CONCLUSIES
EN AANBEVELINGEN UIT:
Tijdelijke
Expertisecommissie Emancipatie in het Nieuwe Adviesstelsel (TECENA):
Emancipatie in de hoofdstroom. TECENA's rapportage van het onderzoek
naar de effectiviteit van de departementale taakstellingen emancipatie
voor het proces van duurzame integratie.
Den Haag, TECENA, december 2000. Te bestellen via de Informatietelefoon
van het Ministerie van SZW, 0800- 9051, fax 070 - 333 6655 of per
e-mail: info@minszw.nl .
5. CONCLUSIES EN
AANBEVELINGEN
5.1 Algemeen
In de departementale
integratieprocessen begint de laatste tijd meer dynamiek en meer elan
zichtbaar te worden. Op een aantal departementen vertaalt zich dat al in
een hernieuwde zoektocht naar de actuele verbindingen tussen de
emancipatiedoelstellingen en de departementale beleidsterreinen. Daaraan
gekoppeld wordt gezocht naar een meer effectieve inzet van middelen,
methodieken en structuren.
Andere departementen zijn meer gereserveerd. Ze zijn (wellicht) nog
onvoldoende overtuigd van de meerwaarde die zichtbare en herkenbare
integratie van emancipatieaspecten oplevert voor de kwaliteit en
effectiviteit van het beleid.
Het instrument van departementale taakstellingen is zeker een stimulans
voor het aanjagen van de departementale integratieprocessen. De
taakstellingen stimuleren in de huidige opzet en uitwerking echter vooral
daar, waar al een draagvlak voor duurzame integratie bestond. Waar dat
minder het geval is, vormen ze veeleer een concrete aanvulling op de
emancipatieactiviteiten, het emancipatiebeleid zoals dat op het
departement reeds werd uitgevoerd.
Politiek
commitment en eigen verantwoordelijkheid van departementen: maatwerk
TECENA herhaalt wat zij ook in
haar Eindrapportage Een wereld
te winnen al stelde: een primaire voorwaarde voor het
(wel)slagen van departementale integratieprocessen is een breed gedragen politiek
commitment. Politiek commitment van de betrokken bewindspersonen,
maar ook politiek commitment vanuit het kabinet en het parlement.
Het recente initiatief van de vaste Kamercommissie SZW om de
verantwoordelijke bewindspersonen uit te nodigen voor (algemeen) overleg
over de taakstellingen emancipatie en - in het verlengde daarvan - het
departementale emancipatiebeleid is een goed voorbeeld van stimulerende
aandacht. Ook maatschappelijke organisaties en instituties kunnen een
actieve rol vervullen in het bevorderen van de emancipatiekwaliteit van
beleidsproducten.
De eigen
verantwoordelijkheid van departementen voor het verankeren van duurzame
integratie in de eigen organisatie is van cruciaal belang. Het gaat,
inhoudelijk en in termen van organisatie, om maatwerk. Het wat en
het hoe hangt af van de departementale organisatie als zodanig,
de departementale cultuur en ook de aard van de beleidsterreinen. De
ijkpunten die TECENA heeft ontwikkeld, geven aan, aan welke elementen
moet worden voldaan. Departementen moeten, mede afhankelijk van de
fase waarin zij verkeren, zelf bepalen wat de optimale balans is, welke
ijkpunten bijvoorbeeld versterking behoeven om een adequate
emancipatiekwaliteit van de beleidsproducten te garanderen. Met de
politieke eindcontrole als ultieme beoordeling.
De vraag hoe, vanuit interdepartementaal (coördinerend) perspectief, deze
departementale processen te stimuleren, moet ook vanuit deze achtergrond
een antwoord vinden. Ook hier is geen standaardantwoord voor handen, maar
zal vooral naar maatwerk moeten worden gezocht. Dat stelt hoge eisen aan
het kabinet als geheel, en aan de coördinerend bewindspersoon in het
bijzonder.
Gemeenschappelijke
kenmerken
Maatwerk is essentieel. Dat
neemt niet weg dat er ook gemeenschappelijke kenmerken zijn, die haperingen
veroorzaken in de departementale integratieprocessen.
Vanuit het perspectief van de departementen ligt er vooral de uitdaging actuele verbindingen te leggen tussen (het fundamentele
niveau van) emancipatieaspecten en de departementale beleidsterreinen. Met
de nieuwe concepten van bijvoorbeeld reorganisatie van arbeid en zorg,
dagindeling, diversiteit - mede als antwoord op de huidige
vaak één-dimensionele standaarden -, verscheidenheid aan leef- en
werkpatronen met daaraan gekoppeld verschuivende wensen en behoeften in
mobiliteit, diversiteit in levensloop, nieuwe kansen vanuit de
ICT-ontwikkelingen voor bijvoorbeeld invulling van burgerschap,
liggen er tal van inhoudelijke aanknopingspunten. Aanknopingspunten
die soms beleidsoverstijgend zijn en zich goed lenen voor
informatie-uitwisseling, afstemming en andere vormen van te initiëren
samenwerking tussen departementen.
De gemeenschappelijke kenmerken bieden ook aanknopingspunten voor
stimulansen vanuit interdepartementaal, coördinerend perspectief. Die
hoeven niet beperkt te blijven tot de goed in de interdepartementale
structuur ingebedde taakstellingen, maar zouden samen moeten gaan met
versterking van interdepartementale functies van algemene
informatie-uitwisseling, bespreking van good practices, afstemming
en gezamenlijke evaluaties. Ook rondganggesprekken, het aanbieden van
praktische ondersteuning - mits goed afgestemd op de specifieke
wensen en behoeften van de vragende departementen - maken
deel uit van een samenhangende, strategische inzet van coördinerende
stimulansen.
Monitoren en
stimuleren van de voortgang: een externe commissie van genderdeskundigen
Ofschoon een zeker optimisme over
de voortgang van departementale integratieprocessen gerechtvaardigd is,
kan het proces vooralsnog fragiel genoemd worden. De ontwikkelingen zijn immers van
betrekkelijk recente datum, en er bestaat een vrij groot verschil tussen de departementen. Monitoren en stimuleren van de
integratieprocessen is bepaald niet overbodig maar juist dringend gewenst.
Voor de uitoefening van deze taak denkt TECENA met name aan een externe
commissie van genderdeskundigen. Een belangrijke meerwaarde van het
inschakelen van externe genderdeskundigheid ligt immers hierin, dat deze
deskundigen geen inhoudelijk
belang vertegenwoordigen bij de - mede politiek bepaalde - uitkomsten van
de beleidsontwikkeling. De eigen taak, deskundigheid en
verantwoordelijkheid van departementen (en adviesraden) blijft, aldus
TECENA in haar eindrapportage Een
wereld te winnen, centraal staan.
Mede tegen deze
achtergrond adviseert TECENA, in aansluiting op haar aanbeveling in
genoemde eindrapportage, een (kleine) commissie van externe
genderdeskundigen in te stellen die het verder zoeken naar de
inhoudelijke verbindingen tussen emancipatieaspecten en beleidsterreinen
stimuleert - ook in het adviesstelsel - en de voortgang van de
integratieprocessen monitort. Wat het monitoren betreft, is een twee-
of driejaarlijkse lichte vorm van visitatie een uitstekend instrument
gebleken. Ook vanuit veel departementen zelf blijkt de idee van lichte
visitatie als een adequate stimulans te worden beschouwd.
5.2. Aanbevelingen
Aan de
departementen
-
zorgen
voor een adequate emancipatie-infrastructuur die in ieder geval
voldoet aan de 6 ijkpunten, en die opnemen in het organogram van het
departement;
-
zorgen
- in samenspraak met het betrokken adviescollege - voor
geactualiseerde analyses op hoofdlijnen op de eigen beleidsterreinen,
waarin de inhoudelijke verbindingen tussen de emancipatiedimensies
en de eigen beleidsterreinen worden aangeduid. Deze dienen als algemeen
referentiekader bij de bepaling of in concrete beleidsdossiers
aanleiding bestaat om aandacht aan emancipatieaspecten te besteden;
-
tijdig
identificeren van mogelijke emancipatieaspecten in de ontwikkeling van
middellange- en lange- termijnbeleid, bijvoorbeeld met behulp van
informele (brainstorm)bijeenkomsten met interne en externe genderdeskundigen (pro-actieve opstelling);
-
in
kaart brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een quick scan, van de
bestaande genderdeskundigheid in de departementen, alsmede de
behoefte daaraan en de mogelijkheden om de witte en grijze
plekken in de gender-deskundigheid op te vullen;
-
zorgen
dat op de departementale intrasites de basisinformatie over
emancipatieaspecten en de organisatie van het departementaal
integratieproces toegankelijk
wordt. Daarbij gaat het om structuur en toedeling van
verantwoordelijkheid, maar ook om de genoemde hoofdlijnenanalyses,
actuele en voor het emancipatiebeleid relevante informatie met kerncijfers, kernanalyses,
onderzoeksprogrammering en recent onderzoek - binnen en buiten het
departement - , alsmede externe bronnen van cijfers, analyses en te
raadplegen genderdeskundigen;
-
opstellen
van een lijst van integratie-instrumenten die, alleen of in
combinatie, het meest geschikt en geëigend lijken voor gebruik en
toepassing op de eigen beleidsterreinen;
-
overleggen,
liefst ook via de interdepartementale kanalen, over een meer
systematisch en strategisch gebruik van integratie-instrumenten;
-
jaarlijks
of tweejaarlijks rapporteren aan de Tweede Kamer over de voortgang (en
de knelpunten) van het departementaal integratieproces;
Aan
het kabinet
(in het bijzonder de coördinerend bewindspersoon emancipatiebeleid)
-
bevestigen van het
belang van de zes ijkpunten voor de organisatie van duurzame
integratie;
-
opnemen in de
opdracht aan de voorgenomen Interdepartementale werkgroep
van coördinerende instrumenten die voldoende differentiëren naar de
specifieke situatie op de onderscheiden departementen.
-
onderzoek entameren
naar een effectief en strategisch gebruik van integratie-instrumenten
ten behoeve van de departementen;
-
versterken en upgraden
van de interdepartementale emancipatiestructuur, in het
bijzonder de ICE, met name door:
-
de
functie van interdepartementale uitwisseling van informatie en good
practices te benadrukken;
-
de
taakstellingen emancipatie gezamenlijk, interdepartementaal,
te evalueren;
-
de
inhoudelijke ontwikkeling van nieuwe, toekomstgerichte
beleidsoverstijgende thema's uitdrukkelijk aan de ICE te koppelen;
-
de
ICE adequate ambtelijke ondersteuning te bieden;
-
instellen van gemengde
commissies (externe deskundigen met ambtenaren van
betrokken departementen), gekoppeld aan de ICE, die nieuwe,
toekomstgerichte, beleidsoverstijgende thema's exploreren en zo
mogelijk operationaliseren voor toepassing in concrete beleidsdossiers
;
-
instellen van een
commissie van externe, onafhankelijke genderdeskundigen in die de
voortgang van de departementale processen van duurzame integratie
monitort en stimuleert, onder andere door een twee- of driejaarlijkse
lichte vorm visitatie (zelfevaluatie, gevolgd door een gesprek met de
ambtelijke leiding) uit te voeren en hierover breed te rapporteren.
AAN HET
PARLEMENT
-
aanspreken van de
bewindspersonen op hun politieke wil en bereidheid om in het kader van
duurzame integratie van emancipatieaspecten de organisatie van dit
proces - met inachtneming van de genoemde ijkpunten - te versterken,
en regelmatig overleggen over de voortgang daarin;
-
bespreken van de
eerder genoemde hoofdlijnenanalyses op de verschillende
beleidsterreinen.
|