4. BUITENLANDSE ZAKEN 4.1 Doelstellingen/ kerntaken departement
Er zijn sedert november 1992 geen
belangrijke wijzigingen opgetreden in de doelstellingen/
kerntaken van het departement.
4.2 Vertaling naar
emancipatiedoelstellingen
De emancipatiedoelstellingen zijn
voor wat betreft het interne beleid vastgelegd in het
tweede Plan van Positieve Actie Vrouwen Dienst
Buitenlandse Zaken (1992-96). Jaarlijks worden op grond
van het PPAV concrete doelstellingen vastgelegd door de
Werkgroep Emancipatie en Personeelsbeleid (WEP) met
betrekking tot de werving aan de voet, de bezetting van
vrouwen per salarisschaal, de hantering van
leeftijdsgrenzen etc.
Voor wat betreft het externe beleid
heeft Nederland de emancipatie van vrouwen op alle
mogelijke terreinen in zijn buitenlands beleid opgenomen.
Een actieve opstelling in talrijke internationale fora
geeft uiting aan zijn betrokkenheid bij dit thema.
Wanneer schendingen van
mensenrechten aan de orde zijn wordt specifiek aandacht
gevraagd voor de bescherming van de rechten van de vrouw.
Het netwerk van
vertegenwoordigingen in het buitenland werd erop gewezen,
dat in de politieke rapportage aandacht dient te worden
geschonken aan emancipatieaangelegenheden.
4.3 Feitelijke analyse en
knelpunten
Verenigde Naties
Van de Vierde
Wereldvrouwenconferentie die van 4 t/m 15 september 1995
in Beijing heeft plaatsgevonden is wereldwijd een impuls
uitgegaan voor het treffen van concrete maatregelen om de
jure en de facto gelijkheid van mannen en vrouwen te
bevorderen. Niet alleen aan nationale overheden maar ook
aan de VN zelf is een belangrijke taak toebedeeld in de
tenuitvoerlegging van het Platform for Action, het
slotdocument van Beijing. Nederland zal erop blijven
aansturen dat de VN een voortrekkersrol blijft vervullen
op het gebied van de versterking van de positie van
vrouwen, zoals dit ook in voorgaande decennia het geval
is geweest. Met name de Commissie voor de
Positieverbetering van de Vrouw (CSW) en het Comité dat
toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van het
VN-Vrouwenverdrag zullen hierin een belangrijke rol
dienen te spelen.
De CSW is aangewezen als het
centrale orgaan binnen het VN-systeem dat toezicht moet
houden op de implementatie van het Platform for Action.
Gedurende de 40e zitting van deze Commissie is o.m.
overeenstemming bereikt over de institutionele aspecten
van de follow-up van de Vierde Wereldvrouwenconferentie.
Bovendien is een meerjarenplan opgesteld waarbij elk jaar
een aantal kritieke aandachtsgebieden uit het Platform
for Action aan de orde komen.
Het slotdocument van de Vierde
Wereldvrouwenconferentie bevat een oproep aan regeringen
om steun te verlenen aan het proces dat moet leiden tot
de opstelling van een facultatief protocol bij het
VN-Vrouwenverdrag, waarmee een klachtrecht zou worden
geïntroduceerd. Een model voor dit protocol is in
september 1994 in Maastricht door internationale experts
opgesteld. Aan de hand van dit model heeft het
toezichthoudend Comité bij het VN-Vrouwenverdrag
elementen geformuleerd waaruit het protocol zou moeten
bestaan. Parallel aan de 40e zitting van de CSW vond een
open-ended werkgroep plaats inzake het facultatief
protocol, waarbij deze elementen zijn besproken.
Nederland is voorstander van een dergelijk facultatief
protocol omdat dit het verdrag als instrument aanzienlijk
zal versterken en heeft daarom zeer actief deelgenomen
aan de discussie in de werkgroep. Gedurende de 41e
zitting van de CSW in 1997 zal de parallelle werkgroep de
discussie over dit onderwerp voortzetten.
Zowel het eerste als het tweede
rapport van de Speciale Rapporteur van de
VN-Mensenrechtencommissie inzake geweld tegen vrouwen
zijn goed ontvangen. Nederland zal de ondersteuning aan
de Speciale Rapporteur continueren. Haar werk is
waardevol en nuttig gebleken en heeft zeker bijgedragen
aan het wederom prominent op de agenda plaatsen van het
thema geweld tegen vrouwen in al haar
verschijningsvormen.
Sinds 1947 dragen
vrouwenorganisaties een vrouw voor als lid van de
Koninkrijksdelegatie naar de Algemene Vergadering van de
VN. Dit gebeurde oorspronkelijk door het Nederlands
Vrouwen Comité en is vanaf 1975 overgedragen aan de
Nederlandse Vrouwenraad (NVR). De afgevaardigden bewaken
de belangen van vrouwen in de bijdragen van de
Nederlandse regering, houden een speech over de positie
van vrouwen en verzorgen na terugkomst lezingen bij de
organisaties aangesloten bij de NVR.
Evenals naar de drie eerdere
vrouwenconferenties was een vertegenwoordiger van de NVR
opgenomen in de delegatie naar de Vierde
Wereldvrouwenconferentie. Daarnaast maakten nog vier
vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties
deel uit van de delegatie, te weten het Coördinatiepunt
Mondiaal Vrouwenwerk, het Women's Exchange Programme
International, het Vrouwenberaad
Ontwikkelingssamenwerking en het Platform van de
Landelijke Organisaties van zwarte, migranten en
vluchtelingenvrouwen in Nederland. De vijf
NGO-vertegenwoordigers zijn geselecteerd door de
NGO-Werkgroep Beijing 1995, hetgeen heeft geleid tot een
evenwichtige, eveneens door de NGO's zelf gedragen keuze
die een afspiegeling vormde van het zeer gevarieerde
aanbod in belangen, aandachtsgebieden en deskundigheid
onder de Nederlandse NGO's.
Europese Unie
Op het terrein van het
emancipatiebeleid is op Unie-niveau een van de
belangrijkste elementen geweest de verzekering van
gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke
werknemers, zoals neergelegd in artikel 119 EG-Verdrag.
De geleidelijk bredere uitleg van artikel 119 in de
richting van gelijke behandeling heeft in belangrijke
mate bijgedragen aan het totstandbrengen van nationale
regelgeving met een gelijkstellend c.q. emancipatoir
karakter. In de Overeenkomst betreffende sociale
politiek, zoals opgenomen in het Sociaal Protocol als
onderdeel van het Verdrag van Maastricht, is deze bredere
uitleg ook vastgelegd: hier wordt gesproken over "de
gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de
arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft",
naast hetgeen in artikel 119 is bepaald. Voorts komt op
Unie-niveau met enige regelmaat wetgeving tot stand die
duidelijke raakvlakken heeft met emancipatiebeleid. Goed
voorbeeld hiervan is de zeer recent aangenomen richtlijn
inzake het ouderschapsverlof.
De Europese Commissie bracht voorts
in 1995 haar Vierde Actieprogramma inzake gelijke kansen
voor mannen en vrouwen uit, voor de periode 1996-2000.
Daarin worden een aantal doelstellingsgebieden aangegeven
zoals het creëren van gelijke kansen in het economische
leven waarbinnen bijzondere aandacht voor het kunnen
combineren van werk en gezinsleven, en het bevorderen van
deelname van vrouwen aan het maatschappelijke en
politieke besluitvormingsproces.
Zeer belangrijk is tenslotte de
jurisprudentie van het Hof van Justitie op dit terrein:
als voorbeelden kunnen genoemd worden het Barber-arrest
van 1990 (gelijke beloning) alsook, van zeer recentelijk,
het Kalanke-arrest dat ziet op de grenzen die in acht
genomen moeten worden bij het voeren van een
voorkeursbeleid voor vrouwen bij aanstelling en promotie
van werknemers.
Wat betreft de eind maart 1996 van
start gegane Intergouvernementele Conferentie is de
Nederlandse inzet dat in het EU-Verdrag een expliciete
verwijzing wordt opgenomen naar fundamentele rechten en
beginselen zoals de gelijkheid van man en vrouw en
non-discriminatie.
Raad van Europa
Situatie sinds eind 1992: De Raad
van Europa heeft een zeer snelle uitbreiding gekend in de
periode 1990-1996. In die periode nam het aantal
lidstaten toe van 21 tot 39 (bijna verdubbeling). Deze
groei zal vermoedelijk in en na 1996 nog even doorgaan
tot maximaal het ledental van ca. 44 zal zijn bereikt.
Deze snelle ontwikkeling, die niet
gepaard ging met een proportionele toename van de
financiële middelen, is in geleidelijk toenemende mate,
ten koste gegaan van de traditionele rol van de RvE als
overlegforum en als bouwwerf voor verdragen op velerlei
terrein; zulks niet in de laatste plaats omdat de
frequentie van het overleg moest worden verminderd.
Ook de activiteit van de CDEG - de
stuurgroep voor emancipatiekwesties - heeft enigszins
geleden onder bovengeschetste ontwikkelingen en zal daar
vermoedelijk eveneens de komende jaren nog wel gevolgen
van ondervinden.
Desalniettemin kan worden gemeld
dat door de RvE een passende bijdrage kon worden geleverd
aan de VN-Vrouwenconferentie in Beijing. In 1996 zal een
Ad Hoc groep van Experts aan het werk gaan om te bezien
hoe vervolg kan worden gegeven aan de VN-Conferentie en
hoe het in Beijing goedgekeurde Platform of Action kan
worden vertaald in nationale wetgeving.
Verder werd en wordt het CDEG
geraadpleegd en ingeschakeld bij het redigeren van
antwoorden op vragen en aanbevelingen van de
Parlementaire Assemblee wanneer daaraan een
emancipatie-aspect verbonden is.
M.b.t. het gemelde in de rapportage
van 1992 diene dat het EVRM door alle lidstaten van de
RvE ondertekend is en, behalve door enkele zojuist
toegetreden landen, ook geratificeerd. Alle lidstaten
aanvaarden thans zowel de rechtsmacht van het Europese
Hof voor de Rechten van de Mens als het individuele
klachtrecht.
Voorts kan worden opgemerkt dat het
Protocol bij het Europees Sociaal Handvest (ESH), waarin
o.m. gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt
geregeld, inmiddels door 17 landen is ondertekend en door
5 landen - inclusief Nederland - is geratificeerd. Het
Protocol is per 4 september 1992 in werking getreden.
Organisatie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa
In de periode 1990-1991 werd grote
vooruitgang geboekt bij de opstelling van normen en
standaarden op het gebied van de menselijke dimensie. Het
document van Moskou (1991), waarin de gelijkheid van
mannen en vrouwen als een fundamenteel aspect van een
rechtvaardige en democratische maatschappij wordt erkend,
vormde daar mede uitdrukking van, Sindsdien is de nadruk
in de OVSE (in 1994 werd de Conferentie voor Veiligheid
en Samenwerking in Europa een Organisatie) verschoven van
normstelling naar implementatie van de overeengekomen
normen. Zowel in 1993 als in 1995 werd een 'Menselijke
Dimensie Implementatie Bijeenkomst' gehouden waarop de
concrete voortgang op diverse terreinen van de menselijke
dimensie aan de orde kwam.
4.4 Speerpunten
In de afgelopen jaren waren voor
het emancipatiebeleid van BZ de volgende speerpunten van
kracht:
- verder uitdragen van de
relatie vrouwenemancipatie en mensenrechten;
- actief opstellen in het
buitenlands beleid ten behoeve van
vrouwenrechten; uitdragen Nederlandse
emancipatiebeleid in de internationale gremia;
- bijdragen aan een zodanige
voorbereiding van de VN-Wereldvrouwenconferentie
in 1995, dat deze tot een positieve uitkomst
leidt.
De eerste twee punten zullen ook in
de toekomst een leidraad blijven vormen, terwijl het voor
wat betreft het derde punt zal gaan om de ten
uitvoerlegging van de resultaten van deze conferentie.
Hierboven wordt onder punt 3. nader
ingegaan op de uitwerking van deze speerpunten.
4.5 Intern
emancipatiebeleid
In vervolg op het Plan van
Positieve Actie Vrouwen DBZ 1 (1988-1991), dat met goed
resultaat werd afgesloten, werd het Plan van Positieve
Actie Vrouwen DBZ 2 (1992-1996) opgesteld. Dit plan heeft
tot doel het op redelijke termijn bereiken dat vrouwen in
alle functies op het departement en op de posten in het
buitenland evenredig vertegenwoordigd zijn. Onder
evenredige vertegenwoordiging wordt verstaan
vertegenwoordiging gelijk aan het aantal vrouwen dat zich
op de arbeidsmarkt in de onderscheiden niveaus aanbiedt.
Maatregelen in het Plan voor
Positieve Actie Vrouwen 2 (PPAV-2) zijn:
Bevordering instroom vrouwen:
Voor de bevordering van de instroom
van vrouwen worden jaarlijks streefcijfers vastgesteld.
Advertentieteksten worden zo opgesteld dat de aandacht
van vrouwen wordt getrokken. Bij het werven en selecteren
van overplaatsbare ambtenaren zijn nadrukkelijk
vrouwelijke leden van de Adviescommissie Overplaatsbare
Ambtenaren betrokken.
Bevordering doorstroom vrouwen:
Capaciteiten van vrouwen worden
vastgelegd aan de hand van regelmatige functionerings- en
beoordelingsgesprekken. Zo worden vrouwen gestimuleerd
door te stromen. In dit kader wordt in trainingen voor
het houden van dergelijke gesprekken aandacht besteed aan
voor vrouwen nadelige aspecten.
In het plaatsingsbeleid wordt er
nadrukkelijk naar gestreefd meer vrouwen in hogere
functies te plaatsen.
Verder werden er op de terrein van
emancipatie diverse cursussen aangeboden.
Tegengaan uitstroom vrouwen:
Om uitstroom tegen te gaan kunnen
ambtenaren van de DBZ zich aanmelden voor kinderopvang.
De "Terugkeerregeling DBZ" biedt de
mogelijkheid aan DBZ-ambtenaren die vanwege
gezinsomstandigheden de dienst moesten verlaten, onder
bepaalde omstandigheden weer in dienst te treden. Bij
aanmelding zullen zij in principe als intern sollicitant
aangemerkt worden.
Om in de toekomst een beter inzicht
te hebben in de redenen waarom personeelsleden (mannen en
vrouwen) uitstromen, wordt de personeelsleden verzocht
een exitformulier in te vullen.
4.6 Organisatie van het
emancipatiebeleid
De Werkgroep Emancipatie en
Personeelsbeleid is belast met de emancipatie-aspecten in
het interne personeelsbeleid. In dit kader houdt zij
ondermeer toezicht op de uitvoering van het Plan
Positieve Actie Vrouwen.
|