Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 99/90
26 mei 1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Jaarboek Emancipatie 1999: maatschappelijke herwaardering van zorg noodzakelijk.
Maatschappelijke ontwikkelingen zoals toenemende individualisering, vergrijzing en veranderende leef- en arbeidsverbanden vragen aan de vooravond van een nieuw millennium om een nieuwe benadering van zorg. Zorg moet breder worden gedefinieerd en worden ontdaan van eenzijdige associaties met vrouwelijke taken en privé-sfeer. Zorg is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van iedereen, vrouwen en mannen. Maatschappelijke herwaardering van zorg, herverdeling van zorgtaken, en betere en uitgebreidere mogelijkheden om arbeid te combineren met de zorg voor anderen zijn essentieel. Dit om zowel economisch als sociaal de uitdagingen aan te kunnen van een samenleving waarin zowel de vraag naar (schaarse) arbeidskrachten als de behoefte aan zorg toeneemt.

Dit staat in Jaarboek Emancipatie 1999, dat als thema heeft: "Wie zorgt in de 21e eeuw?". Staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het jaarboek naar de Tweede Kamer gestuurd. Volgens haar biedt het jaarboek interessant materiaal voor een maatschappelijk debat over zorg en arbeid.

Het eerste deel van het jaarboek bestaat uit een aantal artikelen van verschillende deskundigen over de plaats en het belang van zorg in onze samenleving. Iedere auteur zet vraagtekens bij de huidige stand van zaken en formuleert nieuwe gedachten over inhoud en betekenis van zorg. De teneur van de artikelen is dat er een nieuwe manier van denken nodig is over zorg, sociale zekerheid en de financiering daarvan in relatie tot een andere verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen. De nog steeds heersende vanzelfsprekendheid dat zorgtaken vooral vrouwenzaken zijn, moet van de baan. Dit is niet alleen nodig omwille van de vergroting van de arbeidsdeelname van vrouwen. Maar ook om een dreigend zorgvacuüm in een vergrijzende samenleving te voorkomen.

Uit gegevens van het CBS in het tweede, statistische deel van het jaarboek blijkt dat het aantal ouderen in Nederland de komende decennia sterk zal toenemen. Vanaf 2010 wordt de voorhoede van de naoorlogse geboortegolf 65 jaar. Vanaf dat moment neemt het aandeel 65-plussers in de leeftijdsopbouw sterk toe. Deze veranderende leeftijdsopbouw zal grote gevolgen hebben voor vraag en aanbod van zorg.

De toekomstige ontwikkeling in de samenstelling van huishoudens zal ook van invloed zijn op de toekomst van de zorg. In 1999 telt Nederland 6,8 miljoen huishoudens. Uit de nieuwe Huishoudensprognose, die het CBS vandaag heeft gepubliceerd, blijkt dat daar tussen nu en 2015 naar verwachting 0,9 miljoen huishoudens bijkomen. Er zullen dan bijna 3 miljoen eenpersoonshuishoudens zijn, dat is eenderde meer dan nu.

Ook het aantal paren zonder kinderen wordt volgens het CBS groter. Dit houdt onder meer verband met het feit dat het krijgen van kinderen steeds meer wordt uitgesteld en soms zal leiden tot afstel. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse moeder bij haar eerste kind was in 1970 nog ruim 24 jaar en is nu 29 jaar.

Het aantal paren met kinderen blijft tussen nu en 2015 constant op het niveau van ruim twee miljoen. Er zijn nu bijna 350.000 eenoudergezinnen en dit aantal zal volgens de verwachting van het CBS in de nieuwe Huishoudensprognose min of meer stabiel blijven.

Blijkens de statistische gegevens van het CBS in het Jaarboek werkte in 1997 bijna de helft van de vrouwen tussen 15 en 64 jaar, tegenover 74% van de mannen. De sterke groei van de arbeidsdeelname van vrouwen in de afgelopen jaren komt vooral doordat veel vrouwen met jonge kinderen zijn gaan werken. Hun niveau van arbeidsdeelname nadert steeds meer dat van andere vrouwen. Hun arbeidsduur is gemiddeld echter aanzienlijk korter.

Het aantal paren waarin beide partners werken is, doordat steeds meer vrouwen zijn gaan werken, sterk gestegen. In 1981 werkte 17% van alle paren met minderjarige kinderen, in 1997 was dat 42%.

Een kwart van de vrouwen en slechts één op de twintig mannen werkt in de gezondheids- en welzijnszorg. In geen enkele beroepsklasse is het aandeel van vrouwen zo groot als in de (para) medische beroepen..

Vrouwen besteden gemiddeld aanzienlijk meer tijd dan mannen aan de verzorging van anderen en aan huishoudelijke verplichtingen. Het verschil is vooral groot bij huishoudens met jonge kinderen. Vrouwen besteden gemiddeld ruim drie uur per dag aan de verzorging van anderen en ruim tweeëneenhalf uur aan het huishouden, terwijl mannen aan elk van de activiteiten ongeveer anderhalf uur per dag besteden.