Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 99/162
28  september 1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Staatssecretaris Verstand blij met proefprojecten dagindeling
Staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verwacht veel van de 32 proefprojecten die beogen het combineren van werk met zorgtaken beter mogelijk te maken. "Het zijn veelbelovende en vaak ook originele projecten," oordeelde mevrouw Verstand over de voorstellen die in de eerste tranche zijn goedgekeurd en die op subsidie kunnen rekenen.

Het gaat om experimenten op het gebied van onderwijs en opvang, vervoer en ruimtelijke ordening, persoonlijke dienstverlening en een betere balans tussen werk en privéleven.

De staatssecretaris wees er in een toespraak voor de Vrouwenbond FNV op 28 september 1999 in Utrecht op dat vrouwen met kinderen graag blijven werken als de werkgever maar voldoende investeert in de kwaliteit van het werk.

 

Toespraak door staatssecretaris mr. A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de themadag van de Vrouwenbond FNV op

28 september 1999 in Utrecht.

Wat mij betreft hebt u midden in de roos geschoten met de keuze van het thema van deze bijeenkomst: ‘In iedere wijk een kinderplaza’. Want daar moeten we natuurlijk naar toe. Misschien niet letterlijk. Maar we moeten wel hard werken aan de oplossing van het probleem van de combinatie van zorg en arbeid. Want zo lang die kinderplaza voor iedere wijk er nog niet is, moeten ouders zich vaak in alle mogelijke bochten wringen om de zorgtaken te combineren met hun werk.

Inderdaad, voor veel ouders is het hollen en draven. Kinderen naar de crèche of de school brengen. Ze weer ophalen. Naar de balletles met het ene en naar het voetbalveld met het andere kind. Naar de tandarts, de afspraak met de kapper niet vergeten, vlug de boodschappen doen. Het zijn vaak precisie-operaties, waarbij er niets tegen mag zitten of het schema loopt in het honderd - met alle stress van dien.

Was dat vroeger beter? Ik denk het niet. Wel anders. Gezinnen waren doorgaans groter en het doen van het huishouden kostte veel meer tijd dan nu. Er waren weinig vrouwen met een betaalde baan. Daar hadden ze geen tijd voor.

Nu heeft meer dan de helft van de vrouwen, 54%, betaald werk. En dat aantal zal toenemen. Dat willen we ook, want we vinden dat vrouwen op eigen benen moeten staan, economisch zelfstandig moeten zijn. Maar zover zijn we nog niet.

Was het maar waar. Als we ervan uitgaan dat er sprake is van economisch zelfstandigheid als iemand meer verdient dan 70% van het minimumloon, dan is van de werkende vrouwen met kinderen onder de twaalf jaar maar één op de vijf vrouwen economisch zelfstandig. Van de werkende vrouwen zonder kinderen zijn er twee van de drie economisch zelfstandig.

Het zal u niet verbazen dat vooral vrouwen met een hogere opleiding blijven werken na de geboorte van hun kind: 85%. Van de laagstopgeleide vrouwen blijft maar een kwart werken nadat ze moeder zijn geworden.

Zouden ze niet anders willen?

Uit onderzoeken blijkt dat de meeste vrouwen wel degelijk graag blijven werken. Kan het dan anders? Ja, maar dan wel met een nieuw evenwicht tussen hun werk en andere taken.

Er ligt dus een enorm potentieel aan arbeidsaanbod dat niet wordt gebruikt. Als ik dan tegelijk zie dat er alleen al in het midden- en kleinbedrijf tachtigduizend vacatures zijn, dan vraag ik me wel eens af of werkgevers zich altijd voldoende inspannen om het werken van vrouwen met kinderen aantrekkelijk te maken.

We weten dat veel laaggeschoolde vrouwen als ze kinderen hebben gekregen best willen blijven werken. Als de werkgever maar investeert in de kwaliteit van het werk. Goede arbeidsvoorwaarden, goede arbeidsomstandigheden en mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren; daar gaat het dan om.

Dat blijkt uit een onderzoek dat we hebben laten doen naar de positie van laagbetaalde vrouwen in het bedrijfsleven. De vrouwen die door blijven werken doen dat omdat ze prijs stellen op de zekerheid van een vaste baan en een inkomen. Ze worden gestimuleerd te blijven werken als ze een redelijke mate van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid hebben en in hun werk met respect worden bejegend.

Het rapport van eind juni waar dat allemaal in staat heet ‘Investeren in kwaliteit loont’. Ik denk dat het heel nuttig is als werkgevers die klagen dat ze moeite hebben met het vasthouden of vinden van personeel dat rapport eens aandachtig lezen.

Werkgevers kunnen dus veel doen om vrouwen op een prettige manier aan het werken te houden. En ook de overheid levert haar bijdrage. We zijn de discussie aangegaan met de samenleving over de combinatie van arbeid en zorg. Niet meer over de vraag of arbeid en zorg gecombineerd moeten kunnen worden, wel over de rolverdeling. Wat kan de overheid doen? Waar liggen verantwoordelijkheden voor de sociale partners?

Het onderwerp leeft. Er is volop discussie, in de politiek en in de samenleving. Om die discussie in goede banen te leiden en om tot praktische oplossingen te komen voor de alledaagse combinatieproblemen, heb ik in het voorjaar de Stuurgroep Dagindeling geïnstalleerd. Die is voortvarend aan de slag gegaan met de Stimuleringsregeling Dagindeling. Op zoek naar nieuw, creatief beleid, naar nieuwe initiatieven, naar praktische oplossingen.

Ik kan u nu, een half jaar na de installatie van de stuurgroep, tot mijn voldoening melden dat er niet minder dan 87 voorstellen voor experimenten bij de stuurgroep zijn binnengekomen. Goed doordachte voorstellen. Van die voorstellen hebben we er in de eerste tranche 32 goedgekeurd.

Vandaag maken we de lijst openbaar van de 32 projecten die in aanmerking komen voor subsidie. Het zijn stuk voor stuk veelbelovende en vaak ook originele projecten. Deze proefprojecten geven blijk van veel inventiviteit in de samenleving en van de bereidheid om heel concreet aan de slag te gaan om de participatie van burgers in economische verbanden te verhogen.

Het gaat om experimenten op het gebied van onderwijs en opvang, op het terrein van vervoer en ruimtelijke ordening. Maar er zijn ook voorstellen voor projecten in de sfeer van persoonlijke dienstverlening en experimenten die bedoeld zijn om tot een betere balans te komen tussen werk en privéleven.

Er komen experimenten met de samenwerking tussen scholen en organisaties voor welzijn en opvang. We hebben het dan over zogenaamde brede scholen, waarbij naast aandacht voor de activiteiten van de kinderen, ook rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die ouders hebben of juist niet hebben om arbeid en zorg te combineren. Dat kan door een combinatie van school, opvang voor en na schooltijd en vrije tijdsactiviteiten van kinderen, zoals voetbal, zwemles of de muziekschool, en ook het vervoer daarnaar toe.

De samenwerking tussen scholen en buitenschoolse voorzieningen vormt ook de hoofdmoot van een project voor het professionaliseren van het overblijven op de basisschool. Bij dat experiment wordt gekeken wat voor soort problemen en belemmeringen de kop opsteken bij het overblijven. En natuurlijk komen er dan voorstellen om die belemmeringen weg te nemen.

Ik zei het zojuist al, in de verdeling van taken tussen ouders komt het merendeel van de zorg nog steeds voor rekening van de vrouwen. Dat blijkt als een kind ziek wordt. Dan is het meestal de moeder die het zo moet zien te plooien dat ze weg kan van haar werk. Halsoverkop naar de kinderopvang om het zieke kind op te halen.

We hebben een project goedgekeurd dat verschillende ideeën gaat uitwerken voor de opvang van zieke kinderen. In een grote stad gaan we ervaring opdoen met een ziekenboeg in een grote instelling voor kinderopvang. In kleinere plaatsen is zo’n ziekenboeg waarschijnlijk niet haalbaar. Maar daar wordt onderzocht of het probleem kan worden opgelost met de hulp van een ‘leidster-aan-huis-constructie’; ook een interessante gedachte.

Een interessant project is dat van het zorgknooppunt op een strategische, goed bereikbare plaats waarin voorzieningen als kinderopvang worden gebundeld met bijvoorbeeld een boodschappenloket en een stomerij. Het zorgknooppunt moet de mogelijkheid bieden de tijdsdruk van taakcombineerders te verminderen. Minder hollen en draven, minder afhankelijk van files en open bruggen.

 

Het platteland met zijn kleinschalige voorzieningen, grote afstanden en vaak weinig openbaar vervoer, stelt ons voor de grootste combinatieproblemen. Zeker als we ons realiseren dat de laatste jaren steeds meer vrouwen uit de kleine kernen gaan werken. Daarom ben ik blij dat er relatief veel aanvragen bij het projectbureau binnen zijn gekomen voor dagindelingsprojecten op het platteland. Bijvoorbeeld om het vervoer van kinderen naar school en vrije tijdsvoorzieningen te combineren met gehandicaptenvervoer, vervoer van ouderen en andere bestaande vormen van vervoer.

Ik denk ook aan het voorstel in een aantal dorpen servicecentra in te richten, die een verscheidenheid aan diensten bieden: flexibele kinderopvang, huisoppas tijdens de vakantie, boodschappenservice, herstelwerkzaamheden, honden uitlaten, maaltijdservice, schoonmaakwerkzaamheden in het kader van het witte-werkster- project. Sommige van die centra zullen worden geëxploiteerd door dorpshuizen, andere door particuliere ondernemers. De ervaringen die met de verschillende projecten worden opgedaan kunnen na het experiment worden gebruikt om andere dorpen van advies te dienen.

Speciale aandacht is er in één van de projecten voor de positie van de vrouwen in de agrarische sector. Zij zijn vaak mede-ondernemer in het bedrijf van hun partner en moeten het werk dat daaraan vastzit combineren met zorgtaken. Dat lossen die vrouwen tot nu toe vooral op door elkaar te helpen met het wegbrengen of opvangen van de kinderen. Op zich is dat natuurlijk prima, die vorm van burenhulp. Maar we moeten toch kijken hoe we ook voor de mensen in de agrarische sector professionele diensten op kunnen zetten.

Maar hoe goed we onze zaken ook regelen met de kinderopvang, met het uitbesteden en met het verdelen van taken, dan nog blijft het zaak ervoor te zorgen dat het werk niet onevenredig en onnodig veel tijd opslokt. Veel bedrijven en instellingen gaan nog te vaak uit van de traditionele mannelijke werknemer voor wie ‘de zaak’ op de eerste plaats komt. Als een vergadering uitloopt, belt hij naar huis om te zeggen dat de aardappelen een half uurtje later opgezet moeten worden. Geen probleem, vroeger. Maar de man of vrouw die na het werk een kind op moet halen bij de crèche, die heeft wel degelijk een heel groot combinatieprobleem. Een probleem dat tot spanningen leidt.

Het is in het belang van arbeidsorganisaties dat ze een open oog hebben voor de behoeften van de moderne, zorgende werknemer. Want als de balans tussen werk en privé niet in evenwicht kan worden gebracht, zal het ziekteverzuim stijgen, worden er meer mensen arbeidsongeschikt en zal de organisatie in de problemen komen bij het werven van nieuw personeel. Arbeidsorganisaties zullen zich aan moeten passen aan de gerechtvaardigde wensen van hun combinerende medewerkers. Arbeidsorganisaties die dat op tijd inzien, hebben de eerste slag in de concurrentiestrijd om gemotiveerde medewerkers alvast gewonnen.

 

Ik ben daarom blij met projecten die gericht zijn op zaken als resultaatgericht werken in plaats van aanwezigheidsgericht. Voor heel veel taken zijn de werknemers van vandaag niet meer afhankelijk van hun vaste werkplek. We hebben niet voor niets draagbare computers en mobiele telefoons. Maar daarnaast moeten we ook werkprocessen zodanig proberen in te richten dat ze combineren beter mogelijk maken. En we moeten vooral alert zijn op het ontwikkelen van nieuwe waarden en normen in bedrijven en instellingen. Het moet heel gewoon worden dat een arbeidsorganisatie rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van haar medewerkers. Positief is dat niet alleen instellingen, maar ook het particuliere bedrijfsleven projecten heeft aangedragen.

Ik ben benieuwd hoe al deze experimenten gaan verlopen. Ik denk dat we er veel van kunnen leren. Wat dat betreft ben ik zeker tevreden over deze eerste tranche van de experimenten dagindeling.

Toch heb ik nog wensen. Ik hoop dat die straks worden vervuld als we de tweede tranche van experimenten goedkeuren. Ik zou graag meer aandacht zien voor de dagindeling in relatie tot ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Zoals projecten om bepaalde vormen van dienstverlening te combineren, wat bijvoorbeeld bij Leidsche Rijn gebeurt. En ik zou blij zijn met voorstellen voor experimenten om allochtonen - en vooral allochtone vrouwen - meer te betrekken bij de dagindeling. En ik vind ook dat het midden- en kleinbedrijf onderbelicht is. Daar zou ik graag voorstellen voor zien.

In iedere wijk een kinderplaza, vindt u als Vrouwenbond FNV. Een uitstekend en een uitdagend initiatief, dat mijn sympathie heeft. Maar we moeten ons wel realiseren dat niet alleen vrouwen hebben te maken met combinatieproblemen. Als het goed is - maar dat is het nu nog niet - kennen mannen evenveel problemen met het combineren van arbeid en zorg als vrouwen.

We moeten nog een flink programma afwerken voordat we onze dagindeling goed hebben geregeld. Het gaat u en mij erom de dwarsverbanden aan te brengen tussen arbeid en zorg, tussen werk en privé. Ik ben er zeker van dat uw inspanningen en de creatieve inzet van de mensen die met de experimenten dagindeling aan de slag gaan ons een flink stuk verder zullen brengen. Op weg naar een samenleving waarin arbeid en zorg beter verdeeld zijn tussen vrouwen en mannen. Want onze samenleving is toe aan nieuwe afspraken.