Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 99/106
14 juni1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Staatssecretaris Verstand: Inspelen op wensen combineren werk en privé.
Politiek en ondernemerschap hebben gemeen dat ze allebei proberen in te spelen op wat bij de mensen leeft, op waar zij behoefte aan hebben. Dat zei staatssecretaris Verstand-Bogaert van Emancipatie, Arbeid en Zorg op 14 juni in Amsterdam op de startbijeenkomst van beginnende vrouwelijke ondernemers, Entre Jeunes.

Wat de politiek betreft: met wet- en regelgeving op het gebied van Arbeid en Zorg probeert de staatssecretaris in te spelen op de wens van mannen en vrouwen om hun werk en privé-leven beter te kunnen combineren. Zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare werkdruk en een overgeorganiseerd bestaan.

Toespraak door staatssecretaris A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.g.v. de startbijeenkomst van Stichting Entre Jeunes SVE in het hoofdkantoor van ABN AMRO te Amsterdam Zuid op 14 juni 1999.

Inspelen op wat bij de mensen leeft. Inspelen op waar ze behoefte aan hebben.

Met alle verschillen is dat wat politiek en ondernemerschap gemeen hebben.

Wat leeft is dat mannen en vrouwen de keuze willen hebben om hun werk en hun privé-leven beter te kunnen combineren zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare werkdruk en een overgeorganiseerd bestaan. Wat leeft is de dagelijkse ervaring met belemmeringen die dat verhinderen. Wat leeft is de onmacht die vrouwen ervaren om écht economisch zelfstandig te worden.

Het is de opdracht van de politiek om die maatschappelijke behoefte beleidsmatig te vertalen. Niet voor niets is Arbeid en Zorg zo prominent in het regeerakkoord opgenomen. Niet voor niets heeft dat geleid tot concrete voorstellen. Voorstellen over nieuwe wet- en regelgeving. Over aanpassing van het fiscale stelsel. Voorstellen zoals over het recht om in deeltijd te kunnen gaan werken. Over meer en ruimere mogelijkheden voor verlof.

Inspelen op wat leeft. Op waar behoefte aan is.

Ondernemers doen niet anders. Dat is de grondslag van hun bestaan: risico nemen, iets nieuws bedenken, uitvoeren en op de markt brengen. Steeds meer mensen kiezen voor zo’n uitdaging. Kiezen voor het ondernemerschap om op die manier hun eigen ontplooiing en creativiteit ruim baan te geven. Het aantal ondernemers als percentage van de beroepsbevolking is gestegen van 7,4 % in 1987 naar 9,7 % in 1997. Elk jaar komen er zo’n 40.000 starters bij in Nederland, waarbij het aantal vrouwelijke starters is gegroeid tot meer dan 30%.

Startende ondernemers: ze vormen een constante bron van vernieuwing, flexibiliteit, dynamiek en werkgelegenheid. Maar dat is soms makkelijker gezegd dan gedaan.

Wat moet je niet allemaal doen om je kansen als beginnend ondernemer te grijpen?

Je moet een afzetmarkt vinden voor je product of dienst. Je moet financiering aantrekken op de kapitaalmarkt. Een bedrijfspand kopen of huren. Opboksen tegen de concurrentie van ondernemers die al een plaats op de markt hebben veroverd. En dan moet je ook nog voldoen aan de eisen die de overheid stelt.

Het zijn zaken waarvan je als beginnend ondernemer moet leren hoe je ermee om moet gaan. Daar heb je anderen voor nodig. Beter gezegd: de ervaring van anderen. Dat is de essentie van de professionele netwerken voor vrouwelijke ondernemers die in aantal toenemen dankzij de gezamenlijke inspanningen van MKB-Nederland Vrouw en Onderneming en de Stichting Vrouwelijke Entrepeneurs.

Bij de meeste netwerken ligt het accent op dóórstartende vrouwelijke ondernemers. Die worden gekenmerkt door een andere problematiek dan die van beginnende vrouwelijke ondernemers. Daarom is het verheugend dat het bestuur van de Stichting Vrouwelijke Entrepeneurs het belang heeft ingezien van een apart netwerk voor vrouwelijke beginners.

Entre Jeunes heet het netwerk, dat nu een jaar lang onder de vleugels van de Stichting Vrouwelijke Entrepeneurs heeft meegedraaid. En hoe. De dochter telt nu zo’n zestig leden en is zó groot gegroeid dat zij als zelfstandige stichting verder gaat. Het verheugt me dat ik hier nu het officiële startschot mag geven voor dit nieuwe, professionele netwerk voor startende vrouwelijke ondernemers. Dat verheugt me alleen al omdat ik weet dat steun in de eerste drie jaar voor een ondernemer van levensbelang is.

Maar er is meer waar ik blij om ben.

Dat is het feit, dat dit startschot wordt gegeven in het hoofdkantoor van ABN AMRO. Dat zegt iets over de veranderde houding van de financiële wereld tegenover vrouwelijke ondernemers. Ik vind dat daarom zo verheugend omdat het betekent dat negatieve beeldvorming en vooroordelen tegenover vrouwelijke ondernemers op dit punt sterk zijn verminderd. Want nog maar kort geleden -in 1994 - bleek uit onderzoek dat vrouwen het op dat punt juist moeilijker hadden dan mannen. Het overheersende gevoel was toen dat vrouwelijke starters een andere behandeling kregen dan mannen. Dat was ook de reden waarom mijn ministerie indertijd samen met Economische Zaken en MKB-Nederland een aantal projecten heeft opgezet, zoals ‘Vrouwelijke ondernemers en de bank’.

Ik wil nu niet een direct verband tussen die projecten en de veranderde houding tegenover vrouwelijke starters leggen. Maar het is een feit dat vrouwen niet alleen vaker gebruik maken van een bankkrediet, maar dat ze ook minder problemen hebben dan mannen om zo’n lening ook daadwerkelijk te krijgen. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Vrouwelijk ondernemerschap 1994-1997’ van mevrouw Stigter van het Economisch instituut voor het midden- en kleinbedrijf.

Dat onderzoek heb ik met interesse gelezen. Daar leer je van dat je niet alle vrouwelijke ondernemers over één kam kunt scheren, maar dat het aantal uren dat zij aan hun bedrijf besteden een belangrijke onderscheidende factor is. Zo blijkt dat vrouwelijke ondernemers die full time werken - en dat doet 40 % - even goed presteren als hun mannelijke collega’s. Dat zij er evenals de mannelijke ondernemers in slagen om groei in omzet, personeel en winst te genereren. En dat zij het in de detailhandel en de persoonlijke dienstverlening zelfs beter doen: meer dan de helft van de vrouwen boekt in de eerste drie jaar een grotere omzet dan mannen.

Alweer een verheugende constatering. Maar in het onderzoek staat ook een conclusie waar ik minder blij om ben.

Dat is de conclusie dat vrouwelijke ondernemers zichzelf lager inschatten dan hun mannelijke collega’s. Ik zei dat ik daar minder blij mee ben, maar verbazen doet het me niet. Want ook uit ander onderzoek blijkt dat vrouwen vaker dan mannen twijfelen over hun capaciteiten. En daar is dus geen enkele aanleiding voor. Zie de conclusie over de full time werkende vrouwelijke ondernemers. Zie het feit dat meisjes het in hun opleiding beter doen dan jongens. Maar kennelijk is dat negatieve zelfbeeld er generaties lang zo ingesleten, dat het moeilijk is om van dat onzinnige idee af te komen.

Full time en part time. Dat onderscheid maakt mevrouw Stigter duidelijk in haar onderzoek.

Zo blijkt dat 60% van de vrouwelijke ondernemers part time werkt. Zij doen dat bewust om op die manier werk en zorg voor een gezin beter te kunnen combineren. Het brengt mij toch weer even terug bij Arbeid en Zorg. Natuurlijk juich ik het initiatief van vrouwen toe die hun problemen met de combinatie van werk en privé hebben opgelost door te kiezen voor part time ondernemerschap. Maar lang niet alle vrouwen verkeren in de omstandigheden dat ze die keuze kunnen maken. En juist voor vrouwelijke werknemers wil de overheid met wet- en regelgeving op het gebied van Arbeid en Zorg bijspringen om het ze mogelijk te maken werk en privéleven beter te kunnen combineren.

Over de overheid gesproken. Wat kan die doen voor startende ondernemers?

Uitgangspunt is dat de overheid eraan moet bijdragen dat ondernemers in staat worden gesteld voor zichzelf te zorgen. Door het goed functioneren van markten te garanderen bijvoorbeeld. Door de bijdragen van gemeenten aan bedrijvencentra. Of door het wegnemen van regels die onevenredig belastend, ingewikkeld en tijdrovend zijn.

Vanzelfsprekend moet ook het onderwijs een belangrijke rol spelen als het gaat om jonge mensen een ‘ondernemershouding’ bij te brengen. Er gebeurt op dat punt steeds meer. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het Actieprogramma ‘Een leven lang leren’. Maar er is nog steeds te weinig aandacht voor de drie belangrijkste rollen die het onderwijs zou moeten vervullen ten opzichte van het ondernemerschap. Die zijn: het bijbrengen van een ondernemende houding, het aanleren van ondernemersvaardigheden en het overdragen van kennis over ondernemerschap als loopbaanperspectief

En natuurlijk behoort de overheid ondernemers te behandelen als alle andere burgers. Zo kunnen kleine zelfstandigen binnenkort in het ziekenfonds worden opgenomen. Wat mijn werkterrein betreft: het nieuwe recht op betaald verlof in verband met adoptie zal ook gelden voor zelfstandigen. Bekeken zal worden of zelfstandigen gebruik kunnen maken van de Wet financiering loopbaanonderbreking en van een eventueel betaald zorgverlof. Het al bestaande recht op betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt ondergebracht in de Algemene wet Arbeid en Zorg. Van de gesubsidieerde kinderopvang kunnen zelfstandigen nu onder dezelfde voorwaarden gebruik maken als werknemers.

U ziet: veel zaken zijn in ontwikkeling. Zoals ook vandaag hier een nieuwe zaak in ontwikkeling wordt gezet met het nieuwe professionele netwerk van Entre Jeunes. Dat het meisje onbelemmerd moge doorgroeien. Het moet voor haar een steun in de rug zijn dat zij deel uitmaakt van een netwerk waarin gelet wordt op haar zaak.