Vierde Wereldvrouwenconferentie


Strategische doelstelling D.1

Geïntegreerde maatregelen treffen om geweld jegens vrouwen te voorkomen en uit te bannen

Te ondernemen actie

124. Door regeringen:

  1. Geweld jegens vrouwen veroordelen en zich niet beroepen op gebruiken, traditie of godsdienstige overwegingen om zich te onttrekken aan hun verplichtingen met betrekking tot de uitbanning hiervan, zoals vervat in de Verklaring inzake de uitbanning van geweld jegens vrouwen.
  2. Zich onthouden van geweld jegens vrouwen en gepaste waakzaamheid betrachten om gewelddaden jegens vrouwen te voorkomen, te onderzoeken en, in overeenstemming met de nationale wetgeving, te bestraffen, ongeacht of deze daden worden gepleegd door de staat of door particuliere personen;
  3. Strafrechtelijke, civielrechtelijke, arbeidsrechtelijke en administratieve sancties in de nationale wetgeving invoeren en/of verzwaren, teneinde het onrecht dat vrouwen en meisjes is aangedaan die aan één of andere vorm van geweld zijn onderworpen, thuis, op de werkplek, in de gemeenschap of de maatschappij, te bestraffen en te ondervangen;
  4. Wetgeving aannemen en/of uitvoeren en met geregelde tussenpozen toetsen en analyseren om de effectiviteit hiervan ten aanzien van de uitbanning van geweld jegens vrouwen te waarborgen, met nadruk op de voorkoming van geweld en de vervolging van de plegers hiervan; maatregelen treffen om aan geweld onderworpen vrouwen te beschermen en hun toegang te geven tot rechtvaardige en doeltreffende tegenmaatregelen, met inbegrip van compensatie en schadeloosstelling en geneeskundige behandeling van slachtoffers en de reclassering van daders;
  5. Actief werken aan de bekrachtiging en/of uitvoering van internationale normen en mensenrechteninstrumenten, voor zover deze verband houden met geweld jegens vrouwen, met inbegrip van die welke zijn vervat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, [21], het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, [13], het Internationaal Verdrag inzake economische sociale en culturele rechten [13] en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; [22]
  6. Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen uitvoeren, rekening houdende met Algemene aanbeveling nr. 19, aangenomen door de Commissie inzake de uitbanning van discriminatie van vrouwen, tijdens haar 11e zitting; [23]
  7. Een actief en zichtbaar beleid bevorderen gericht op mainstreaming van een gender-perspectief in alle beleidsmaatregelen en programma’s die verband houden met geweld jegens vrouwen; maatregelen en programma’s, gericht op verruiming van kennis en begrip van de oorzaken, gevolgen en mechanismen van geweld jegens vrouwen actief bevorderen, ondersteunen en uitvoeren onder hen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van dergelijke beleidsmaatregelen, zoals functionarissen belast met de rechtshandhaving, de politie en juridisch, medisch en sociaal personeel, alsook diegenen die zich bezighouden met minderheids-, migratie- en vluchtelingenvraag-stukken, en strategieën ontwikkelen om te verzekeren dat vrouwelijke slachtoffers van geweld niet opnieuw slachtoffer worden ten gevolge van wetten die geen rekening houden met de verschillen tussen seksen, dan wel ten gevolge van de justitiële of handhavingspraktijk;
  8. Vrouwen die hebben te kampen met geweld toegang geven tot gerechtelijke procedures en, conform de nationale wetgeving, tot rechtvaardige en doeltreffende tegenmaatregelen voor het leed dat hun is aangedaan, en vrouwen op de hoogte stellen van hun rechten om te streven naar genoegdoening via dergelijke procedures;
  9. Wetgeving opstellen en uitvoeren tegen de plegers van daden van geweld tegen vrouwen, zoals verminking van het vrouwelijk geslachtsorgaan, doding van meisjesbaby’s, geslachtskeuze voor de geboorte en geweld in samenhang met de bruidsschat, en de inspanningen van niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties ter bestrijding van dergelijke praktijken, krachtig steunen.
  10. Op alle passende niveaus actieplannen opstellen en uitvoeren om geweld tegen vrouwen uit te bannen.
  11. Alle passende maatregelen nemen, met name op het gebied van onderwijs, om het sociale en culturele gedragspatroon van mannen en vrouwen te veranderen en vooroordelen, gebruiken en alle andere praktijken die zijn gebaseerd op vermeende minderwaardigheid of meerderwaardigheid van één van beide seksen en op stereotypering van de rol van mannen en vrouwen, uit te bannen;
  12. Institutionele mechanismen tot stand brengen en versterken, zodat vrouwen en meisjes gewelddaden jegens henzelf kunnen melden in een veilig en vertrouwelijk klimaat, zonder vrees voor straf en vergelding, en een aanklacht kunnen indienen;
  13. Verzekeren dat vrouwen met een handicap toegang hebben tot informatie en diensten op het gebied van geweld tegen vrouwen;
  14. De opleidingsprogramma’s voor personeel in de justitiële, juridische, medische, sociale en onderwijssector, politiefunctio-narissen en migrantenwerkers opzetten, verbeteren of ontwikkelen, al naar gelang, en financieren, ter voorkoming van machtsmisbruik dat leidt tot geweld jegens vrouwen en teneinde dergelijk personeel bewust te maken van de aard van daden van geweld en dreiging met geweld op basis van gender, zodat een eerlijke behandeling van vrouwelijke slachtoffers kan worden gewaarborgd.
  15. Waar nodig, wetten aannemen en bestaande wetten aanscherpen die politiefunctionarissen, veiligheidsbeambten of andere ambtenaren bestraffen die zich in de uitoefening van hun functie inlaten met gewelddaden jegens vrouwen; bestaande wetgeving toetsen en doeltreffende maatregelen nemen tegen de plegers van dergelijk geweld;
  16. Binnen de overheidsbegroting toereikende middelen toekennen en middelen vanuit de gemeenschap mobiliseren ten behoeve van activiteiten die verband houden met de uitbanning van geweld jegens vrouwen, met inbegrip van middelen voor de uitvoering van actieplannen op alle passende niveaus;
  17. In rapporten die worden ingediend in overeenstemming met de bepalingen van de relevante mensenrechteninstrumenten van de Verenigde Naties informatie opnemen met betrekking tot geweld jegens vrouwen en met betrekking tot maatregelen die worden getroffen om uitvoering te geven aan de Verklaring inzake de uitbanning van geweld jegens vrouwen;
  18. Samenwerken met en assistentie verlenen aan de Speciale Rapporteur van de Commissie voor de rechten van de mens op het gebied van geweld jegens vrouwen bij de uitoefening van haar mandaat, en alle verlangde informatie verstrekken; tevens samenwerken met andere bevoegde organisaties, zoals de Speciale Rapporteur van de Commissie voor de rechten van de mens op het gebied van marteling en de Speciale Rapporteur van de Commissie voor de rechten van de mens op het gebied van standrechtelijke, niet-justitiële en willekeurige executies, in samenhang met geweld jegens vrouwen;
  19. Aanbevelen dat de Commissie voor de rechten van de mens het mandaat van de Speciale Rapporteur inzake geweld jegens vrouwen verlengt, wanneer haar ambtstermijn in 1997 afloopt, en dat zij, indien die verlenging wordt gewaarborgd, dit mandaat actualiseert en versterkt.

125. Door regeringen, met inbegrip van lokale besturen, organisaties binnen de samenleving, niet-gouvernementele organisaties, onderwijsinstellingen, de openbare en particuliere sector, en in het bijzonder het bedrijfsleven, en de massamedia, al naar gelang:

  1. Goede financiële steun verlenen ten behoeve van onderdak en opvang voor meisjes en vrouwen die slachtoffer worden van geweld, zorgen voor medische, psychologische en andere ondersteuning en gratis of betaalbare rechtsbijstand, indien nodig, en passende ondersteuning bieden om hen in staat te stellen middelen van bestaan te vinden;
  2. Qua taal en cultuur toegankelijke diensten opzetten voor vrouwelijke migranten en meisjes, met inbegrip van vrouwelijke migrerende werknemers, die het slachtoffer zijn van geweld op basis van sekse;
  3. De kwetsbaarheid voor geweld en andere vormen van misbruik van vrouwelijke migranten onderkennen, ook van vrouwelijke migrerende werknemers, wier rechtspositie in het ontvangende land afhangt van werkgevers, die misbruik kunnen maken van hun omstandigheden;
  4. Ondersteuning bieden aan initiatieven van vrouwenorganisaties en niet-gouvernementele organisaties overal ter wereld om de bewustwording ten aanzien van geweld jegens vrouwen te vergroten en bij te dragen aan de uitbanning hiervan;
  5. Educatie- en vormingscampagnes binnen de gemeenschap organiseren, ondersteunen en financieren om mensen beter bewust te maken van geweld jegens vrouwen, als schending van mensenrechten, door lokale gemeenschappen te mobiliseren om passende gender-bewuste traditionele en innoverende methoden voor conflictoplossing te hanteren;
  6. De fundamentele rol van bemiddelingsinstellingen, zoals centra voor primaire gezondheidszorg, centra voor gezinsplanning, bestaande schoolgezondheidsdiensten, consultatiebureaus voor moeder en kind, centra voor migrerende gezinnen enz. erkennen, ondersteunen en bevorderen met betrekking tot voorlichting en educatie over misbruik;
  7. Informatiecampagnes en educatie- en vormingsprogramma’s organiseren en financieren, teneinde meisjes en jongens, vrouwen en mannen bewust te maken van de persoonlijke en maatschappelijke nadelige gevolgen van geweld in het gezin, de gemeenschap en de samenleving als geheel; hen leren te communiceren zonder gebruik van geweld, en opleidingen voor slachtoffers en potentiële slachtoffers bevorderen, zodat zij zichzelf en anderen tegen dergelijk geweld kunnen beschermen;
  8. Informatie verspreiden over de hulp die beschikbaar is voor vrouwen en gezinnen die het slachtoffer zijn van geweld;
  9. Opvang- en reclasseringsprogramma’s voor de plegers van geweld opzetten, financieren en stimuleren, en onderzoek bevorderen met betrekking tot verdergaande inspanningen gericht op dergelijke opvang en reclassering, teneinde herhaling van dergelijk geweld te voorkomen;
  10. Het verantwoordelijkheidsbesef van de media voor de verbreiding van niet-stereotiepe beelden van vrouwen en mannen en het achterwege laten van vormen van presentatie die leiden tot geweld vergroten, en hen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de media aanmoedigen om professionele richtlijnen en gedragscodes op te stellen; tevens zorgen voor bewustmaking m.b.t. de belangrijke rol van de media bij het informeren en voorlichten van mensen omtrent de oorzaken en de gevolgen van geweld jegens vrouwen en bij het stimuleren van de maatschappelijke discussie over dit onderwerp.