Nr
|
Vraag
|
Blz
Van
|
tot
|
1
|
Waarom ontbreekt
een financieel overzicht van de verschillende beleidsvoorstellen
in de begrotingsbrief? Kan een financieel overzicht gegeven
worden?
|
2
|
|
2
|
Kan de regering
aangeven welke onderzoeken (en vervolgonderzoeken) wanneer zijn
gedaan, welke onderzoeken nog lopen, welke onderzoeken zullen
worden uitgevoerd en tot welke concrete beleidsacties deze
onderzoeken hebben geleid?
|
2
|
|
3
|
Zijn de visies op
het concrete emancipatiebeleid van de diverse maatschappelijke
organisaties die voor 1 juli 2000 zouden zijn binnengekomen,
verwerkt in de begrotingsbrief emancipatiebeleid 2001? Welke -
door maatschappelijke organisaties gewenste - beleidsrichtingen en
aandachtspunten heeft deze dialoog in het bijzonder opgeleverd?
|
2
|
|
4
|
Wat is de reden
dat ICT niet apart is opgenomen in de beleidsbrief? Is de regering
van mening dat de vrouwen niet extra gestimuleerd moeten worden om
de mogelijkheden van de ICT te verkennen en dat er een digitale
tweedeling ontstaat op basis van geslacht?
|
2
|
|
5
|
Moet betekenis
worden gehecht aan het feit dat in de oorspronkelijke doelstelling
emancipatiebeleid (Beleidsplan emancipatie, 1985) de term
'bevorderen' werd gebruikt en in de nu voorliggende doelstelling
de term 'scheppen van voorwaarden'? Hoe moet in dit verband de
opdracht van het VN-Vrouwenverdrag worden gezien dat de overheid
niet alleen een inspanningsverplichting heeft, maar ook
verantwoordelijk is voor het resultaat? Wat betekent in dit
verband de constatering dat in onze geďndividualiseerde
samenleving het emancipatieproces zich in belangrijke mate
'autonoom' zal voltrekken voor de kracht en intensiteit van het
emancipatiebeleid van de overheid?
|
3
|
|
6
|
Gaat het in de
opvatting van de regering bij de sociale dimensie van diversiteit
alleen om verschillen in de emancipatiefasen van (groepen)
vrouwen?
|
3
|
|
7
|
Welke andere
voorbeelden van diversiteitbeleid kunnen worden gegeven dan die
welke zich alleen richten op deelgroepen van vrouwen?
|
3
|
|
8
|
Hoe luidt de
officiële vertaling van het begrip gender mainstreaming in het
betreffende document van de Raad van Europa?
|
4
|
|
9
|
Waarom zijn in de
door de regering gekozen interpretatie van gender mainstreaming
alleen de gelijke beleidseffecten voor vrouwen en mannen als
referentiekader opgenomen? Wat betekent dat voor beleidsthema's
die meer beogen dan alleen gelijke beleidseffecten, zoals
bestrijding van seksueel geweld en vrouwenhandel, bevordering van
economische zelfstandigheid van vrouwen, versterking van de rol
van vrouwenorganisaties?
|
4
|
|
10
|
Hoe denkt de
regering over het voorstel van de VrouwenAlliantie om door middel
van gendertrainingen en het aanstellen van emancipatiedeskundigen
de mainstreaming op de departementen te verbeteren?
|
4
|
|
11
|
Is gender
mainstreaming alleen een intern-organisatorisch proces of heeft
het ook een politiek-inhoudelijke betekenis?
|
4
|
5
|
12
|
Welke knelpunten
zijn er in de informatievoorziening van andere departementen aan
de staatssecretaris over beleid dat daar in ontwikkeling is?
|
5
|
|
13
|
Zal de
ontwikkeling van een strategische scan tevens inhouden dat de rol
van de staatssecretaris en de Directie Coördinatie
Emancipatiebeleid (DCE) bij het versterken en verbeteren van de
mainstreaming versterkt zal worden?
|
5
|
|
14
|
Het onderzoek
waarin bij provincies, gemeenten, particuliere organisaties en
niet-gouvernementele organisaties wordt gekeken of en op welke
wijze emancipatie-effecten in het beleid worden geďntegreerd, zal
voornamelijk cijfermateriaal opleveren. Op welke wijze gaat de
regering bevorderen dat op dat niveau ook de mainstreaming
bevorderd en verbeterd gaat worden? Welke instrumenten heeft de
regering hierbij?
|
5
|
|
15
|
Welke rol ziet de
regering voor NGO's in de ontwikkeling naar mainstreaming op
departementen en andere overheidsorganisaties?
|
5
|
|
16
|
Wanneer kunnen de
eindrapportages van TECENA tegemoet worden gezien?
|
5
|
|
17
|
Wanneer in 2001
wordt de eerste proeve gemaakt van de financiële middelen die
departementsbreed voor emancipatie worden ingezet? Zijn de
gegevens beschikbaar voor de derde woensdag van mei? Welke
criteria worden gebruikt om `emancipatiegelden’ te definiëren?
|
5
|
|
18
|
In welke mate
heeft de regering in deze Begrotingsbrief al uitvoering
willen/kunnen geven aan de nieuwe begrotingsopzet?
|
5
|
|
19
|
Hoe wordt de
centrale doelstelling van het emancipatiebeleid in operationele en
controleerbare (sub)doelstellingen verwoord?
|
6
|
|
20
|
Hoe gaat de
strategische scan die ontwikkeld gaat worden in het kader van
mainstreaming eruit zien? Hoe verhoudt deze zich tot de
Emancipatie Effect Rapportage?
|
6
|
|
21
|
Hoe verloopt de
voorbereiding van een strategische scan voor effectieve toepassing
van de EER en wanneer zal deze gereed zijn?
|
6
|
|
22
|
Hoe gaat de
regering bevorderen dat de ministeries reeds nu de EER in het
eerste begin van het beleidsproces toepassen, nu de strategische
scan nog niet ontwikkeld is?
|
6
|
|
23
|
Hoe verloopt het
onderzoek naar de bedoelde variant van de EER en wanneer zal deze
gereed zijn?
|
6
|
|
24
|
Waarom ontbreekt
bij het eerste spoor specifiek beleid gericht op jongens en
mannen?
|
6
|
|
25
|
Kan de regering
een reactie geven op de brief van de Stichting Surinaams
Inspraakorgaan d.d. 18 september 2000 (kenmerk 09/0063/SR-TO)?
|
6
|
|
26
|
Beperkt de aanpak
van de seksespecifieke beeldvorming zich tot de media of gaat de
regering hierbij nog op andere terreinen een stimulerende of initiërende
rol spelen?
|
6
|
|
27
|
Heeft de
regering, anders dan de genoemde onderzoeken naar de betekenis van
het VN-Vrouwenverdrag, nog ander onderzoek in voorbereiding of in
overweging?
|
6
|
|
28
|
Op welke wijze
wordt gestimuleerd dat in beleidsnota’s rekening wordt gehouden
met diversiteit? Zijn er meer voorbeelden te geven van dergelijk
beleid, anders dan de twee genoemde voorbeelden over homo- en
lesbisch emancipatiebeleid en WAO-beleid?
|
7
|
|
29
|
Wat is het effect
van de beide themasites over dagindeling en de meerjarennota
(bijvoorbeeld in termen van bezoekersaantallen, opgevraagde
bladzijden, e.d.)?
|
7
|
|
30
|
Hoe heeft de
selectie plaatsgevonden van in de themasite meerjarennota
opgenomen organisaties in het veld?
|
7
|
|
31
|
Worden ook
vrouwen- of emancipatienetwetwerken binnen organisaties/bedrijven
betrokken bij de nadere invulling en uitvoering van de genoemde
strategische allianties? Zo ja, op welke wijze?
|
7
|
|
32
|
Betreft de in het
subsidiebeleid beoogde verbetering van de digitale infrastructuur
ook de informatievoorziening over emancipatie-ontwikkelingen en
het emancipatie-proces zelf, zoals nu onder meer bij sites als die
van het IIAV en emancipatie.nl?
|
7
|
|
33
|
Welke
tussentijdse streefdoelen heeft de regering in gedachte om in 2010
een arbeidsparticipatiegraad van vrouwen van 65% (exclusief banen
van minder dan 12 uur) te bereiken? Welke middelen met welk
verwacht effect wil men hierbij inzetten?
|
8
|
|
34
|
Wat is het
aandeel van mannen in onbetaalde zorg momenteel? Hoe denkt men het
aandeel van mannen in de onbetaalde zorg te laten stijgen tot
ongeveer 40 % in 2010? Welke
middelen met welk verwacht effect in toename van het aandeel in
onbetaalde zorg van mannen tussen nu en 2010 wil men daarbij
inzetten? Aan welke onbetaalde zorg denkt men in dit verband?
|
8
|
|
35
|
Wat voor actie
wordt ondernomen om de emancipatie van allochtone mannen te
stimuleren (hetgeen de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen
zou bevorderen)?
|
8
|
|
36
|
Uit diverse
onderzoeken is gebleken dat de kwaliteit van het werk een
belangrijke invloed heeft op de arbeidsparticipatie. Met het oog
daarop zal de regering, zoals reeds aangekondigd in de
meerjarennota emancipatiebeleid, een onderzoek verrichten naar de
cultuur in werkorganisaties. Waarin verschilt het onderzoek van de
regering van de andere genoemde onderzoeken?
|
8
|
|
37
|
De regering wil
het aandeel van mannen in onbetaalde zorg laten stijgen naar
ongeveer 40% in 2010. Kan de inhoudelijke betekenis van dit
percentage verduidelijkt worden?
|
8
|
|
38
|
Welk beleid wordt
ingezet om het percentage van arbeidsparticipatie van vrouwen van
70% in 2010 te bereiken?
|
8
|
|
39
|
Wanneer in 2001
zijn de resultaten van het onderzoek naar kansen, belemmeringen en
stimulansen om de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen te
bevorderen bekend?
|
9
|
|
40
|
Wat ontbrak er
aan de SCP-studie 'Variatie in participatie' dat verder onderzoek
wordt gedaan in plaats van het ter hand nemen van uitvoering van
de gepresenteerde oplossingsrichtingen? Ligt het niet voor de hand
de aanbevelingen van het SCP om te zetten in een beleidsvisie in
plaats van door te spelen naar een commissie?
|
9
|
|
41
|
Is de commissie
die nagaat hoe de positie van allochtone vrouwen kan worden
verbeterd al samengesteld en zo ja, hoe?
|
9
|
|
42
|
Wanneer zullen
maatregelen voor moedervriendelijke agenda’s en speciale
herintredingsprogramma’s in de inburgeringsprogramma’s bekend
worden gemaakt?
|
9
|
|
43
|
Wanneer kan de
Kamer het definitieve kabinetsstandpunt "Plan van aanpak
gelijke beloning" tegemoet zien?
|
9
|
|
44
|
Er wordt een
toets ontwikkeld waarmee organisaties hun
functiewaarderingssysteem kunnen doorlichten op sekseneutraliteit.
Hoe wordt bereikt dat organisaties dit ook daadwerkelijk doen?
|
9
|
|
45
|
Op welke wijze
wordt in het emancipatiebeleid aandacht besteed aan de armoede
onder vrouwen, bijvoorbeeld aan de bestrijding van de armoede
onder (alleenstaande) oudere vrouwen die geen pensioen hebben
kunnen opbouwen of geen volledige AOW krijgen?
|
9
|
|
46
|
Welke
kwantitatieve doelstellingen staan de regering voor ogen bij de
beleidsinspanningen gericht op de bestrijding van horizontale en
verticale segregatie respectievelijk het voorkomen van sociale
segregatie?
|
9
|
10
|
47
|
Wordt de
realisering van de verwachte effecten van het beleid inzake het
gebruik van betaald ouderschapsverlof gemonitord en zullen
tussenrapportages worden uitgebracht?
|
10
|
|
48
|
Waarom is niet
gekozen voor een recht op betaald ouderschapsverlof? Kan een
overzicht gegeven worden van de kosten als dit recht zou worden
ingevoerd?
|
10
|
|
49
|
Kan de Kamer de
resultaten van het onderzoek van het CPB en SCP naar het
langerdurend verlof eind 2000 tegemoet zien?
|
10
|
|
50
|
Wat is de ratio
achter de keuze om betaald ouderschapsverlof te stimuleren via een
afdrachtvermindering loonbelasting en premies volksverzekeringen?
Ziet de regering deze financiering van ouderschapsverlof als
eerste stap naar een wettelijk recht op betaald ouderschapsverlof?
|
10
|
|
51
|
Klopt het dat de
kostenverdeling van de fiscale stimuleringsmaatregel
ouderschapsverlof tussen overheid, werkgevers en werknemers, zich
in principe verhoudt als 50 : 20 : 30?
|
10
|
|
52
|
Behalve projecten
die het aandeel van mannen in de zorg vergroten, zullen in het
algemeen vernieuwingen worden gestimuleerd in de organisatie van
de arbeid die de keuzemogelijkheden voor mannen en vrouwen
verruimen om arbeid en zorg te combineren en om de rolverdeling
tussen mannen en vrouwen te doorbreken. Welke concrete voorbeelden
kunnen worden gegeven van de genoemde projecten en vernieuwingen?
|
11
|
|
53
|
Op basis van
welke berekening komt de regering tot de conclusie dat de fiscale
regeling voor ouderschapsverlof zal leiden tot een toename van het
aantal mensen dat het verlof zal opnemen tot 68.000 in 2006? ? Kan
men aangeven hoe de groei tussen 2000 en 2006 naar verwachting zal
toenemen? Welke maatregelen denkt de regering te nemen indien de
groei feitelijk achterblijft bij de verwachting? Vijf procent van
de CAO’s kent thans een bepaling over betaling van
ouderschapsverlof. Welk percentage (mannen en vrouwen) van de
rechthebbenden neemt daar ouderschapsverlof op? Hoeveel CAO’s
zullen naar verwachting in 2006 een dergelijke bepaling bevatten?
|
11
|
|
54
|
Met welk
percentage doorbetaald loon is rekening gehouden bij de berekening
van de kosten van betaald ouderschapsverlof?
|
11
|
|
55
|
Hoe verhoudt de
in 2001 te presenteren visie op de sociale zorginfrastructuur zich
tot de Wet Arbeid en Zorg en de verkenning naar langerdurend
betaald zorgverlof? Is de regering voornemens bij de visie op de
sociale zorginfrastructuur ook nadrukkelijk de positie van
mantelzorg(ers) te betrekken?
|
12
|
|
56
|
Wordt in het
onderzoek naar de fiscale regelingen en de WAZ ook aandacht
besteed aan de mate
waarin het nog ontbreken van fiscale kinderopvangregelingen
knelpunten oplevert?
|
12
|
|
57
|
Wanneer wordt het
kabinetsstandpunt inzake fiscale regelingen voor zelfstandigen en
de WAZ geformuleerd en naar de Kamer gestuurd? Worden in dit
standpunt eventuele beleidsactiepunten meegenomen?
|
12
|
|
58
|
Hoe lang is de
wachttijd op een plek in de kinderopvang?
|
13
|
|
59
|
Kan aangegeven
worden hoe het momenteel gesteld is met de wachttijd voor een
kinderopvangplaats voor onderwijspersoneel?
|
13
|
|
60
|
Er komt een
digitale verlofwijzer, digitale voorlichting van de
1990-generatie, tips die bevorderen dat kieslijsten divers zijn
samengesteld en een communicatieplan voor 'diversiteit aan de
top'. Komen al deze zaken alleen digitaal beschikbaar of zullen
zij ook in gedrukte vorm verschijnen?
|
13
|
28
|
61
|
Komt het voor dat
er meer dan 3000 uitkeringsgerechtigden een beroep doen op een
kinderopvangplaats via het Lisv? Wat gebeurt er met werkwillige
uitkeringsgerechtigden die geen aanspraak meer kunnen maken op een
van de 3000 plaatsen die het Lisv jaarlijks maximaal kan
toekennen?
|
14
|
|
62
|
Kan de aangepaste
fiscale kinderopvangtabel worden gegeven?
|
14
|
|
63
|
De komende drie
jaar moeten er minstens 16.000 werknemers in de kinderopvang
bijkomen om aan de toenemende vraag naar opvang te voldoen. Worden
er voldoende mensen opgeleid om aan deze behoefte te voldoen?
Hoeveel mensen volgen momenteel een opleiding om werkzaam te
kunnen zijn in de kinderopvang? Hoeveel werknemers zullen er na de
komende drie jaar nog meer nodig zijn in de kinderopvang?
|
14
|
|
64
|
Kan informatie
gegeven worden over de inhoud van de imagocampage en de verkorte
opleidingstrajecten?
|
14
|
|
65
|
Voor hoelang zal
de overgangsregeling voor gastouders gelden?
|
14
|
|
66
|
Waarom is het
niet zeker dat de tussenschoolse opvang opgenomen wordt in de
nieuwe Basiswet Kinderopvang? Wanneer wordt bekend of
tussenschoolse opvang deel zal gaan uitmaken van de Wet
basisvoorziening kinderopvang en welke vorm dit zal gaan krijgen?
|
14
|
|
67
|
Kan een
toelichting worden gegeven op de constatering dat de
tussenschoolse opvang een knelpunt is? Voor hoeveel ouders is dit
een probleem? Hoe is het met de beschikbaarheid van personeel voor
de tussenschoolse opvang? Op welke wijze gaat de regering zich
inspannen om de tussenschoolse opvang
te verbeteren?
|
14
|
|
68
|
Wanneer zal de
interdepartementale werkgroep over tussenschoolse opvang verslag
uitbrengen? Wordt bij hun werkzaamheden ook het plan van vroeg- en
tussenschoolse opvang van FNV, Vrouwenalliantie en het
Netwerk Schoolkinderopvang betrokken?
|
14
|
|
69
|
Op welke termijn
zullen de voorstellen in het kader van het bevorderen van de
combinatie werk en privé gereed zijn?
|
15
|
|
70
|
Wanneer wil het
kabinet klaar zijn met de versnelling van de landelijke
implementatie van de methodiek van de erkenning van verworven
competenties (EVC)?
|
15
|
|
71
|
Doet de nu
gekozen invalshoek bij het levensloopperspectief (namelijk
in relatie tot flexibilisering van arbeids(duur)patronen en
het behoud van employability) volgens de regering voldoende recht
aan de betekenis van het perspectief van levensloop? Zo nee, hoe
zij andere potentiële dimensies van het levensloopperspectief
voor het beleid tot ontwikkeling brengen?
|
15
|
|
72
|
Aan welke
concrete beleidsmaatregelen denkt de regering bij het
flexibiliseren van arbeids(duur)patronen in relatie tot het
levensloopperspectief?
|
15
|
|
73
|
Wat zijn de
voornaamste knelpunten voor het (succesvol) ondernemerschap van
vrouwen in relatie tot het ondernemerschap van mannen?
|
16
|
|
74
|
Hoeveel van de in
1999 gestarte vrouwelijke ondernemers overleven? Is er een
verklaring te geven voor het toegenomen aantal vrouwelijke
ondernemers?
|
16
|
|
75
|
Worden ook de
CWI's betrokken bij de ontwikkeling van voorstellen gericht op de
employability van vrouwen en mannen die in verband met zorgtaken
tijdelijk niet of minder werken? Is voorzien in een kwalitatieve
en kwantitatieve taakstelling op dit punt?
|
17
|
|
76
|
Waarom worden
pilotprojecten voor herintredende vrouwen bij voorkeur eerst in de
kinderopvang en de zorg gestart?
|
17
|
|
77
|
Zijn cijfers
bekend of wordt onderzoek gedaan naar het aantal niet-werkende
vrouwen die niet binnen de huidige criteria voor de groep
herintreedsters vallen (werklozen, niet direct beschikbaar of niet
recent gezocht naar werk), maar die met gerichte aandacht en
werving ook als potentiële herintreedsters kunnen worden
beschouwd?
|
17
|
|
78
|
Is er onderzoek
gedaan naar de vraag waarom de potentiële herintreders die willen
werken dat nog niet doen? Zo ja, wat zijn de redenen dat zij nog
geen werk hebben gevonden/aangenomen? Zo nee, is de regering
voornemens dit onderzoek te gaan doen? Welke experimenten/pilots
zijn er opgezet om de toetreding van herintreders en andere
groepen te verbeteren?
|
17
|
|
79
|
In welke sectoren
en regio's worden pilotprojecten gestart voor herintredende
vrouwen? Om hoeveel pilotprojecten gaat het dan?
|
17
|
|
80
|
Op welke wijze
wordt de Kamer geďnformeerd over de voortgang in verbetering van
toegang tot de arbeidsmarkt voor herintredende vrouwen, waaronder
opleiding, kinderopvang, overleg met Arbeidsvoorziening en sociale
partners, pilotprojecten en aansluiting bij de sluitende aanpak?
Is de regering bereid de Kamer via een integrale voortgangsnotitie
te informeren?
|
17
|
|
81
|
Hoe is de
regionale spreiding van de gehonoreerde experimenten dagindeling?
|
18
|
|
82
|
Is nu al aan te
geven welke experimenten dermate succesvol zijn dat zij in
(bestaand of nieuw) beleid zullen “landen”?
|
18
|
|
83
|
Aan welke eisen
moeten programma’s voldoen in het kader van Local Social Capital?
Wat voor soort dagindelingsprojecten wordt hieruit gefinancierd?
Bestaat op EU-niveau plannen dergelijke experimenten te vertalen
naar (communautair) beleid?
|
18
|
19
|
84
|
Is de regering
voornemens in de te ontwikkelen `visie op tijden’ ook concrete
wet- en beleidsvoorstellen te formuleren? Zo ja, waar denkt zij
dan aan?
|
19
|
|
85
|
Wat is de inhoud
van de initiatieven die zullen worden ondernomen om het onderwerp
dagindeling in relatie tot een andere ordening van ruimte en tijd
te doen inbrengen in de collegeprogramma's van B&W en van
Gedeputeerde Staten?
|
20
|
|
86
|
Welke faculteiten
en opleidingen zijn betrokken bij het stimuleren van de
ontwikkeling en het gebruik van onderwijsmodules waarin de relatie
tussen dagindeling en ruimtelijk ontwerpen wordt gelegd?
|
20
|
|
87
|
Hoe wordt bereikt
dat bijvoorbeeld de onderzoeken naar bereikbaarheidsscenario’s
van een papieren een daadwerkelijke mogelijkheid wordt (van agenda
naar praktijk), in het bijzonder in de niet-overheidsberoepen?
|
20
|
|
88
|
In welke of wat
voor soort bedrijven zullen enkele pilots plaatsvinden om ervaring
op te doen met het bereikbaarheidsscenario?
|
20
|
|
89
|
Hoe (op welke
ambtelijk of politiek niveau) wordt de `Commissie Dagarrangementen
voor kinderen en ouders’ samengesteld? Welke aanbevelingen van
de Stuurgroep Dagindeling gaat deze commissie uitwerken? Valt deze
commissie te beschouwen als uitvoering van de aanbeveling van de
Stuurgroep Dagindeling een task-force in te stellen over de
relatie schooltijd-kinderopvang en zorgarrangementen?
|
21
|
|
90
|
Wat zijn de
belemmerende factoren van de huidige “bestuurlijke
arrangementen” om te komen tot voorzieningen onder één dak?
|
22
|
|
91
|
Wanneer verwacht
de regering de eerste concrete beleidsinspanningen naar aanleiding
van het onderzoek naar de minimaal noodzakelijke voorzieningen op
het platteland? Wordt in de tussentijd al actief gewerkt aan het
oplossen van de knelpunten op het platteland?
|
23
|
|
92
|
Kan cijfermatig
worden aangegeven hoe het in vergelijking met voorgaande jaren met
de vertegenwoordiging van vrouwen in het politieke en openbare
bestuur is gesteld?
|
23
|
|
93
|
Op welke wijze
wil de regering het aandeel vrouwen in bestuurs- en adviesorganen
verhogen?
|
23
|
|
94
|
Kan nader worden
aangeven wat er met stagnatie op lokaal niveau wordt bedoeld?
|
24
|
|
95
|
Hoe ligt de
verdeling tussen man en vrouw in het onbenut potentieel in
politieke partijen volgens het geciteerde onderzoek van de
Universiteit van Leiden?
|
24
|
|
96
|
Zullen de
beleidsvoorstellen die naar aanleiding het onderzoek naar succes-
en faalfactoren van politieke participatie van vrouwen zullen
worden geformuleerd, vroeg genoeg in 2001 gepubliceerd worden om
bruikbaar te zijn voor de verkiezingen van Tweede Kamer en
gemeenteraden in 2002?
|
24
|
|
97
|
Hoe groot is de
uitstroom van respectievelijk vrouwen en mannen uit het politiek
en openbaar bestuur?
|
24
|
|
98
|
Kan meer
informatie gegeven worden over het project Kweekvijver 2000 en de
opmerking dat het project een positief effect lijkt te hebben?
|
25
|
|
99
|
Is het effect van
het kiesstelsel naar Duits model op de kansen die het biedt aan
vrouwen en minderheden om een zetel te verwerven niet al op te
maken uit bestaand politicologisch onderzoek naar dit kiesstelsel?
|
25
|
|
100
|
Ligt het niet
meer voor de hand om eerst de effecten van diverse kiesstelsels op
de kansen die deze bieden aan
vrouwen en minderheden in kaart te brengen voordat de
Tweede Kamer een keuze maakt, zodat de deze kansen betrokken
kunnen worden bij de te maken keuze? Is de regering bereid een EER
te laten maken over het (concept) wetsvoorstel? Hoe verhoudt zich
de gekozen volgorde tot de passage op blz. 4 dat een essentiële
voorwaarde voor de effectieve toepassing van een EER is het
inzetten ervan in het eerste begin van het beleidsproces?
|
25
|
|
101
|
Wanneer komt de
regering met voorstellen om het zwangerschaps- en bevallingsverlof
voor politieke ambtsdragers te regelen? Wordt ook meteen het
ouderschapsverlof voor politieke ambtsdragers (zowel mannelijke
als vrouwelijke) bij deze regeling betrokken? ? Denkt de regering
bij dit verlof aan vervanging, stemoverdracht of aan andere
opties? Worden er ook mogelijkheden geschapen om de verlofgangers
te laten vervangen?
|
26
|
|
102
|
Welke
streefcijfers hanteert de regering ten aanzien van het streven
meer vrouwen in de top van (non-) profitorganisaties te krijgen?
Kunnen de diverse in dit verband genoemde initiatieven in meetbare
doelen geformuleerd worden?
|
26
|
|
103
|
Werken TopLink en
Opportunity in Bedrijf vraaggericht of zijn zij zelf actief in het
benaderen en adviseren van bedrijven, organisaties en
instellingen?
|
27
|
|
104
|
Op welke termijn
zal Opportunity in Bedrijf zich ontwikkeld moeten hebben als een
zelfstandig commercieel bedrijf? Is er een streefdatum
afgesproken?
|
27
|
|
105
|
Op welke vormen
van ondersteuning van individuele bedrijven en organisaties wordt
gedoeld? Hoe zal worden voorkomen dat oneigenlijke concurrentie
plaatsvindt ten opzichte van reeds bestaande commerciële
ondernemingen die individuele bedrijven kunnen en willen
ondersteunen in deze?
|
27
|
|
106
|
Hoe wordt bereikt
dat het eenmaal ontwikkelde coachingsmodel ook daadwerkelijk
gebruikt zal gaan worden in bedrijven?
|
28
|
|
107
|
Kunnen gerichte
strategische advisering en maatwerk op bedrijfsniveau niet reeds
in Nederland in de praktijk gebracht worden, gezien de ervaringen
in verschillende landen?
|
29
|
|
108
|
Zijn er
mogelijkheden tot telewerken op het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid?
|
29
|
|
109
|
Hoe groot is het
percentage ambtenaren op het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid met een kleine deeltijdbaan van minder dan 28 uur?
Hoe groot is het percentage ambtenaren met een deeltijdbaan van
minder dan 28 uur bij de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
|
29
|
|
110
|
Heeft de regering
inzicht in de effecten van de invoering van de nieuwe
Vreemdelingenwet op de positie van vrouwen? Zo niet, is de
regering bereid een monitoringsysteem hiervoor in te richten?
|
30
|
|
111
|
In hoeverre is de
afhankelijke verblijfsvergunning voor vrouwen bepalend voor het
emancipatiebeleid? Bestaat er inzicht in de gevolgen van de
afhankelijke verblijfsvergunning voor het emancipatoire proces van
vrouwen? Zo nee, is de regering bereid hiernaar onderzoek te doen?
|
30
|
|
112
|
Op welke wijze
wordt de bescherming van vrouwelijke vluchtelingen in Nederland
vorm gegeven wanneer zij het slachtoffer zijn van huiselijk
geweld?
|
30
|
|
113
|
Hoe worden de
knelpunten die vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning
ervaren bij het verbreken van de huwelijksband wegens mishandeling
beoordeeld? Hoe beoordeelt de regering het feit dat mishandeling
niet als zelfstandig criterium geldt voor de beoordeling over
voortgezet verblijf en dat de vrouw in kwestie gedurende de
aanvraagperiode (die gemiddeld twee jaar duurt) niet in aanmerking
komt voor zelfstandige huisvesting? Komt er een zelfstandig
verblijfsrecht voor migranten- en vluchtelingenvrouwen die hiervan
het slachtoffer zijn, ook als zij minder dan drie jaar een relatie
hebben of getrouwd zijn?
|
30
|
|
114
|
Op welke wijze
wordt de expertise van beoordelingsambtenaren van de IND over
vrouwspecifieke schendingen van mensenrechten vergroot en zijn
hier budgetten voor?
|
30
|
|
115
|
Welke conclusies
van de Commissie gelijke behandeling worden vertaald in
regeringsbeleid?
|
31
|
|
116
|
Hoe wordt bereikt
dat het Informatiepunt gelijke behandeling in tegenstelling tot de
Algemene wet gelijke behandeling en de Commissie gelijke
behandeling wel voldoende bekendheid krijgt?
|
31
|
|
117
|
Wat onderscheidt
de nu voorgestelde inventarisatie om te komen tot een
interdepartementaal plan van aanpak ter voorkoming en bestrijding
van geweld tegen vrouwen en meisjes van een eerder gemaakte
dergelijke inventarisatie in opdracht van het ministerie?
|
31
|
|
118
|
Maakt het
bestrijden en voorkomen van besnijdenis van vrouwen ook deel uit
van het beleid inzake bestrijding van geweld tegen vrouwen?
|
31
|
|
119
|
Welke
initiatieven zullen worden genomen om genitale verminking te
voorkomen? Gaat het in dit geval om meisjes én jongens? Met welke
migrantenorganisaties en deskundigen zal overleg gepleegd worden?
Worden ook vrouwenorganisaties bij het overleg betrokken? Op welke
wijze zal de afstemming in beleid ter bestrijding van genitale
verminking tussen de diverse betrokken ministeries verbeterd
worden?
|
31
|
|
120
|
Zijn er
verschillen tussen de non-discriminatiegronden in de Algemene wet
gelijke behandeling, waar het gaat om de bekendheid van de wet en
de Commissie gelijke behandeling? Hoe scoort hierin de bekendheid
op het terrein van sekse-onderscheid?
|
32
|
|
121
|
Waarom is voor de
tweede nationale rapportage slechts gekozen voor een aantal
deelterreinen, met de (beperkte) invalshoek van
gendersensitiviteit van beleid, en niet (zoals bij de
Commissie-Groenman en in lijn met de wettelijke verplichting ter
zake) voor een brede en inhoudelijke rapportage op alle voor het
Vrouwenverdrag relevante beleidsterreinen?
|
32
|
|
122
|
Hoe verhoudt het
Informatiepunt Vrouwenverdrag zich tot het nu aangekondigde
informatiepunt gelijke behandeling? En hoe verhoudt dit
laatstgenoemde informatiepunt zich tot het (algemene)
informatiepunt gelijke behandeling dat de Commissie gelijke
behandeling bezig is uit te werken? Hoe moeten in dit licht de in
de begroting gereserveerde gelden voor een informatiepunt
Vrouwenverdrag worden gezien?
|
33
|
|
123
|
Zijn ook andere
ministeries betrokken geweest bij het besluit de Commissie gelijke
behandeling een bedrijfsplan te doen opstellen voor een
informatiepunt gelijke behandeling?
|
33
|
|
124
|
Op welk moment en
door welke bewindspersonen zal een besluit over oprichting en
financiering van het informatiepunt worden genomen?
|
33
|
|
125
|
Hoe wordt het
gegeven beoordeeld dat de Algemene wet gelijke behandeling en de
nog in voorbereiding zijnde wetgeving gelijke behandeling alleen
betrekking hebben op de verhoudingen tussen burgers onderling,
terwijl het VN-Vrouwenverdrag vrijwel geen horizontale werking
heeft en zich grotendeels richt op de inspannings- en
resultaatsverplichtingen van de overheid? Welke consequenties
heeft dit verschil voor de inhoud van de te geven informatie,
alsmede voor de vraag wie de informatie geeft (al dan niet een
overheidsinstantie of overheidsstichting), voor de wijze waarop
wordt gewerkt en de doelgroepen/deelgroepen tot wie de informatie
zich richt?
|
33
|
|
126
|
Op welke wijze
zal worden voorkomen dat een nieuw op te richten en door de
overheid gefinancierd informatiepunt hetzelfde werk zal doen als
het Clara Wichman Instituut, Equality, het COC, Het Landelijke
Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, emancipatie.nl.
het Bureau Leeftijddiscriminatie bijeengebrachte kennis,
expertise, contacten en netwerken inzake het Vrouwenverdrag?
|
33
|
|
127
|
In overleg en
samenwerking met de betrokken NGO’s wordt voor het
Informatiepunt een communicatieplan opgesteld. Betekent dit dat de
expertisecentra niet worden betrokken bij overleg en samenwerking?
Met welke NGO's zal worden overlegt en samengewerkt?
|
33
|
|
128
|
Het
Informatiepunt gelijke behandeling zal “in elk geval”
informatie verstrekken over gelijke behandeling van mannen en
vrouwen in het algemeen en het VN-vrouwenverdrag in het bijzonder.
Wat betekent “in elk geval” hier, waarover zal het dan nog
meer informatie verstrekken?
|
33
|
|
129
|
Ligt er onderzoek
ten grondslag aan het plan om alle vormen van discriminatie bij
het Informatiepunt gelijke behandeling onder te brengen? Zo ja,
kan de Kamer daarover beschikken? Zo nee, op basis waarvan wordt
overwogen alle discriminatiegronden bij het Informatiepunt onder
te brengen?
|
33
|
|
130
|
Is het opportuun
om alle vormen van discriminatie bij het Informatiepunt gelijke
behandeling onder te brengen, nu er tussen deze vormen onderling
grote verschillen bestaan in maatschappelijke en juridische
ontwikkeling?
|
33
|
|
131
|
Wat is de aard en
strekking van de reacties van de NGO's die zich specialiseren in
één specifieke discriminatiegrond als leeftijd, handicap,
seksuele voorkeur en burgerlijke staat? Kan de Kamer over deze
reacties beschikken? Wat gaat de regering met deze reacties doen?
Op welke wijze worden deze NGO's betrokken bij verdere
ontwikkeling van het Informatiepunt gelijke behandeling?
Kan een reactie
worden gegeven op de voornaamste kritiekpunten van Equality (brief
28 september 2000) op het bedrijfsplan van het Informatiepunt
gelijke behandeling?
|
33
|
|
132
|
Welke stappen
gaat de regering ondernemen om seksespecifieke vervolging en
geweld te erkennen als grond voor het verlenen van een
vluchtelingenstatus en van asiel en wanneer?
|
34
|
|
133
|
Hoe groot is de
stijging van het aantal abortussen onder respectievelijk
autochtone en allochtone tienermeisjes?
|
34
|
|
134
|
Wanneer kan de
Nederlandse inzet bij het vijfde communautaire actieprogramma
precies worden verwacht en welke streefcijfers en doelen gaat
Nederland voorstellen bij het stimuleren van het combineren van
arbeid en zorg en bij de gendermainstreaming binnen Europa?
|
36
|
|
135
|
Zijn er nog
andere manieren waarop de regering de naleving van mensenrechten
van vrouwen gaat bevorderen, anders dan door uitwisseling van
informatie? Zo ja, hoe gaat zij dat doen?
|
36
|
|
136
|
Welke concrete
stappen worden in nationaal en europees verband gezet om een einde
te maken aan de ongelijkheid in beloning tussen mannen en vrouwen?
|
36
|
|
137
|
Welke projecten
zullen worden uitgevoerd in het kader van het Europese
structuurfondsen ter bevordering van de gelijke behandeling van
mannen en vrouwen?
|
36
|
|
138
|
Hoe zal in zowel
Europa als Nederland vorm worden gegeven aan gendermainstreaming
binnen de ICT? Worden commissies en projectgroepen op ICT-gebied
beoordeeld op hun samenstelling naar gender en etniciteit en hun
voorstellen op gendermainstreaming?
|
38
|
|
139
|
Hoe is het met de
voortgang van het aanstellen van een nationaal rapporteur
vrouwenhandel?
|
41
|
|
140
|
Hoe groot is de
stijging van het aantal tienerzwangerschappen onder
respectievelijk autochone en allochtone meisjes?
|
47
|
|