Ministerie SZW
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mw.A.E.Verstand-Bogaert
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Utrecht, 30 juni 2000
Betreft: meerjarennota "van vrouwenstrijd naar
vanzelfsprekendheid"
Geachte mevrouw Verstand,
In uw brief van 16 mei jl. nodigt u het GroenLinks Feministisch Netwerk
uit om te reageren op de meerjarennota "Van vrouwenstrijd naar
vanzelfsprekendheid". Wij zijn op deze uitnodiging ingegaan door een
aantal expertmeetings te organiseren over de onderwerpen die in de nota
aan de orde komen. In deze brief staan met name de concrete
beleidsmogelijkheden op de specifieke terreinen die uit de expertmeetings
zijn voortgekomen. Daarnaast zijn er een aantal globale aandachtspunten
opgenomen die voor de nota als geheel gelden.
Aandachtspunten voor de nota in haar geheel:
Er zou meer aandacht moeten komen voor diversiteit , met name wat
betreft etniciteit en leeftijd, maar ook wat betreft opleidings- en
inkomensniveau, seksuele voorkeur, etc. In de nota wordt impliciet teveel
uitgegaan van goed opgeleide, witte stellen die werk en zorg combineren.
Mede om het draagvlak voor emancipatiebeleid en voor het ‘combinatiescenario’
te vergroten, is het nodig de focus te verbreden: wat is goede zorg in een
geëmancipeerde samenleving, hoe kan de positie van alleenstaande ouders
en laagopgeleide vrouwen worden verbeterd, waar zijn mogelijkheden om de
feminisering van de armoede tegen te gaan? De problematiek van het ‘glazen
plafond’ wordt bijvoorbeeld teveel gezien als een zaak van hoogopgeleide
vrouwen, terwijl het gebrek aan kansen op doorstroming ook laagopgeleide
vrouwen treft.
De nota geeft een goed overzicht van de stand van zaken, van onderzoek
op allerlei terreinen tot en met bestaand en voorgenomen beleid. In de
analyse is nog wel enige aandacht voor de machtsverschillen die nog steeds
structureel aanwezig zijn, in de uitwerking vinden we dat echter weinig
terug. Daarmee mist de nota de nodige diepgang. De maatregelen die worden
voorgesteld, zijn vaak weinig concreet: beleidsdoelen zonder duidelijke
middelen, of ‘zwakke’ middelen als het bevorderen van samenwerking
tussen organisaties en een mentaliteitsverandering. De rol van de overheid
bij het opheffen van machtsverschillen komt niet goed uit de verf. Wij
missen bij de nota ook de taakstellingen die voor ieder department gelden:
hoe gaan zij emancipatie op hun terrein handen en voeten geven, vertalen
zij de visie uit de nota in hun eigen beleid, wat zijn de resultaten?
De titel van de nota suggereert dat emancipatie geen strijd meer zou
zijn, maar een vanzelfsprekendheid. Dat is echter eerder een wens dan
realiteit. We zijn het ermee eens dat emancipatiebeleid nu in de fase moet
komen van uitvoering, waarbij allerlei organisaties op het maatschappelijk
middenveld (de ‘civiele maatschappij’: bedrijven,
semi-overheidsinstellingen, adviesorganen, etc) stappen ondernemen om
emancipatie in hun dagelijks werk te integreren (mainstreamen). In de
praktijk ontbreekt vaak de motivatie en de kennis om dat goed te doen. De
overheid speelt ons inziens een belangrijke rol om het proces van
mainstreamen te bevorderen, via wetgeving, prikkels en sancties, zoals
verplichte emancipatie effectrapportages, maar ook door het aanbieden van
concrete middelen die bevorderen dat de kennis over bijvoorbeeld
cultuurverandering in organisaties wordt vergroot. Ook zou het in
organisaties vanzelfsprekend moeten zijn dat leidinggevende- en
bestuursfuncties voor de helft bezet moeten worden door vrouwen en dat
emancipatiedeskundigheid geldt als een selectiecriterium voor deze
functies. Die prioriteit, zorgen dat emancipatie in allerlei organisaties
die beleid uitvoeren vanzelfsprekend wordt, zou veel sterker aangezet
moeten worden in de nota.
Er zitten wat hiaten in de nota. Wij missen aandacht voor het terrein
van de gezondheidszorg en van politieke participatie en voor de invalshoek
van beeldvorming.
Aanbevelingen op het gebied van macht en besluitvorming:
Met de privatisering van diverse overheidsinstellingen is in veel
gevallen ook de invloed die de overheid kon uitoefenen op bijvoorbeeld het
vaststellen van streefcijfers voor het aantal vrouwen in het management
van deze instellingen vervallen. De overheid zou onder andere door middel
van een rapportageplicht op het gebied van diversiteit deze bedrijven
ertoe kunnen bewegen zelf een diversiteitsbeleid met streefcijfers in te
stellen.
Bij bedrijven, organisaties en instellingen die subsidie ontvangen van
de overheid zouden de diversiteitsdoelstellingen moeten worden opgenomen
als subsidievoorwaarde.
Stimuleer diversiteit in het kader van maatschappelijk ondernemerschap.
In de Verenigde Staten wordt een vrouwvriendelijke organisatiecultuur en
een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de bedrijfstop al gezien als
een manier van maatschappelijk ondernemerschap, terwijl in Nederland
eigenlijk alleen milieuvriendelijkheid en sociale hulp-/dienstverlening
onder maatschappelijk ondernemerschap verstaan worden.
Het recht op aanpassing van de arbeidstijd is een goede zaak. Zolang de
norm van een (meer dan) fulltime werkweek dominant is, kleven er echter
risico’s voor vrouwen aan deeltijdwerk. Het wordt vaak gebruikt om
slechte arbeidsvoorwaarden, zoals het gebrek aan kinderopvang, op te
vangen. De doorstroom naar hogere functies is voor deeltijders een groot
knelpunt, wat in de hand werkt dat vrouwen afzien van een loopbaan en
mannen van deelname aan zorgtaken. Ook verandert de bedrijfscultuur niet
automatisch als een paar leidinggevenden in deeltijd werken. In de hogere
functies wordt door fulltime werkenden bijvoorbeeld veel genetwerkt onder
werktijd. Deeltijders moeten dat vaak buiten werktijd doen. Een goede
deeltijdbeleid in organisaties betekent dat vanzelfsprekendheden over de
organisatie van het werk ter discussie moeten komen te staan. De overheid
kan organisaties daarop aanspreken.
Stimuleer de zeggenschap van vrouwen in bedrijven ook via de Wet op
Ondernemings-raden. Met richtlijnen en maatregelen die onder andere via de
vakbonden geïmplementeerd kunnen worden kan de evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen in Ondernemingsraden gestimuleerd worden.
Ondernemingsraden hebben namelijk op hun beurt invloed op wervings- en
selectiebeleid van bedrijven en instellingen.
Denk bij macht en besluitvorming niet uitsluitend aan hogere functies
in politiek, bedrijfsleven en wetenschap. Ook op bijvoorbeeld het niveau
van de buurt wordt er invloed uitgeoefend op besluitvorming, waarbij niet
zelden vrouwen achterblijven. Met name allochtone vrouwen worden slecht
bereikt bij lokale inspraak. De afkalving van het buurtwerk heeft er aan
bijgedragen dat vrouwen op buurtniveau niet goed meer bereikt worden. ‘Sleutelfiguren
uit de gemeenschap’ zijn ook te vaak mannen van middelbare leeftijd. Er
zou een soort sociale kaart moeten komen op lokaal niveau, waarin te
vinden is wie op welk onderwerp aan te spreken is. Op gemeentelijk niveau
zou daarvoor flink geïnvesteerd moeten worden in het opbouwen van
netwerken, onder andere onder (allochtone) vrouwen.
Stimuleer inspraak van vrouwen op met name lokaal niveau door het
ontwikkelen van een ‘kwaliteitschecklist’ voor inspraak, waarin de
procesvereisten om tot een echt democratische vorm van inspraak te komen
zijn vastgelegd.
Aanbevelingen op het gebeid van onderwijs en ICT:
In de nota staan weinig concrete aanbevelingen over hoe de toegang van
vrouwen tot de ICT bevorderd zou kunnen worden, terwijl er toch veel
initiatieven mogelijk zijn. Een groots scholingsplan voor met name laag
opgeleide vrouwen, in samenwerking met bestaande organisaties, inzetten op
goedkope internetmogelijkheden thuis of in de buurt. Het is nu tijd om dit
op te pakken, anders dreigt er een tweedeling tussen virtueel vaardige
vrouwen en digibeten.
De achterliggende analyse vinden we nogal eenzijdig. De voordelen van
ICT worden vooral benoemd in het licht van de combinatie van werk en zorg
(vrouwen zouden makkelijker thuis kunnen werken) in plaats van de nieuwe
mogelijkheden voor communicatie en netwerken. Ook worden nadelige kanten
van ICT niet genoemd: de overdaad aan porno, de extra mogelijkheden voor
vrouwenhandel etc. De discussie over de betekenis van internet, de voor-
en nadelen, wordt nu teveel door mannen gevoerd, vrouwen zouden
nadrukkelijk daarbij betrokken moeten worden.
Aanbevelingen op het gebied van mensenrechten van vrouwen:
In dit hoofdstuk vonden wij weinig nieuws; het ademt de sfeer van
verdragen en beleidsvoornemens. Om te voorkomen dat mensenrechten voor
vrouwen symbolisch en papieren beleid blijft, zal aandacht besteed moeten
worden aan de effecten van voorgesteld beleid. Dit betekent dat alle
beleidsplannen concreet moeten worden gemaakt en voorzien van een
financieel plan plus een opzet voor evaluatie.
Voorkόmen moet worden dat vanuit een
Westers beeld beleid wordt ontwikkeld voor allochtone vrouwen. Allochtone
vrouwen moeten altijd deel uitmaken van commissies en adviesorganen
die zich bezighouden met onderwerpen die allochtone vrouwen betreffen.
Emancipatie en mensenrechten leeft weinig, zeker bij jongeren. Het is
tijd voor een goede informatiecampagne gericht op jongeren over de
betekenis van vrouwenrechten.
Het landelijk beleid, bijvoorbeeld wat betreft vluchtelingen, moet zo
helder zijn geformuleerd, ook op het gebied van vrouwenrechten (seksueel
geweld als vluchtmotief, aandacht voor vrouwenhandel etc) dat op regionaal
en plaatselijk niveau geen grote verschillen in de uitvoering van dat
beleid kunnen ontstaan.
Het is een goede zaak dat Nederland het voortouw neemt om seksuele
rechten van vrouwen als mensenrecht daadwerkelijk erkend te krijgen.
Daarbij zou echter ook aandacht moeten zijn voor het recht op eigen
seksuele voorkeur.
Zorg dat de aandacht voor huiselijk geweld niet verslapt en dat
instanties als justitie en politie verder gaan met het ontwikkelen van
betere hulpverlening. Het idee dat niet de vrouw maar de man uit huis gaat
als hij zijn vrouw mishandeld, zou verder uitgewerkt moeten worden in
concreet beleid.
We vinden nog steeds dat er een zelfstandig verblijfsrecht voor vrouwen
zou moeten komen.
Aanbevelingen op het gebied van arbeid, zorg, inkomen en dagindeling:
We missen aandacht voor het onderwerp ‘vrouwen in de WAO’. Het is
belangrijk om de vinger aan de pols te houden, mede omdat een hoge
uitstroom van vrouwen uit betaald werk door ziekte en burnout en een
slechte herintreding van deze vrouwen een bom kan vormen onder de
draagvlak voor het emancipatiebeleid. De oorzaken van overbelasting moeten
goed worden onderzocht en er moeten snel maatregelen worden genomen.
Er wordt in dit hoofdstuk weinig nieuws genoemd; de eerlijkheid gebiedt
te zeggen dat er de afgelopen tijd wel veel gebeurd is op dit terrein. Wel
wordt er nog steeds veel verwacht van sociale partners, terwijl al jaren
blijkt dat zij zich maar mondjesmaat aanpassen aan de wensen van
werknemers. Bovendien zijn de motieven van werkgevers om in te spelen op
‘de nieuwe werknemer’ louter economisch –de zorgzelfstandigheid van
mannen bevorderen, zal nooit hun prioriteit krijgen. De overheid moet ons
inziens duidelijke kaders scheppen om willekeur, adhoc beleid en
onderscheid tussen verschillende groepen werknemers tegen te gaan. Het zou
bijvoorbeeld verboden moeten worden dat bedrijven alleen aan hun
vrouwelijke werknemers kinderopvangfaciliteiten bieden.
Ook op dit terrein geldt dat de ‘mainstreaming’ veel aandacht moet
krijgen. Organisaties laten nu nog veel kansen liggen om bijvoorbeeld
laagopgeleide en allochtone vrouwen kansen te bieden op de arbeidsmarkt.
Hoe maatwerk geboden kan worden door arbeidsconsulenten mag weleens breder
worden uitgedragen.
‘Meer onderzoek’ wordt in dit hoofdstuk wel erg vaak als maatregel
genoemd. Over de invloed van de bedrijfscultuur is echter zo langzamerhand
veel bekend, het is tijd om maatregelen uit te werken die de bestaande
cultuur kunnen doorbreken: uitwisseling van good practices en bad habits,
maar ook prikkels en sancties. Beloon organisaties die werken aan een
cultuuromslag, bijvoorbeeld door leidinggevenden te scholen op het terrein
van emancipatie.
Er staat weinig in de nota over de kwaliteit van de kinderopvang, zeker
de naschoolse opvang.
Ook missen wij aandacht voor het bevorderen van zorgzelfstandigheid bij
mannen.
Het idee van een gedeeltelijke zorgsubsidie voor mensen met zorgtaken
(in de vorm van een voetinkomen) zou opgepakt moeten worden met als doel
het tegengaan van de armoedeval: mensen zouden makkelijker met een
deeltijdbaan uit de bijstand moeten kunnen komen, een fulltime werkplicht
is zeker voor alleenstaande ouders een brug te ver.
Er zou een normwerkweek van 32 uur moeten komen.
De ‘Brede School’ wordt nu teveel als panacee voor alle kwalen
gezien; de invulling ervan wordt aan gemeenten overgelaten. De overheid
zou een duidelijke visie moeten ontwikkelen: gaat het om tegengaan van
leerachterstanden bij allochtone kinderen of om verlenging van de
schooltijden?
We eindigen met iets positiefs: de monitor van het SCP vinden wij heel
goed, een voorbeeld van geslaagde mainstreaming.
Wij hopen u hiermee van dienst te zijn geweest en wensen u veel succes
met het verwerken van het commentaar. Wij zien vol verwachting het
beleidsplan tegemoet. Desgewenst kunt u via onderstaand adres contact met
ons opnemen over het bovenstaande.
Hoogachtend,
De coördinatiegroep van het GroenLinks Feministisch Netwerk
Voorzitter Marije Cornelissen
Postbus 8008
3503 RA Utrecht
030-2399900
groenlinksfemnet@hotmail.com
|