Het Vrouwenverdrag in Nederland anno 1997


4.6.5 Opvattingen van de rapportagecommissie

Het is de rapportagecommissie niet gegeven om over alle onderdelen van het vreemdelingen-, minderheden- en ten behoeve van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen gevoerde emancipatiebeleid conclusies te formuleren. In ieder geval kan geconcludeerd worden dat er een waardevolle hoeveelheid aan ideeën over verbeteringen van deze beleidsterreinen beschikbaar is. [65] Belangrijk is het daarbij om deze beleidsterreinen meer met elkaar in verband te brengen.

Ten aanzien van een aantal actuele knelpunten die de positie van vrouwelijke vreemdelingen betreffen, heeft de rapportagecommissie voldoende inzicht gekregen om tot beleidsaanbevelingen te komen.

Emancipatie-effectrapportages zijn een zinvol instrument om te voorkomen dat sekseneutraal geformuleerd beleid voorbijgaat aan het overduidelijke verschil in positie tussen vrouwelijke en mannelijke vreemdelingen.

Niet te ontkennen vallen de nadelen van de afhankelijke verblijfsvergunning voor vrouwen. De kwetsbaarheid die deze verblijfsrechtelijke positie oplevert in geval van huiselijk geweld, en de belemmeringen die vrouwen ondervinden bij hun integratie en streven naar zelfstandigheid, zijn in strijd met de eisen die het Verdrag aan het beleid ten aanzien van deze categorie van vrouwen stelt. De bezwaren die het ministerie van Justitie tegen een vroegtijdige zelfstandige verblijfsvergunning naar voren brengt, hebben niet betrekking op de vrees voor een aanzuigende werking, althans voor zover het vrouwen betreft. Men vreest wel een toename van naar Nederland migrerende mannelijke partners die malafide bedoelingen hebben. De mogelijkheden om een dergelijke toename te verhinderen, zouden in andere maatregelen moeten worden gevonden dan in een beleid dat bonafide migrerende vrouwelijke partners bij hun ontplooiing in de zin van het Verdrag belemmert.

Nog in 1997 heeft de rapportagecommissie klachten ontvangen, onder andere van het Clara Wichmann Instituut en opvanghuizen over het niet-verstrekken van bijstand en kinderbijslag na het vervallen van een afhankelijke verblijfsvergunning en het te weinig rekening houden met de bijzondere situatie van een verblijf in een opvangvoorziening. Vrouwen genieten op deze wijze onvoldoende bescherming tegen geweld in de privésfeer.

Het is geboden dat bij de beslissing over de toelating van vrouwen als vluchteling of op humanitaire gronden meer aandacht besteed wordt aan de specifieke positie van vrouwen en genderideologisch bepaalde opvattingen. Zo dienen 'vrouwelijke' activiteiten als het verrichten van hand- en spandiensten ten behoeve van verzetsgroepen erkend te worden als grond voor toelating als vluchteling. Ernstige discriminatoire opvattingen over vrouwen en seksueel geweld door overheden, militairen en gewapende burgers dienen als vervolgingsgrond te worden erkend, althans tot een toelating op humanitaire gronden te kunnen leiden.