Vorig jaar sloten de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties een convenant over verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen. Naar aanleiding daarvan zag het kabinet af van dwingende wetgeving om de medezeggenschap te verbeteren. Wel zal, voor een goede uitvoering van het convenant, de Pensioen- en Spaarfondsenwet op een aantal punten worden aangepast. Het betreft het wettelijk mogelijk maken van vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur, het creëren van beroepsrecht voor deelnemersraden en een verbod op leeftijdsdiscriminatie.

De andere wijziging van de Pensioen- en Spaarfondsenwet houdt in, dat geregistreerde partners die deelnemen aan een pensioenregeling recht hebben op een nabestaandenpensioen dat in hoogte niet verschilt van dat van gehuwden. Dat betekent dat de hoogte van het nabestaandenpensioen wordt berekend vanaf het begin van deelname aan de pensioenregeling. Tot nu toe bestaat de mogelijkheid dat in pensioenregelingen de hoogte van het nabestaandenpensioen voor geregistreerde partners beperkt wordt tot de opbouw vanaf 1 januari 1998, de datum waarop een geregistreerd partnerschap mogelijk werd. De voorgestelde gelijkstelling geldt niet voor geregistreerde partners van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd voordat de voorgestelde aanpassing in werking is getreden. Dit kan gebeuren door pensionering, overlijden of ontslag. Voor deze groep blijft de huidige regeling gelden.