Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie Persvoorlichting |
Nr. 99/153 14 september 1999 |
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070 - 333 44 33 Telefax 070 - 333 40 30 |
Staatssecretaris Verstand: verkokering dagindeling doorbreken. |
Het ontbreekt in Nederland nog teveel aan een samenhangende en integrale
aanpak om te komen tot een betere dagindeling. Twee miljoen mensen hebben dagelijks
problemen om arbeid en zorg te combineren. Dat wordt steeds meer onderkend, maar er wordt
soms voor oplossingen gekozen die weer andere problemen oproept. Dit stelt staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een toespraak op de landelijke werkconferentie Ideeëndag Dagindeling op 14 september 1999 in Amersfoort. Voorbeelden van de verkokerde aanpak zijn volgens de staatssecretaris de recente discussies over de vierdaagse schoolweek tussen ouders en schoolbesturen en over de vierdaagse werkweek tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. Het ontbreekt hier aan onderlinge afstemming en overleg. Verstand zegt inmiddels aan de Stuurgroep Dagindeling te hebben gevraagd om over de kwestie schooltijden in relatie tot andere maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor taakcombineerders advies uit te brengen.
Toespraak door staatssecretaris mr. A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de landelijke werkconferentie Dagindeling Ideeëndag op 14 september 1999 in Amersfoort. Ik heet u allen van harte welkom op deze ideeëndag voor een betere dagindeling. Het is goed om te ervaren dat de belangstelling voor dit onderwerp groot is. Dat blijkt niet alleen uit de opkomst vandaag, het blijkt ook uit het aantal en de kwaliteit van de experimentele projecten die zijn ingediend in het kader van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling. Laat me, om te beginnen, bij voorbaat eventuele misverstanden uit de weg ruimen. Ik zal vandaag niet bekend maken welke van de tot nu toe ingediende projectvoorstellen voor subsidie in aanmerking komen. Over de eerste ronde van de aanvragen wordt eind deze maand besloten. De inschrijving voor de tweede ronde staat nog open tot 1 november en daarna volgt nog een kans. Vandaag dus geen prijsuitreiking. Integendeel, het is de bedoeling dat we hard aan het werk gaan. Om de gedachten te scherpen waar het bij een nieuwe Dagindeling over gaat. Om de blik te verruimen, om nieuwe ideeën op te doen. En ik hoop dat deze bijeenkomst bijdraagt tot nieuwe interessante projecten voor de volgende rondes. Na mij zal projectleider Els Rienstra u nader informeren over de werkwijze van het projectbureau. Vervolgens komen in workshops de mensen uit de praktijk aan het woord. Waar het mij nu om gaat is het thema Dagindeling nog eens in het bredere perspectief te plaatsen van de maatschappelijke ontwikkelingen en in de context van het kabinetsbeleid. Waar doen we het allemaal voor en waarom? Vorige week sprak minister De Vries, in Tilburg over de omwentelingen die zich voordoen op onze arbeidsmarkt. Eén van die omwentelingen betreft de omslag van de arbeidsmarkt van een 'mannenmarkt' in een arbeidsmarkt van mannen en vrouwen. De deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt is tussen 1975 en 1998 opgelopen 29% tot 54%. Die 'stille revolutie' valt ook terug te zien in de groei van het aantal tweeverdieners. Tussen 1985 en 1997 is het percentage paren dat tweeverdiener is toegenomen van 55% tot 72%. Die omslag- die trouwens nog in volle gang is - heeft de laatste jaren aan de basis gestaan van de toename van de welvaart in ons land. Zou de forse economische groei van de afgelopen jaren denkbaar zijn geweest zonder de bijdrage van de honderdduizenden vrouwen die de arbeidsmarkt zijn ingestroomd? De overgang van een mannenarbeidsmarkt naar een arbeidsmarkt die de kwaliteiten van mannen èn vrouwen benut legt ons dus geen windeieren. Het leidt tot een versterking van de economische structuur en een steviger draagvlak voor onze sociale voorzieningen. Maar het dwingt ook tot ingrijpende aanpassingen in onze samenleving. Want keer op keer moeten we weer vaststellen dat de manier waarop we de samenleving organiseren, in veel opzichten achterblijft bij de snel veranderende economische en maatschappelijke realiteit. We zien aan de ene kant snel veranderende arbeidspatronen en leefstijlen, maar we zien van de andere kant dat we op tal van terreinen nog net doen alsof we in een kostwinnerssamenleving zitten. Of je het nu hebt over de arbeidstijden of de arbeidsverhoudingen, over de voorzieningen voor kinderopvang of over de schooltijden, over de ruimtelijke inrichting van ons land of over het fiscale stelsel, overal zien we knelpunten. En als we die niet voortvarend aanpakken lopen we het risico dat de vooruitgang stagneert. Dat we blijven steken in een anderhalfverdienersmodel, waarin mannen noodgedwongen de kost blijven verdienen en vrouwen zich behelpen met een kleine deeltijdbaan. Of, ernstiger, dat voor de economische winst van een veelzijdiger arbeidsmarkt de prijs moet worden betaald van oplopend maatschappelijk verlies. Maatschappelijk verlies in de vorm van stress en een overbezet bestaan voor de ouders en in de vorm van minder aandacht voor onze kinderen en voor onze omgeving. Ik denk dat het risico van maatschappelijk verlies wordt onderschat. Ouders die beiden hun rol in de groeiende economie spelen, maar tegelijk gejaagd werk en privé aan elkaar moeten koppelen: kinderen uit de crèche halen, boodschappen doen, naar de tandarts, de bibliotheek, ouderavond, balletles, voetbal en ondertussen hopen dat het vandaag meevalt met de files. Stress, ziekteverzuim, aantasting van het gezinsleven. De veelzijdige arbeidsmarkt eist zijn tol. Die tol laat zich nog moeilijk in economische getallen uitdrukken. Maar we weten dat een betere balans tussen werk en privé veel van dat verlies kan voorkomen. Ik wil de zaken niet somberder voorstellen dan ze zijn. In veel opzichten gaat het wel degelijk de goede kant op. Je ziet in personeelsadvertenties in kranten en op de televisie dat bedrijven steeds vaker mensen lokken met andere arbeidsvoorwaarden dan een hoog loon en het vooruitzicht van een snelle carrière. Niet alleen vrouwen, maar ook mannen worden mogelijkheden geboden voor flexibele en kortere werktijden, voor kinderopvang, en mogelijkheden voor opleiding. Niet alleen de lease-auto, maar ook sabbatsverlof mag zich in groeiende populariteit verheugen. En ook de overheid speelt op de nieuwe maatschappelijke behoeften in. De Wet op de aanpassing arbeidsduur (deeltijdwet) is door de Tweede Kamer behandeld. In de Sociale Nota, die volgende week op Prinsjesdag verschijnt, heeft het vraagstuk van de betere combineerbaarheid van arbeid en zorg nog nooit zo uitvoerig en nog nooit zo samenhangend de aandacht gekregen. Kortom er zit beweging in. De combinatie van Arbeid en Zorg, van werk en privé, het zijn vraagstukken die echt léven. Onder de mensen, in bedrijven en in de politiek. Maar toch moet er nog veel gebeuren om dit besef te vertalen in praktische oplossingen. Want het mag dan zo zijn dat er inmiddels twee miljoen mensen zijn die dagelijks problemen ervaren in het combineren van arbeid en zorg, toch zie je nog regelmatig dat er verkokerd wordt gedacht. Dat de oplossing van het ene probleem weer andere problemen oproept. Een aansprekend en actueel voorbeeld daarvan is de kwestie van de vierdaagse schoolweek. Werkende ouders dreigen in de knel te komen doordat hun kinderen plotseling een dag in de week vrij krijgen door de kortere werkweek van de leerkrachten. Het begrijpelijke belang van de school tegenover de organisatorische belangen van ouders en kinderen. Ik begrijp heel goed dat scholen niet het hele probleem van de kinderopvang kunnen oplossen. Ik begrijp ook heel goed dat scholen een probleem hebben om de kortere werkweek van hun leerkrachten in te vullen. Maar ik zie tegelijkertijd dat de oplossing van het ene probleem het andere oproept. Maar wat me wel stoort in de hele discussie is de verkokerde aanpak die eruit bleek, toen ook de werkgevers en werknemers met elkaar de discussie aangingen over de mogelijkheden van de vierdaagse werkweek in combinatie met bedrijfstijdverlenging om zo de fileproblematiek te verlichten. Kortom, ieder is bezig vanuit de eigen problematiek een visie op de vierdaagse werkweek te ontwikkelen. Wat ik echt mis is een integrale en onorthodoxe gedachtenontwikkeling die recht doet aan de nieuwe samenleving. Het moet toch mogelijk zijn om oplossingen te zoeken die recht doen aan de belangen van alle partijen. We hebben in Nederland toch een traditie van overleg en een open oog voor elkaars problemen? Waarom is dat overleg wel mogelijk als het gaat om de lonen, over de arbeidsverhoudingen en ook over het milieu, maar niet als het gaat om een onderwerp als Dagindeling? Kunnen we er niet voor zorgen dat -in de beste tradities van ons poldermodel- ook hier belangentegenstellingen worden omgebogen in win-win situaties? Het lijkt mij de moeite meer dan waard. En ik denk dat de deskundigen in de Stuurgroep Dagindeling daar een zinnige bijdrage aan kunnen leveren. Vandaar dat ik aan de Stuurgroep heb gevraagd om over het onderwerp schooltijden in relatie tot andere ontwikkelingen die van belang zijn voor taakcombineerders advies uit te brengen over mogelijke nieuwe oplossingen en een onorthodoxe aanpak. En ik denk dat we die suggesties in de beste tradities van ons overlegstelsel moeten oppakken. De kwestie van de schooltijden, de werktijden, de winkeltijden, maakt duidelijk waar het bij het thema Dagindeling in de kern om draait. Het gaat om ontkokering, om samenwerking, om een brede aanpak. Doel van een betere Dagindeling is om de druk op taakcombineerders te verlichten en om een betere balans tussen werk en privé mogelijk te maken. Dat klinkt simpel, maar de uitwerking is niet eenvoudig. Want het vraagt om onderlinge afstemming van allerlei zaken waarvan we tot nu toe gewend waren dat die los van elkaar stonden. Het gaat niet alleen om de aansluiting tussen de werktijden en de openingstijden voor scholen en kinderopvang, maar ook om de openingstijden van andere voorzieningen, zoals ziekenhuizen en winkels. Het gaat niet alleen om de bereikbaarheid van het werk, maar het gaat veel breder ook om de ruimtelijke afstemming van wonen, werken en vrije-tijdsbesteding. Het zijn praktische vraagstukken waarvoor bij uitstek op lokaal en regionaal niveau oplossingen kunnen worden gevonden. Sleutelwoorden daarbij zijn -nogmaals- ontkokering, overleg, brede aanpak. En het is ook tegen deze achtergrond dat ik eerder heb gepleit om in het lokale bestuur het thema dagindeling zoveel mogelijk integraal te benaderen. Bijvoorbeeld door alles wat met dagindeling te maken heeft onder te brengen bij één wethouder, op vergelijkbare manier als dat in sommige gemeenten wordt gedaan op het gebied van integraal veiligheidsbeleid. Wat mij betreft is dit een zaak die de komende jaren hoog op de lokale politieke agenda mag staan. Ik twijfel er niet aan dat u zelf ook nog met andere verrassende ideeën zult komen, bovenop de interessante plannen die al zijn ingediend. In de voorstellen tot nu toe gaat het soms om de koppeling van ogenschijnlijk voor de hand liggende elementen uit kinderopvang, buitenschoolse opvang en persoonlijke dienstverlening. Daarbij gaat het om onverwachte koppelingen en kleine stapjes, maar met verrassende gevolgen voor de dagindeling van velen. Toch zijn er wat mij betreft nog een aantal witte vlekken die in de volgende subsidierondes kunnen worden ingevuld. Dan denk ik aan projecten gericht op het midden- en kleinbedrijf, aan projecten die zich in bedrijven richten op een verbetering van de werk-privé balans. Het feit dat één op de drie werknemers liever meer vrije dagen dan meer geld wil, laat zien hoe de verhoudingen veranderen onder invloed van het groeiende aantal tweeverdieners. Ik hecht ook veel belang aan projecten op het gebeid van Arbeid en Zorg vanuit een multicultureel perspectief. En ook denk ik aan projecten op het gebied van verkeer en vervoer en de ruimtelijke ordening. Om nog even op het laatste in te haken: ik vind dat in de discussies over verkeer en ruimtelijke ordening het accent nogal eens eenzijdig ligt op de spanning tussen milieu en economie. Daar wordt dan heel technisch naar gekeken. Maar er is behoefte om meer te redeneren vanuit de menselijke maat, vanuit het dagelijkse leven van de mensen. Dus ook vanuit de toenemende spanning die mensen ervaren tussen ruimte en tijd. En dan komt het thema Dagindeling vanzelf in beeld. Ik hoop dat deze zogenoemde tijd-ruimte discussie op alle overheidsfronten meer aandacht zal krijgen. Eerste uitgangspunt is een goede ordening van wonen en werken. Tweede stap is een logische clustering van functies als scholen, kinderopvang, winkels en voorzieningen van medische zorg, sport en ontspanning. In sommige VINEX locaties, zoals Leidse Rijn, IJburg in Amsterdam en Vathorst hier in Amersfoort, zit men al duidelijk op deze lijn. Ik hoop dat die voorbeelden bredere navolging krijgen. Belangrijk daarbij is dat de gemeenten de regie stevig in handen houden, ook als de uitvoering van de plannen wordt uitbesteed aan projectontwikkelaars. Tot zover mijn voorzet voor de werkconferentie van vandaag. We hebben nog een druk programma voor ons, waarin het thema Dagindeling vanuit vele invalshoeken zal worden belicht. Maar er is een duidelijke rode lijn. Het gaat bij Dagindeling steeds om het leggen van dwarsverbanden. Dwarsverbanden tussen arbeid en zorg en tussen werk en privé. En ik heb goede hoop dat de experimenten Dagindeling aan die andere manier van denken zullen bijdragen.
|