Tijdelijke Expertisecommissie Emancipatie in het Nieuwe Adviesstelsel (Tecena)

 

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mr. A.E Verstand-Bogaert
Postbus 90801
2509 LV DEN HAAG

Den Haag, 4 juli 2000

Onderwerp: Meerjarenbeleidsnota Emancipatiebeleid

 

Geachte mevrouw Verstand,

Graag voldoet TECENA aan het in uw brief van 16 mei jl verwoorde verzoek in het kader van de voorbereiding van de Meerjarenbeleidsnota Emancipatiebeleid te reageren op de nota 'Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’. Wij beperken ons daarbij tot opmerkingen die liggen in het verlengde van de aan TECENA toevertrouwde taken. Deze hebben betrekking op de integratie in en verankering van emancipatie en diversiteit in het overheidsbeleid, de voorbereiding daarvan, de advisering daarover en de uitvoering ervan.

In de eerste plaats wil TECENA kort stilstaan bij de formulering van de doelstelling van het emancipatiebeleid. Met het oog op de verankering van en de continuïteit in het emancipatiebeleid pleit TECENA er voor, de aanhef in de doelstelling van 1985 'Het bevorderen van ...’ te handhaven. De - overigens niet toegelichte - gewijzigde aanhef van 'Het scheppen van voorwaarden ...' wekt immers licht de indruk als zou de overheid bij het nastreven van dit doel inmiddels een geringere rol voor zichzelf zien weggelegd. De doelstelling zou dan als volgt luiden: Het bevorderen van de ontwikkeling van een pluriforme maatschappij waarin iedereen ongeacht sekse in wisselwerking met andere maatschappelijke ordeningsprincipes (zoals etniciteit, leeftijd, burgerlijke staat, validiteit en seksuele voorkeur) de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en waarin vrouwen en mannen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden kunnen realiseren.

TECENA mist in de toelichting overigens verwijzingen naar de nog steeds a-symmetrische machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen, en naar de betekenis die het begrip 'gender' voor inhoud en vormgeving van het beleid heeft en moet hebben. Wij adviseren, deze belangrijke aspecten alsnog te betrekken in de inleiding van de voorgenomen Meerjarenbeleidsnota.

De in de Meerjarennota geïntroduceerde concept van een nieuw 'sociaal contract' ten behoeve van het concretiseren van het emancipatie- en diversiteitsbeleid voor de komende jaren acht TECENA een kansrijke benadering. Een brede discussie over de explicitering en precisering van rechten en plichten van burgers (vrouwen en mannen, nieuwkomers in Nederland en autochtonen, jongeren en ouderen), overheden en sociale partners c.q. organisaties van het maatschappelijk middenveld ten opzichte van elkaar kunnen de verschillende keuzemogelijkheden en de effecten van gedane keuzes verhelderen. Ook kunnen ze een hulpmiddel zijn bij het bepalen welke beleidsinstrumenten het meest adequaat en effectief de gekozen beleidsdoelen bereiken.

Een vruchtbare methode om deze maatschappelijke discussie te organiseren, is de instelling van een projectgroep, die allereerst als opdracht krijgt een aantal modellen voor zo'n sociaal nieuw contract te formuleren, om deze vervolgens aan breed samengestelde panels van alle betrokken partijen voor te leggen. TECENA denkt aan een projectgroep bestaande uit enkele vooraanstaande genderdeskundigen uit wetenschap, samenleving en de verschillende overheden, ondersteund vanuit het departement en met een adequaat budget.

De bestuurlijke formule van tijdelijke (gemengde) projectgroepen die belangrijke beleidsvraagstukken exploreren en voorstellen ontwikkelen voor een effectieve aanpak daarvan is in de ogen van TECENA eveneens geschikt voor een aantal andere actuele kwesties op het terrein van emancipatie- en diversiteit, bijvoorbeeld:

  • de vraag hoe overheid en samenleving kunnen en moeten inspelen op de toenemende diversiteit in de levensloop van mannen en vrouwen,
  • de vraag hoe allerlei nog altijd in Nederland bestaande kostwinnersarrangementen kunnen worden omgebouwd tot arrangementen die (beter) passen bij een geïndividualiseerde benadering van burgers, en
  • de vraag naar een concrete(re) invulling en implementatie van het Combinatiescenario en van de route daar naar toe, en dan zodanig dat tevens wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen en wensen zoals meer accent op uitbestedingsmogelijkheden.

In zijn algemeenheid bieden dergelijke tijdelijke en daarmee flexibele projectgroepen de mogelijkheid in een vroeg stadium verschillende beleidsrichtingen te exploreren en te ontwikkelen, en tevens het diversiteitsperspectief te integreren. Door gender- en diversiteits- deskundigen uit de betrokken geledingen bij dit proces te betrekken wordt tevens het draagvlak voor de nieuwe beleidsrichtingen verbreed en versterkt.

Deze aanpak acht TECENA te meer gewenst, omdat na het opheffen van de Emancipatieraad in 1997 de zogeheten 'denktankfunctie' die deze Raad vervulde thans - gelet ook op dienaangaande gemaakte opmerkingen vanuit het adviesstelsel en de ambtelijke leiding van verschillende departementen - node wordt ontbeerd. En dat op een moment waarop het emancipatieproces op een aantal terreinen dreigt te stagneren, bijvoorbeeld waar het gaat om de doorbraak vanuit het in de kostwinnerstraditie passende anderhalfverdieners-model naar een model waarin vrouwen en mannen daadwerkelijk op gelijke voet betaalde arbeid en zorg combineren.

Bovendien biedt deze aanpak een incentive voor versterking van de 'national machinery'. Het opstellen van de Meerjarenbeleidbeleidsnota Emancipatie lijkt het geëigende moment voor een herbezinning op een betere vormgeving van deze 'national machinery', mede in internationaal vergelijkend perspectief.

In haar voor dit najaar voorziene eindrapportage zal TECENA gedetailleerder en concreter ingaan op verschillende aspecten van 'mainstreaming', inclusief de daarbij behorende instrumenten, de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan en de vormgeving van het mainstreamingsproces. Voor onze denkbeelden en voorstellen op dit terrein verwijzen wij dan ook graag naar deze eindrapportage.

Met vriendelijke groet,

 

 

Anneke van Doorne-Huiskes
voorzitter TECENA