sociale
zekerheid;
- alle soorten zowel
officiële, als inofficiële opleiding en vorming
te ontvangen, met inbegrip van die welke verband
houden met het kunnen lezen en schrijven
toegespitst op de praktijk zowel als gebruik te
kunnen maken van alle gemeenschapsdiensten en
diensten op voorlichtingsgebied, onder andere ten
einde hun technische vaardigheden te vergroten;
- zelfhulpgroepen en
samenwerkingsverbanden te stichten, ten einde te
bereiken dat zij gebruik kunnen maken van gelijke
mogelijkheden op economisch gebied door middel
van arbeid in dienstverband of arbeid voor eigen
rekening;
- deel te nemen aan
alle gemeenschapsactiviteiten;
- te kunnen beschikken
over landbouwkrediet en landbouwleningen,
faciliteiten voor de afzet van hun produkten, de
nodige technologie en gelijke behandeling bij
land- en landbouwhervormingen alsook bij
programma's voor herindeling van landbouwgrond;
- onder behoorlijke
omstandigheden te leven, in het bijzonder wat
huisvesting, sanitaire voorzieningen,
elektriciteits- en watervoorziening, vervoer en
verbindingen betreft.
DEEL IV
Artikel 15
Gelijkheid voor de wet
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, verlenen de vrouw gelijkheid aan de
man voor de wet.
Rechtsbevoegdheid
2. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, verlenen aan vrouwen in burgerlijke
aangelegenheden rechtsbevoegdheid die gelijk is aan die
van mannen, en dezelfde mogelijkheden om die bevoegdheid
uit te oefenen. In het bijzonder verlenen zij vrouwen
gelijke rechten om overeenkomsten te sluiten en
bezittingen te beheren, en behandelen hen in alle stadia
van gerechtelijke procedures op dezelfde wijze.
3. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag komen overeen dat iedere
overeenkomst en ieder ander particulier document van
welke aard ook, waaraan een rechtsgevolg is verbonden,
gericht op beperking van de rechtsbevoegdheid van
vrouwen, als nietig dient te worden beschouwd.
Vrijheid woon- en
verblijfplaats
4. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, verlenen mannen en vrouwen dezelfde
rechten met betrekking tot de wetgeving inzake de
bewegingsvrijheid van personen en de vrijheid hun woon-
en verblijfplaats te kiezen.
Artikel 16
Gelijke rechten inzake
huwelijks- en familiebetrekkingen
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om
discriminatie jegens de vrouw in alle aangelegenheden
betreffende huwelijk en familiebetrekkingen uit te
bannen, en verzekeren in het bijzonder, op basis van
gelijkheid van de man en de vrouw:
- hetzelfde recht om
een huwelijk aan te gaan;
- hetzelfde recht om in
vrijheid een echtgenoot te kiezen en alleen met
vrije en volledige toestemming een huwelijk aan
te gaan;
- dezelfde rechten en
verantwoordelijkheden tijdens het huwelijk en bij
de ontbinding ervan;
- dezelfde rechten en
verantwoordelijkheden als ouder, ongeacht de
huwelijkse staat, in aangelegenheden met
betrekking tot hun kinderen; in alle gevallen
staat het belang van de kinderen voorop;
- dezelfde rechten om
in vrijheid en bewust een beslissing te nemen
over het aantal van hun kinderen en het
tijdsverloop tussen de geboorten daarvan en te
kunnen beschikken over de informatie, vorming en
middelen om hen in staat te stellen deze rechten
uit te oefenen;
- dezelfde rechten en
verantwoordelijkheden met betrekking tot gezag
over en de adoptie van kinderen, of soortgelijke
instellingen waar deze begrippen in de nationale
wet bestaan; in alle gevallen staat het belang
van de kinderen voorop;
- dezelfde persoonlijke
rechten als echtgenoot en echtgenote, met
inbegrip van het recht een geslachtsnaam, een
beroep en een werkkring te kiezen;
- dezelfde rechten voor
beide echtgenoten met betrekking tot eigendom,
verwerving, beheer, bestuur en genot van en
beschikking over bezittingen, hetzij om niet
hetzij onder bezwarende titel.
Minimumleeftijd voor
huwelijk
2. Verlovingen en
huwelijken van kinderen dienen geen rechtsgevolg te
hebben en alle noodzakelijke maatregelen, met inbegrip
van wetgevende, dienen te worden genomen om een
minimumleeftijd voor het aangaan van een huwelijk vast te
stellen en de registratie van huwelijken in een officieel
register verplicht te stellen.
DEEL V
Artikel 17
Commissie uitbanning
vrouwendiscriminatie
1. Ten behoeve van de
beoordeling van de voortgang die wordt gemaakt bij de
uitvoering van dit Verdrag wordt een Commissie voor de
uitbanning van discriminatie van vrouwen (hierna te
noemen de Commissie) ingesteld, die op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit Verdrag zal bestaan uit 18, en
na de bekrachtiging hiervan of de toetreding hiertoe door
de vijfendertigste Staat die partij is bij dit Verdrag,
uit 23 deskundigen van hoog zedelijk aanzien en
uitzonderlijke bekwaamheid op het terrein dat door dit
Verdrag wordt bestreken. De deskundigen worden door de
Staten die partij zijn bij dit Verdrag, gekozen uit hun
onderdanen en hebben zitting in hun persoonlijke
hoedanigheid, waarbij rekening wordt gehouden met een
billijke geografische verdeling en met de
vertegenwoordiging van de verschillende beschavingsvormen
en de belangrijkste rechtsstelsels.
Kandidaatstelling
2. De leden van de
Commissie worden bij geheime stemming gekozen uit een
lijst van door de Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
voorgedragen personen. Iedere Staat die partij is bij dit
Verdrag, kan uit zijn eigen onderdanen één persoon
voordragen.
Voordracht
3. De eerste verkiezing
wordt gehouden zes maanden na de datum van
inwerkingtreding van dit Verdrag. De Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties zendt ten minste drie maanden
voor de datum van iedere verkiezing de Staten die partij
zijn bij dit Verdrag een brief waarin hun wordt verzocht
binnen twee maanden een voordracht te doen. De
Secretaris-Generaal stelt een alfabetische lijst op van
alle aldus voorgedragen personen, onder vermelding van de
Staten die hen hebben voorgedragen, en legt deze voor aan
de Staten die partij zijn bij dit Verdrag.
Verkiezing leden
4. Verkiezing van de leden
van de Commissie heeft plaats op een door de
Secretaris-Generaal op de zetel van de Verenigde Staten
te beleggen vergadering van de Staten die partij zijn bij
dit Verdrag. Op die vergadering, waarvoor twee derde van
het aantal Staten die partij zijn bij dit Verdrag een
quorum vormen, zijn die voorgedragen personen in de
Commissie gekozen, die het grootste aantal stemmen op
zich verenigen en die een volstrekte meerderheid
verkrijgen van de stemmen van de aanwezige, hun stem
uitbrengende vertegenwoordigers van de Staten die partij
zijn bij dit Verdrag.
Ambtstermijn
5. De leden van de
Commissie worden gekozen voor een tijdvak van vier jaar.
De ambtstermijn van negen van de bij de eerste verkiezing
gekozen leden loopt evenwel na twee jaar af; onmiddellijk
na de eerste verkiezing worden deze negen leden bij
loting aangewezen door de voorzitter van de Commissie.
6. Verkiezing van de vijf
extra leden van de Commissie heeft plaats overeenkomstig
het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid van dit
artikel na de vijfendertigste bekrachtiging of
toetreding. De ambtstermijn van twee van de bij die
gelegenheid gekozen extra leden loopt na twee jaar af;
deze beide leden worden bij loting aangewezen door de
voorzitter van de Commissie.
Tussentijdse vacature
7. Om te voorzien in
tussentijds ontstane vacatures benoemt de Staat die
Partij is bij dit Verdrag en wiens deskundige niet langer
optreedt als lid van de Commissie uit zijn onderdanen een
andere deskundige, onder voorbehoud van de goedkeuring
van de Commissie.
Onkostenvergoeding
8. De leden van de
Commissie ontvangen, met goedkeuring van de Algemene
Vergadering, uit de middelen van de Verenigde Naties
emolumenten op door de Algemene Vergadering vast te
stellen voorwaarden waarbij rekening wordt gehouden met
de belangrijkheid van de taken van de Commissie.
Personeel
9. De Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties zorgt voor het personeel en de
andere voorzieningen, benodigd voor een doelmatige
uitoefening van de taken van de Commissie krachtens dit
Verdrag.
Artikel 18
Statenrapporten
1. De Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, nemen de verplichting op zich aan
de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter
bestudering door de Commissie, een verslag over te leggen
betreffende de wetgevende, rechterlijke, bestuurlijke of
andere maatregelen die zij hebben genomen ter uitvoering
van de bepalingen van dit Verdrag en met betrekking tot
de in dit opzicht geboekte vooruitgang:
- binnen een jaar na de
inwerkingtreding voor de desbetreffende Staat;
- vervolgens ten minste
eenmaal in de vier jaar en voorts telkens wanneer
de Commissie dit verzoekt.
2. In de verslagen kunnen
de factoren en moeilijkheden worden vermeld, die van
invloed zijn op de mate waarin aan de in dit Verdrag
vervatte verplichtingen wordt voldaan.
Artikel 19
Huishoudelijk reglement
1. De Commissie stelt haar
eigen huishoudelijk reglement vast.
Functionarissen
2.De Commissie kiest haar
functionarissen voor een tijdvak van twee jaar.
Artikel 20
Vergaderduur
1. De Commissie komt in de
regel bijeen gedurende een periode van ten hoogste twee
weken per jaar ten einde de overeenkomstig artikel 18 van
dit Verdrag overgelegde verslagen te bestuderen.
2. De vergaderingen van de
Commissie worden in de regel gehouden op de zetel van de
Verenigde Naties of op een andere passende, door de
Commissie te bepalen plaats.
Artikel 21
Jaarverslag
1. De Commissie brengt
door tussenkomst van de Economische en Sociale Raad
jaarlijks aan de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties verslag uit omtrent haar werkzaamheden en kan
voorstellen en algemene aanbevelingen doen, gebaseerd op
de bestudering van de verslagen en de inlichtingen die
zij heeft ontvangen van de Staten die partij zijn bij dit
Verdrag. Zodanige voorstellen en algemene aanbevelingen
worden opgenomen in het verslag van de Commissie, te
zamen met de eventuele commentaren van de Staten die
partij zijn bij dit Verdrag.
Commissie rechtspositie
van de vrouw
2. De Secretaris-Generaal
zendt de verslagen van de Commissie ter informatie door
aan de Commissie inzake de rechtspositie van de vrouw.
Artikel 22
Gespecialiseerde
organisaties
De gespecialiseerde
organisaties hebben het recht vertegenwoordigd te zijn
tijdens de bestudering van de uitvoering van die
bepalingen van dit Verdrag die binnen het kader van hun
werkzaamheden liggen. De Commissie kan de
gespecialiseerde organisaties uitnodigen verslagen over
te leggen omtrent de uitvoering van het Verdrag op de
gebieden die binnen het kader van hun werkzaamheden
liggen.
DEEL VI
Artikel 23
Voorrangsregel
Geen enkele bepaling van
dit Verdrag maakt inbreuk op bepalingen die in sterkere
mate bijdragen tot de verwezenlijking van gelijkheid van
mannen en vrouwen, en die kunnen zijn vervat:
- in de wetgeving van
een Staat die partij is bij dit Verdrag; of
- in enig ander
internationaal verdrag, dat of in enige andere
internationale overeenkomst die voor die Staat
van kracht is.
Artikel 24
Statenplicht
De Staten die partij zijn
bij dit Verdrag, nemen de verplichting op zich, op
nationaal niveau alle noodzakelijke maatregelen te nemen
om te komen tot volledige verwezenlijking van de in dit
Verdrag erkende rechten.
Artikel 25
Ondertekening
1. Dit Verdrag staat open
voor ondertekening door alle Staten.
2. De Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties is aangewezen als depositaris van
dit Verdrag.
3. Dit Verdrag dient te
worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging dienen te
worden neergelegd bij de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties.
Toetreding
4. Dit Verdrag staat open
voor toetreding door alle Staten. Toetreding vindt plaats
door neerlegging van een akte van toetreding bij de
Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
Artikel 26
Verdragsherziening
1. Iedere Staat kan te
allen tijde een verzoek tot herziening van dit Verdrag
indienen door middel van een schriftelijke kennisgeving
gericht aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties.
2. De Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties beslist welke stappen eventueel
dienen te worden genomen naar aanleiding van een zodanig
verzoek.
Artikel 27
Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt in
werking op de dertigste dag na de datum van neerlegging
van de twintigste akte van bekrachtiging of toetreding
bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
2. Voor iedere Staat die
dit Verdrag bekrachtigt of hiertoe toetreedt na de
neerlegging van de twintigste akte van bekrachtiging of
toetreding, treedt het Verdrag in werking op de dertigste
dag na de datum van neerlegging van de akte van
bekrachtiging of toetreding door die Staat.
Artikel 28
Voorbehouden
1. De Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties neemt de tekst van op het
tijdstip van de bekrachtiging of toetreding door de
Staten gemaakte voorbehouden in ontvangst en zendt deze
rond aan alle Staten.
Geen onverenigbare
voorbehouden
2. Een voorbehoud dat
onverenigbaar is met het doel en de strekking van dit
Verdrag wordt niet toegestaan.
Intrekking voorbehouden
3. Voorbehouden kunnen te
allen tijde worden ingetrokken door een hiertoe
strekkende kennisgeving, gericht aan de
Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die
vervolgens alle Staten hiervan in kennis stelt. Een
zodanige kennisgeving wordt van kracht op de datum van
ontvangst.
Artikel 29
Interpretatie
verschillen en arbitrage
1. Ieder geschil tussen
twee of meer Staten die partij zijn bij dit Verdrag
betreffende de uitleg of toepassing van dit Verdrag, en
dat niet wordt beslecht door onderhandelingen, wordt op
verzoek van één van hen onderworpen aan arbitrage.
Indien de partijen er binnen zes maanden na de datum van
het verzoek tot arbitrage niet in zijn geslaagd
overeenstemming te bereiken over de vorm van arbitrage,
kan een van die partijen het geschil voorleggen aan het
Internationale Gerechtshof door middel van een verzoek
overeenkomstig het Statuut van het Hof.
2. Iedere Staat die partij
is van dit Verdrag, kan op het tijdstip van ondertekening
of bekrachtiging van dit Verdrag of van toetreding
daartoe verklaren zich niet gebonden te achten door het
eerste lid van dit artikel. De andere Staten die partij
zijn bij dit Verdrag, zijn niet gebonden door het eerste
lid van dit artikel tegenover een Staat die partij is bij
dit Verdrag en die een zodanig voorbehoud heeft gemaakt.
3. Iedere Staat die partij
is bij dit Verdrag, en die een voorbehoud heeft gemaakt
overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit
artikel kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door
middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties.
Artikel 30
Neerlegging van het
Verdrag
Dit Verdrag, waarvan de
Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de
Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek
zijn, wordt neergelegd bij de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties.
Ondertekening
Ten blijke waarvan de
ondergetekenden, hiertoe behoorlijk gemachtigd, dit
Verdrag hebben ondertekend.
|