Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 99/164
28  september 1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Staatssecretaris Verstand stuurt kabinetsstandpunt ‘Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg’ naar Tweede Kamer
Werknemers krijgen een wettelijk recht op maximaal tien dagen zorgverlof per jaar. Tijdens dit verlof wordt zeventig procent van het loon doorbetaald. Werkgevers krijgen voor de helft van de kosten een financiële compensatie van de overheid door een verlaging van de overhevelingstoeslag. Werknemers kunnen jaarlijks 10 procent van hun bruto jaarsalaris opsparen voor het opnemen van verlof. Sparen is mogelijk in geld en in tijd (verlofdagen). Er mag voor maximaal een jaar verlof worden gespaard. Voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen jonger dan 5 jaar wordt een gedeeltelijke arbeidsplicht ingevoerd. De gemeenten hebben de bevoegdheid om ontheffing te verlenen, afhankelijk van individuele omstandigheden, zoals huiselijke omstandigheden of kinderopvangmogelijkheden.

Dit staat in het kabinetsstandpunt over de discussienota ‘Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg’, dat staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De discussienota bevatte voorstellen voor het vastleggen, uitbreiden en flexibiliseren van verlofregelingen met als doel de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken. Diverse organisaties en instanties hebben advies uitgebracht over de discussienota. Ook is de nota in de Tweede Kamer besproken.

De voorstellen uit het kabinetsstandpunt zullen deels worden opgenomen in een nieuwe Wet arbeid en zorg, waarin alle bestaande en nieuwe verlofregelingen worden gebundeld en op elkaar afgestemd. De Wet arbeid en zorg bestaat uit verschillende delen en zal in fasen tot stand komen. Het eerste deel is de Wet aanpassing arbeidsduur, die eind vorig jaar bij het parlement is ingediend. Dit wetsvoorstel geeft werknemers onder voorwaarden het recht hun arbeidsduur te verminderen of te vermeerderen. Het tweede deel is een regeling voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor adoptieverlof. Een wetsvoorstel hiervoor is in juli voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Het derde deel bestaat uit wetsvoorstellen voor onder meer het recht op tien dagen betaald zorgverlof per jaar, langerdurend onbetaald zorgverlof, verlofsparen en de gedeeltelijke arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen onder de 5 jaar.

Zorgverlof

Het wettelijk recht op maximaal tien dagen zorgverlof per jaar is een aanvulling op de huidige calamiteitenregeling. Werknemers komen in aanmerking voor het verlof als zij de zorg op zich moeten nemen voor zieke thuiswonende gezinsleden, inclusief de partner. Het recht op zorgverlof is geclausuleerd, dat wil zeggen dat de werkgever de mogelijkheid heeft het verlof te weigeren vanwege een zwaarwegend bedrijfsbelang. De werkgever kan vragen bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat de aanwezigheid thuis van de werknemer noodzakelijk is voor de verzorging van de zieke.

Werkgevers worden wettelijk verplicht om 70 procent van het loon door te betalen, met een minimum gelijk aan het bruto minimumuurloon en een maximum gelijk aan het maximumdagloon, overeenkomstig de regeling bij ziekte. De kosten van het zorgverlof worden geraamd op 370 miljoen gulden per jaar. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat degene die met verlof gaat, wordt vervangen. Werkgevers worden voor de helft van de kosten (185 miljoen) gecompenseerd, waardoor de kosten van het zorgverlof voor circa een derde door de werkgever, voor circa een derde door de werknemer en voor circa een derde door de overheid worden gedragen.

Voor de vormgeving van de compensatie is gekozen voor een verlaging van de overhevelingstoeslag. Deze toeslag wordt door de werkgever aan de werknemer betaald als compensatie voor de Awbz-premie, die wordt ingehouden op het brutoloon van de werknemer. Verlaging van de overhevelingstoeslag heeft een negatief effect op het netto-inkomen van de werknemer. Dit zal worden gecompenseerd. Door te kiezen voor een algemene lastenverlichting voor alle werkgevers wil het kabinet de administratiekosten van de compensatie beperkt houden.

Het kabinet vindt het noodzakelijk om de inkomensvoorziening tijdens het verlof wettelijk vast te leggen. Het ontbreken van een inkomensvoorziening zou te hoge belemmeringen kunnen opwerpen voor het gebruik van zorgverlof. Bovendien heeft de Tweede Kamer tijdens het overleg over de discussienota ‘Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg’ zich door middel van een motie uitgesproken voor een deels publiek gefinancierd zorgverlof. In de discussienota heeft het kabinet aangegeven dat het de sociale partners primair verantwoordelijk acht voor de totstandkoming van afspraken over een (gedeeltelijke) inkomensvoorziening. Naar aanleiding van de adviezen van de sociale partners in de Stichting van de Arbeid, die sterk verdeeld waren, is het kabinet echter van mening dat er niet vanuit gegaan kan worden dat op vrijwillige basis, dus zonder wetgeving, een adequate regeling tot stand zal komen.

De keuze voor een inkomensvoorziening ter hoogte van 70 procent van het brutoloon is gemaakt omdat bij een lagere inkomensvoorziening (bijvoorbeeld 70 of 100 procent van het wettelijk minimumloon) de inkomensachteruitgang een grote belemmering zou zijn om het zorgverlof op te nemen. Ook zullen, naarmate de inkomensvoorziening lager ligt, in de praktijk vooral vrouwen gebruik maken van het zorgverlof. Dit betekent dat een grotere betrokkenheid van mannen bij zorgtaken in het gedrang komt, evenals de toename van de arbeidsdeelname van vrouwen.

Voor de berekening van de kosten is uitgegaan van het gemiddelde gebruik van de zorgverlofregelingen in Duitsland (de Duitse situatie is het best vergelijkbaar met de Nederlandse situatie) en Zweden. Het gemiddelde van beide landen komt uit op gemiddeld 2,3 dag per werknemer per jaar.

Langerdurend onbetaald zorgverlof

Het recht op zorgverlof van maximaal tien dagen per jaar kan bij ernstige ziekte overgaan in een langerdurend onbetaald zorgverlof. Ook dit recht is geclausuleerd: werkgevers kunnen het weigeren op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen. Het langerdurend verlof is, naast de verzorging van thuiswonende gezinsleden, ook bestemd voor de verzorging van ernstig zieke ouders.

Langerdurend zorgverlof kan ook in deeltijd worden opgenomen. Over de lengte van dit verlof zal bij de voorbereiding van het wetsvoorstel worden besloten.

De regeling voor verlofsparen kan worden gebruikt om een inkomensvoorziening te creëren tijdens het verlof. Ook kan gebruik worden gemaakt van de Wet financiering loopbaanonderbreking. Er komt een verkenning naar de mogelijkheden van een betaald langerdurend zorgverlof.

Verlofsparen

De verlofspaarregeling maakt het mogelijk dat jaarlijks maximaal tien procent van het bruto-jaarsalaris wordt opgespaard (in geld of in tijd) voor een langer verlof. Bij sparen in tijd worden de gespaarde verlofuren omgerekend in geld. In totaal mag voor maximaal 12 maanden verlof worden gespaard. De regeling voor verlofsparen kan ook worden gebruikt als een inkomensvoorziening tijdens het zorgverlof. Het is niet toegestaan verlofsparen te gebruiken om eerder met pensioen te gaan.

Aanvankelijk was het de bedoeling om jaarlijks over het gespaarde bedrag de belasting- en premieheffing uit te stellen tot het moment waarop het verlof wordt opgenomen. Naar aanleiding van een advies van de Stichting van de Arbeid heeft het kabinet besloten om dit systeem alleen toe te passen voor de belastingheffing en de premies volksverzekeringen en niet voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

De premies werknemersverzekeringen worden dus gedurende de periode waarin voor het verlof wordt gespaard, betaald over het volledige salaris. Het verlofsparen leidt zo niet tot een aantasting van de verzekeringsdekking tijdens de spaarperiode.

Als de werknemer met verlof gaat worden geen premies werknemersverzekeringen betaald. De verzekeringen gaan echter direct weer in op het moment dat het verlof wordt beëindigd, zodat de verlofganger geen nadelige gevolgen hiervan ondervindt.

Uitkeringsgerechtigden

Voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar wordt een gedeeltelijke arbeidsplicht ingevoerd, dat wil zeggen de plicht om te solliciteren en werk of scholing te aanvaarden. Nu is het zo dat alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen tot 5 jaar geen arbeidsplicht hebben en alleenstaande ouders met kinderen ouder dan vijf jaar een volledige arbeidsplicht. Het kabinet vindt dat alles in het werk moet worden gesteld om de kans van alleenstaande ouders in de bijstand op (her)intrede op de arbeidsmarkt zo groot mogelijk te laten zijn en investeert hier op verschillende manieren in. Zo worden de kinderopvangmogelijkheden sterk uitgebreid, kunnen gemeenten een beroep doen op de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders in de bijstand en komt er bijvoorbeeld een recht op betaald kortdurend zorgverlof.

De gemeente moet bij de vraag in hoeverre een alleenstaande ouder een (gedeeltelijke) arbeidsverplichting kan worden opgelegd het belang te betrekken van de kinderen en hun behoefte aan zorg en aanwezigheid van de ouder. Daarnaast moet de gemeente nadrukkelijk oog hebben voor de ‘arbeidsmarktbelangen’ van de alleenstaande ouder. Gemeenten zullen dus maatwerk moeten bieden.

Het kabinet vindt het van belang dat ook alleenstaande ouders van kinderen jonger dan 5 jaar een band met de arbeidsmarkt behouden. Immers als een grote afstand tot de arbeidsmarkt ontstaat, dreigen deze ouders tot in lengte van jaren op het sociaal minimum aangewezen te blijven. Het kabinet stelt voor alleenstaande ouders van kinderen tot 5 jaar een arbeidsverplichting van 24 uur per week voor. Het kan daarbij gaan om werk of scholing. In de Algemene bijstandswet zal worden vastgelegd dat gemeenten hiervan in individuele gevallen kunnen afwijken. Aan gemeenten wordt zo de ruimte geboden om de individuele omstandigheden, zoals huiselijke omstandigheden en kinderopvangmogelijkheden, te betrekken bij de afweging in hoeverre een arbeidsverplichting kan worden opgelegd.

Het kabinet vindt het verder van belang een tijdelijke regeling te treffen voor de financiering van kinderopvang van WW- of WAO-uitkeringsgerechtigden die scholing volgen of andere reïntegratie-activiteiten ondernemen. Aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) is gevraagd of het wenselijk is om het Lisv de

mogelijkheid te geven om kinderopvang voor WW-ers en WAO-ers te financieren uit het fonds Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten en het Algemeen werkloosheidsfonds. Het Lisv meent dat een dergelijke regeling in voorkomende gevallen een belemmering voor reïntegratie kan wegnemen. Het Lisv verwacht dat het niet om grote aantallen uitkeringsgerechtigden zal gaan en vraagt om een eenvoudig uitvoerbare regeling. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk deze regeling vormgeven. Daarbij is een uitgangspunt dat de werkgever van de werkende partner een bijdrage levert aan de kinderopvang.

Kraamverlof

Het kabinet handhaaft het voorstel uit de discussienota om de partner het wettelijk recht te geven op twee dagen betaald kraamverlof. Het kabinet is van mening dat partners in alle situaties de gelegenheid moeten hebben om rond de geboorte van het kind twee dagen vrij te hebben.

Flexibilisering ouderschapsverlof

Het wordt mogelijk om het ouderschapsverlof op te splitsen in ten hoogste drie delen. Ouders kunnen dan het verlof opnemen op momenten die hen het beste schikken en wanneer de behoefte het grootst is. De werkgever krijgt de mogelijkheid zich tegen het splitsen van het verlof te verzetten op grond van een zwaarwegend bedrijfsbelang. Het kabinet heeft naar aanleiding van de adviezen besloten om af te zien van de mogelijkheid het zwangerschaps- en bevallingsverlof in twee delen op te nemen.

Pensioenpositie tijdens het verlof

Het kabinet handhaaft het voornemen om een wetgevingstraject voor te bereiden dat deelnemers in pensioenregelingen het recht geeft om tijdens (onbetaald) verlof de risicodekking van overlijden en arbeidsongeschiktheid voort te zetten. Verder komt er een verkenning naar de mogelijkheid van een wettelijk recht op vrijwillige voortzetting van de premiebetaling voor het ouderdomspensioen tijdens de verlofperiode.

Pleegouders

Een besluit over het openstellen van verlofregelingen voor pleegouders wordt aangehouden totdat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een vernieuwingstraject heeft afgerond rond de pleegzorg. In dit project wordt de bestaande inrichting van de pleegzorg integraal onder de loep genomen.